Autowegen
De dingen waarmee we dagelijks moeten omgaan, hebben namen. We duiden ze niet aan met cijfers. Een cijfer registreert, geeft een bepaalde orde aan; een naam noemt eigenschappen, wekt herinneringen op, schept gedachtenassociaties.
Een naam blijft langer in het geheugen: je vergeet eerder het nummer in een straat dan de naam van een straat. Eigenlijk zou men in plaats van telefoonnummers telefoonnamen moeten hebben, maar met de combinatie-mogelijkheden van de tien letters zouden er te veel op elkaar lijkende en te veel onuitspreekbare namen komen.
Prof. dr. C.A. Zaalberg heeft erop gewezen (Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1965, blz. 9) dat de autowegen namen behoren te hebben in plaats van nummers. Hij vermeldt de Zuiderzeestraatweg en meent dat aan namen als de Piet Hein of de Willemien gedacht zou kunnen worden.
Wij geloven dat hij volkomen gelijk heeft. Of het nu juist namen moeten zijn zoals hij voorstelt, is een tweede punt, maar van de cijfers moeten we af.
Men kan de verplaatsingsdrang van de moderne mens betreuren, men kan de afgrijselijke files ronkende auto's verfoeien, maar een feit blijft dat het gemotoriseerde verkeer in onze samenleving onmisbaar is geworden. Rondom dat verkeer over de ‘grote weg’ is langzamerhand een aparte terminologie aan het ontstaan: wegenwacht, praatpaal, snijden, vangreels, oprit, liften, kruiper, wegpiraat, vluchtstrook, pijltjesridder, kettingbotsing, bermtoerisme (om van bermprostitutie nog maar te zwijgen). Niet gezwegen behoeft te worden over de jongste aanwinst; het eufemisme in stafrijm: sanitaire stop.
In deze woordenwereld horen namen thuis. Wat Oudenrijn is, weet ieder. Je hoeft daarvoor niet eens in een auto gereden te hebben: op een warme zaterdag of zondag naar de nieuwsberichten luisteren is genoeg. Hoe weinigen van hen die daar misschien zelfs dagelijks, stotterend langs de stoplichten, het rondje draaien, zullen de nummers kennen van de vier autowegen die daar samenkomen? En al zou u horen dat het bijvoorbeeld 4, 7, 12 en 19 zijn, over een paar uur zou u die cijfers vergeten zijn...
Neem eens de proef op de som en vraag aan autorijders waar rijksweg 1 of rijksweg 14 is. Duizenden rijden iedere dag over de weg Breda-Tilburg-Eindhoven zonder te weten dat het rijksweg 63 is. En al zouden ze zich daarvan bewust zijn, die kennis ‘doet’ hun terecht niets. Rijksweg 42 gaat van Groningen naar Nieuweschans, rijksweg 24 van Arnhem naar Ede, rijksweg 4a van Amsterdam over Voorschoten naar Den Haag. U wordt er koud noch warm van: u bent de nummers in een paar minuten weer kwijt.
Autowegen zijn voor de Nederlanders, uit economisch oogpunt, tenminste even belangrijk als, zo niet nog belangrijker dan de rivieren. Rivieren hebben namen. We hebben ze als kind geleerd, we hebben ze opgedreund in de klas, er proefwerken over gemaakt. We waren al vroeg vertrouwd met de Linge, de Dommel, de Berkel, de Regge, de Vecht; we wisten waar ze ontsprongen, welke plaatsen eraan lagen en waar ze naartoe stroomden. Zo ook de kanalen, door mensenhand gegraven: de Zuid-Willemsvaart, het Noordhollands kanaal (de bocht van Purmerend!), het Meppeler Diep. Bij het toelatingsexamen voor de middelbare school konden we feilloos de vraag beantwoorden: langs welke waterwegen gaat een schipper van Groningen naar Nijmegen? Door de zorgen van de ANWB staan bij de bruggen witte borden met blauwe waterlijnen en de naam van het water dat eronder stroomt.