Een persoonlijk woord
(H.P.) Het bestuur van het Genootschap Onze Taal heeft behoefte in deze kolommen even stil te staan bij het feit, dat aan de redacteur van het orgaan en de directeur van het bureau van het Genootschap, de heer Jan Veering, op dinsdag 28 juni de graad van doctor in de letteren aan de Universiteit van Amsterdam is verleend. De plechtigheid werd voltrokken in de aula van de Universiteit, tijdelijk in de Lutherse Kerk aan de Singel, een gewijde omgeving, passend voor de grote gebeurtenis, die een promotie toch altijd is. Het was er vol, met vrienden en bekenden en de familie natuurlijk. Het bestuur van het Genootschap was vrijwel volledig aanwezig. De hooggeleerde heren, ten overstaan van wie (toen nog) doctorandus Veering zijn proefschrift en zijn stellingen moest verdedigen, hebben het hem niet moeilijk gemaakt. Hij moest wel even wat verduren, in ernst en luim, maar hij weerde zich rustig en bedachtzaam. Zijn academisch proefschrift was gewijd aan ‘mogelijkheden en moeilijkheden van taalverzorging’. Het is een gedegen werk geworden, een machtige samenvatting van alles wat er de laatste decennia op het gebied van taalverzorging in ons land is gedaan en gegroeid. Het moet jaren van (vrije tijds) arbeid hebben gevergd.
Alhoewel in het proefschrift de pogingen tot taalverzorging op alle terreinen van onze werkende maatschappij worden behandeld en geboekstaafd, is een groot aantal bladzijden gewijd aan de oprichting, de groei en de ontwikkeling van ons Genootschap, welks geschiedenis als het ware van de wording tot op het heden tot in bijzonderheden wordt beschreven. Hoezeer dit het bestuur (in alle bedeesdheid) tot blijdschap stemt, het is niet de enige reden, waarom het bij deze gebeurtenis een kanttekening heeft willen maken. De voornaamste reden is, dat het bestuur deze gelegenheid wil aangrijpen, om Dr. Veering zijn bewondering en dankbaarheid te betuigen voor zijn hoogst belangrijke arbeid (voor de taalverzorging), niet alleen gegeven aan het orgaan, maar vooral ook aan de tweejaarlijkse congressen, waarvan hij de ziel, de inspirator en de organisator is. Hij doet alles wel altijd in overleg en samenwerking met het bestuur, natuurlijk, maar dit wil er nu wel eens een keer op wijzen, dat zonder dr. Jan Veering het welslagen, waarover wij ons zozeer verheugen, niet zó overtuigend geweest zou zijn. Het bestuur hoopt, dat ‘de jonge doctor’ nog lang de bindende, stuwende kracht in het werk van het Genootschap zal kunnen blijven.