afhangt, niet meer werken is (dat met hebben wordt vervoegd), maar b.v. komen (dat met zijn wordt vervoegd), zal het zojuist aangegeven nuanceverschil ook in het hulpwerkwoord tot uiting komen.
a) Men gebruikt hebben, wanneer de gedachte door het modale werkwoord uitgedrukt, in betekenis overheerst:
- Wij hebben de problemen gesteld; verder hebben we niet kunnen gaan.
- Hij heeft niet mogen toetreden als lid.
b) Men gebruikt zijn, wanneer de van het modale hulpwerkwoord afhankelijke infinitief in betekenis overheerst:
- Wij zijn niet aan de indruk kunnen ontkomen dat..
- Mijn inzicht is al die jaren onveranderd kunnen blijven.
- Ik ben er niet voor durven uitkomen.
N.B. 1. Dit verschil tussen ‘Ik heb moeten...’ en ‘Ik ben moeten...’ kan vrij duidelijk voelbaar worden gemaakt door een vergelijking met trachten: Ik heb getracht te ontkomen, naast: ik ben trachten te ontkomen. Hier heeft het nuanceverschil ook op de vorm van het modale werkwoord zijn invloed.
N.B. 2. Soms zal het verschil miniem zijn, en kan men zich evengoed op het ene als op het andere standpunt stellen:
- Hij is (heeft) niet durven komen.
- Meer heb (ben) ik er niet over te weten kunnen komen.
2. Er kan moeilijk aarzeling bestaan wanneer de gedachte aan het werkelijk gebeuren der bedoelde handeling uitgesloten wordt. Hier overheerst uiteraard het modale hulpwerkwoord, waarbij dit overheersen ook soms door een klemtoon in de intonatie kan worden uitgedrukt.
- Hij heeft willen komen. (Maar het is bij een voornemen gebleven).
- Hij heeft mogen toetreden. (Maar heeft het niet gedaan).
Prof. Pierre Bracchin uit Parijs stuurde ons zijn artikel ‘Remarques sur un emploi curieux de l'auxiliaire zijn en néerlandais’, verschenen in Mélanges de linguistique et de philologie. Hij heeft een onderzoek ingesteld naar het gebruik van hebben en zijn in uitdrukkingen zoals de omstredene. Het resultaat van dat onderzoek toont aan dat er een zekere geografische verspreiding bestaat van de zijn-gebruikers en de hebben-gebruikers: de vormen met zijn komen niet voor in het noorden, het oosten en in het centrum. Verschil in betekenis wordt niet gevoeld. Het is ook niet mogelijk om precies aan te geven in welke positie zijn het meeste optreedt.
Een ander geval is het gebruik van had en hadden in de zogenaamde irrealis: hij had wel willen komen, maar..., hij had wel mogen gaan, maar... Over dit gebruik van hebben in de verleden tijd heeft Onze Taal wel eens meer iets meegedeeld. ‘Hij had zeker gekomen, als hij maar...’ De ervaring heeft geleerd dat maar heel weinig mensen willen erkennen dat ze zo'n zin zeggen.
Nu de regel. Hij lijkt ons zeker niet verwerpelijk voor mensen die op dit punt onzeker zijn. Gesproken komt de vorming met drie of meer werkwoordsvormen niet zo veel voor; men zal trouwens, al sprekende, niet weifelen: hebben of zijn is al gezegd voor men het weet. De juffrouw die - na voor een muis weggerend te zijn - zich verontschuldigde met ‘ik zou jou wel eens hebben willen zien zitten blijven kijken’ is een papieren juffrouw.