tuurtaal ontwikkeld had, tot ‘beschaafde’ taal, in zo ruim mogelijke kring ingang te doen vinden en daarmee bij te dragen tot de ontvoogding van het Vlaamse volk. Anderen werkten direct op economisch terrein, voerden strijd voor betere sociale toestanden, voor meer hygiëne enz. Velen onder hen waren terzelfdertijd op verschillende gebieden actief, ook op dat van de taal.
Op een aantal particularisten na heeft de Vlaamse elite bewust aansluiting bij Nederland gezocht, omdat de taal daar op alle niveaus van de maatschappij functioneerde. De uitspraak werd nagevolgd en ook wat het woordgebruik betreft wou men zich aanpassen aan het Nederlandse normgebied. De Vlamingen stonden in een moeras van gallicismen en gebruikten tal van Franse woorden omdat ze geen andere kenden. De auto bijvoorbeeld had phares, geen lichten, freins, geen remmen enz. Er moest dus wel worden gezuiverd en soms werd ook te veel gezuiverd, maar wie zou daar geen begrip voor willen opbrengen.
Wij moeten hier ook opmerken dat het taalgebruik in Nederland door veel Vlamingen zeer bewonderd werd, wat de aanpassing makkelijker maakte. De Nederlander sprak zo goed, kende zoveel ‘eigen’ woorden, was zelfverzekerd als een musicus die het instrument dat hij bespeelt, grondig beheerst.
De Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal heeft ongetwijfeld goed werk verricht. Tal van acties heeft ze zelf ondernomen of gestimuleerd. Ze heeft mensen die hetzelfde wilden bijeengebracht, zodat zij bij elkaar steun konden vinden en gezamenlijk konden optreden waar nodig.
De laatste jaren ging de V.B.O. echter achteruit, trad een soort van verstarring op. Was het doel dan al helemaal bereikt? Zeker niet. Daar werd zowel door Vlamingen als door Nederlanders op gewezen. Maar de Vereniging had wellicht iets te laat gemerkt dat de (taal)situatie in Vlaanderen toch wel grondig gewijzigd is en dat een nieuwe generatie aan het woord (letterlijk) is gekomen. Momenteel is bijvoorbeeld meer dan de helft van de boeken die in België verschijnen, in het Nederlands gesteld. Zestig jaar geleden was dat amper 17%. Vlaanderen beschikt nu al heel wat jaren over belangrijke kranten en tijdschriften, een eigen Nederlandstalige radio, televisie enz.
De nieuwe generatie, die volledig in het Nederlands - zij het nog vaak in het dialect maar toch niet meer alleen daarin - is opgegroeid, heeft het soms moeilijk om de ouderen te begrijpen.
Ze ziet bijvoorbeeld niet goed wat dat woord ‘beschaafde’ in ‘Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal’ nog doet, bewust als ze is van het feit dat Vlaanderen een van de meest welvarende en ontwikkelde gebieden is van Europa.
Ze is veel zelfbewuster geworden, wijst dat woordje ‘beschaafd’ af als achterhaald en gaat ook op taalgebied een ietwat verschillende houding aannemen. Ze begrijpt bijvoorbeeld niet waarom men zich zou beperken tot imiteren van het Noordnederlands taalgebruik, want ze wil meebouwen aan de gemeenschappelijke taal. Ze weet onder meer dat in de Zuidnederlandse streektaalen een schat aan uitdrukkingen ligt opgeslagen die het Nederlands kunnen verrijken en waarmee ze de verschraling, verkilling in de taal waarop ook door zoveel Nederlanders wordt gewezen, kunnen tegengaan.
Soms, wanneer nieuwe begrippen en dingen met een vreemde naam ons taalgebied binnenkomen, blijkt dat er in het Noorden geen eigen woord voor gevonden wordt en dat er in het Zuiden wel een te voorschijn komt. De jongere generatie meent dat dit woord dan ingang moet kunnen vinden in de Algemene Taal. Let wel, het gaat hier niet om een groep particularisten - die zijn er natuurlijk ook nog, overal trouwens, niet alleen in Vlaanderen - maar om mensen die bewust gekozen hebben voor het ene Nederlands van Noord en Zuid.
Hun houding is positief.
Toch moet erop gewezen worden dat zij veelal ietwat verschillend staan tegenover Nederland. Velen vinden dat de Nederlanders enigszins achterop geraken in een evolutie die elders in Europa zogoed als overal duidelijk te merken valt. De beweging die op schaalvergroting is gericht, die ons onder meer - zij het aarzelend - naar een grotere entiteit voert, naar het Verenigd Europa, gaat immers bijna overal gepaard met het inzicht dat ‘small beautiful’ is. Overal zien wij dat de eigenheid, de liefde voor eigen taal en cultuur, weer en terzelfdertijd op de voorgrond komen.
Is dat ook zo in Nederland? Veel Vlamingen en blijkbaar ook heel wat Nederlanders menen dat het wel beter kon. Zij krijgen bijvoorbeeld het gevoel dat al te nonchalant met de eigen taal wordt omgegaan, dat niet een deur maar dat de poorten wagenwijd worden opengezet voor vreemde woorden, dat aan de eigen taal gehecht zijn en ze willen verzorgen zo makkelijk als belachelijk wordt aangevoeld, als ‘nationalistisch’ en dus verwerpelijk.
Hoe dan ook, de bewondering voor het Nederlands in Nederland is ongetwijfeld wat verminderd in Vlaanderen. Al wie bij ons vaak over taal praat, kan dat ervaren.
Tezelfdertijd is de overtuiging aan het groeien dat Vlaanderen voor de zaak van het Nederlands al heel wat heeft gedaan en dat wij een soort van voorhoede vormen die er mee voor zorgt dat het Nederlands zich als volwaardige middelgrote taal kan handhaven. En heel wat Nederlandstaligen in België willen nu dan ook volwaardig mee gaan spelen. Zij weten dat de norm in het Noorden ligt en aanvaarden dat: elke taal heeft haar normgebied. Maar ze achten absolute eenvormig-