Onze Taal. Jaargang 36
(1967)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdEerste bedrijfIzaak en Hendrik bevinden zich in een nederige kamer. Hendrik leest een stukje voor uit Onze Taal van oktober 1966, pagina 40.
Izaak. Die man schrijft dat nu wel, maar ik vind dat je u bent moet zeggen. Hendrik: Nee hoor, u is. Izaak: Dan zeg je zeker ook u zal. Hendrik: Nee, ik zeg u zult. Izaak: Vin je dat mooier? Hendrik: Och... Izaak: Maar zie je daar geen inconsequentie in? Hendrik: Hoezo? Izaak: Nou, u zult, dat is toch een tweedepersoonsvorm en u is een derdepersoonsvorm? Hendrik: Inconsequentie mijn hoed. Ik zeg gewoon u is, u heeft, u zult en u kunt; en al ga je nou op je kop staan, daar blijf ik bij. Izaak: (tegen het publiek): De eerste impasse is bereikt. | |
Tweede bedrijfHendrik zit aan tafel. Izaak loopt ongedurig heen en weer, aan emoties ten prooi. Ineens knipt hij met de vingers alsof hij iets gevonden heeft, knipoogt tegen het publiek, en gaat zogenaamd onschuldig aan de tafel bij Hendrik zitten.
Izaak: Hendrik... Hendrik: Ja, Izaak? Izaak: Ik heb hier een mooi zinnetje voor je. Luister je? Zo is 't zinnetje: Daar loopt de man die u geslagen heeft. Hendrik: Daar loopt de man die u geslagen heeft. Izaak: (fel) Wie heeft nu geslagen? Hendrik: Nou, die man natuurlijk Izaak: Neeneeneen, het kan evengoed die u zijn. Hendrik, Neen dat kan niet. Izaak: Ja, dat kan wel, want er staat u heeft, en je zegt zelf ook altijd u heeft, heb je gezegd. Hendrik: Dat kan wel zijn, maar in dit geval gaat dat niet op. Als ik zo'n zinnetje ging maken zou ik, om abuizen te vermijden, een andere formulering gebruiken. Izaak: Hoe dan? Hendrik: Nou, ik zou schrijven Daar loopt de man die door u geslagen is... Izaak: (tegen de zaal) Tante Doortje! Hendrik: Of ik zou zeggen de man die u geslagen hebt, dan ondervang je ook misverstanden. Izaak: (probeert triomf te onderdrukken) u hebt, u hebt, u hebt (laat 't over zijn tong rollen als wijn van een goed jaar)
Hendrik: ‘......’ (heeft er niet van terug) Izaak: Tja (grijns naar publiek) Hendrik: Ja (ineens nijdig, naar woorden zoekend) ga daar nou geen conclusies aan verbinden. Ik heb toch gelijk, want uitzonderingen bevestigen de regel. (buiten adem) Ja, zo kun je iedereen er wel in laten stinken. (kijkt stom rond). Izaak: (werpt een blijk van verstandhouding naar publiek) De teerling is geworpen.
Korte pauze. | |
Derde bedrijfDezelfde eenvoudige kamer in dezelfde nederige stulp. Izaak zit onschuldig een kruiswoordpuzzel op te lossen. Hendrik loopt verongelijkt onrustig heen en weer. | |
[pagina 40]
| |
Izaak: U is een persoonlijk voornaamwoord, hè? Hendrik: Ja, u is een persoonlijk voornaamwoord. Izaak: Weet je zeker dat u geen bezittelijk vnw. is? Hendrik: Waar wil je heen? Dat weet je net zo goed als ik. U is een persoonlijk vnw. U heeft hier geen w, u is dus niet bezittelijk. Izaak: Waar ik heen wil? Naar onze ouwe vrinden u is en u heeft. Hendrik: Begin je weer? Jij moet ook altijd gelijk hebben. (loopt mismoedig heen en weer, ziet 't niet) Izaak: (puzzelt door, kijkt dan op) U is de 21ste letter van het alfabet, hè? Hendrik: Ja, dat zal wel. Even tellen (mompel, mompel). Ja, u is inderdaad de 21e letter. (vermoedt adder onder het gras). Moet je dat ook al voor die puzzel van je weten? Izaak: Niet voor die puzzel, maar voor deze bandopname (haalt verborgen recorder voor den dag). Ik zal hem us even terugspelen. Moet je goed opletten op je eigen woorden (onderstreept met wijsvinger Hendriks woorden die uit de recorder klinken:) Hendriks stem: U is een persoonlijk voornaamwoord. U heeft hier geen w, u is dus niet bezittelijk. U is de 21ste letter. (recorder uit). Hendrik: (geïntrigeerd) Nou en? Izaak: Je zegt een paar keer u is en u heeft... Hendrik: (in de verdediging) Ja, maar dat zei ik niet van personen. Als 't om mensen ging, had ik gezegd u hebt en u bent. (Kijkt onthutst de zaal in, verbleekt, voelt zich in de val gelopen, begint te lachten). Verrek zeg. U is de zoveelste letter en u bent meneer Dinges. U heeft geen w en u hebt geen paraplu (laat u hebt en u bent over de tong rollen als een slok wijn van een goed jaar) U hebt... u bent... (lacht bevrijdend, geeft zich gewonnen) (tegen Izaak:) U bent een gemenerik en u hebt vervelende trucjes. Izaak (grijnzend): Zeg maar jij... (knipoogt naar het publiek): U hebt 't gehoord, de afgang van de regenten. En uw applaus zal bevestigen dat u overtuigd bent.
DOEK VALT
APPLAUS (?) T.M.F. Steen,
Bussum. |
|