Amsterdams
Ik heb als geboren en getogen Amsterdammer de publicaties in Onze Taal april 1975 over het Amsterdams (een tààl natuurlijk, geen dialect) met belangstelling gevolgd. Aangezien de praktijk er is om de theorie te ondersteunen hierbij een paar kleine voorbeelden hoe illustratief dat Amsterdams is en wat voor misverstanden er met die taal kunnen ontstaan.
In Amsterdam-West achter de Spaarndammerdijk speelde een der fijnste en meest sportieve clubs, die ik ooit heb leren kennen: D.W.S. Dat betekende Door Wilskracht Sterk. Ze hadden ook een visclub, die natuurlijk dezelfde letters moest hebben. Dat kón, want die moest dan heten De Woeste Stekel. Goed. Met de A.F.C.- veteranen speelde ik een wedstrijd tegen de D.W.S.- veteranen en het zat ons schandalig mee. Alles lukte en onze gastheren lukte niets. Rust 3 - o voor ons. Vlak na de rust een schot van niets, maar dat dendert óók in het doel - stand: 4 - o. En toen zei één van de backs tegen zijn keeper: ‘Sèt nou je neus maar af, want de brùloft is afgelaupe.’
Op een prachtige zomerochtend liep ik langs de Keizersgracht voor een ‘belangrijke vergadering’. Ik had een echt mooi zomerpak aan. Mijn vrouw had mij een beetje opgepoetst - ik ben nonchalant - en gezegd: ‘En kom nou niet thuis met koffievlekken en sigarettenas op dat pak.’ Aan de Keizersgracht lag een binnenschip te laden uit een pakhuis, dat door een lange ‘slang’ lading aan boord stuwde. Op een gegeven moment knapt die slang en ik krijg een portie rommel over mijn linker arm - van dat móóie pak. De arbeider, die daar de zaak regelde, neemt zijn ‘sjekkie’ uit zijn mond en zegt: ‘Jao, meister, in de Bilt noeme ze dat plaotselijke bûje.’
Ik stond ‘aan steen’ op de zetterij en was verantwoordelijk voor de opmaak van enige pagina's. Tegenover mij twee typografen - er zijn geen bétere dan de Hollandse - die ‘het lood’ zouden krijgen en dan overleg zouden plegen. Maar het duurde even en Jan zegt tegen Piet: ‘Seg, je gaat tóch met die weduwe trouwen, hè?’ - - ‘Jawel en wat sou dat?’ - ‘Nou, ik heb 'r gezien en ik vind er geen pest an.’ - ‘Ze heeft huize.’ - Nu bleef het toch even stil. Jan dacht even diep na en zei: ‘Verrek, dat wist ik niet - wát foor huise?’ - ‘Nou,’, zei de bruidegom, ‘da's nogal wiedes, wérkhuise.’
Het aardige is naar mijn idee, dat er dan vooral niet gelachen wordt. Dat moet je niet doen, want dat zou misschien beledigend zijn. Want Amsterdams is niet alleen een taal, maar ook een mentaliteit.
Nu kan het ook wel eens moeilijk zijn en daarvan dit staaltje. Járen geleden kregen mijn collega Kick Geudeker en ik een gewéldig idee: Alle kranten stonden vol van de grote clubs, van Ajax, Blauw Wit, D.W.S. en zo, maar wie denkt nu eens aan de kleine clubs, die daar ergens in de Vierde Klas spelen of in de plaatselijke Afdeling? Een gewéldig idee - financieel weinig succes gehad, integendeel, maar het idée was goed, dat houd ik nóg vol. En zo was ik op een zondagmiddag bij een wedstrijd geweest van de 2e Klasse Afdeling Amsterdam en ik had een boeiende reportage gemaakt. In dat verslag stond: ‘De spil van de thuisclub kan het bij goede training ver brengen. Het spijt ons, dat hij - toen zijn club ging verliezen - “bad loser” was.’
Een paar dagen later werd ik opgebeld door de secretaris van de voetbalbond: ‘Zeg, er is een klacht tegen je uitgebracht. Van die club, waar jij zondag was. Weet je, wat die schrijft? Moet je even horen: ‘Bij onze wedstrijd was verslaggever Wijnand. Wij hebben dat sportblad gelezen. Wij zijn goede sportmensen en kunnen tegen ons verlies. Maar wij laten onze spil niet uitmaken voor bed-wateraar. Dit némen wij en daarom dit protest.’ Fijn, als u de Amsterdamse taal ook fonetisch kent, want dan begrijpt u zonder meer dat ‘bad loser’ dus begrepen was als ‘bedwateraar.’
Nu ziet u maar weer ens, wat er met talen kan gebeuren. - ‘Maar wat moet ik nou dóen?’ zei de secretaris van de voetbalbond. ‘We kunnen jou levenslang schorsen of aan die club zo'n boekje van twee kwartjes sturen: Engels in zes weken. Maar ik vind het allebei niet zo best.’ - Goed, we kwamen tot een oplossing: de zetterij had het gedaan. De bond had opgevraagd, wat ik had geschreven en daar was niets op aan te merken maar de zetterij had een fout gemaakt. Hoogachtend...
Tja, Amsterdams is een taal, maar je kan er wel wat mee beleven.
J.H. Wijnand, Den Haag