Gents
In een openbare instelling, op een leesavond georganiseerd door een overigens heel beminnelijk en interessant genootschap voor de verspreiding der Franse cultuur. Een der bezoekers zoekt zijn sigarettepeuk kwijt te raken en vraagt de suppoost, wijzend naar een lege sierpot van koper:
- Es da ne sandriee?
- Nee mijnheer, zegt de suppoost vriendelijk, maar u kan de peuk in het toilet gooien.
- Mersie, zegt de bezoeker, en onderzoekend: Zadega vanier nie?
- Waarom? vraagt de suppoost beleefd.
- A omdade ga gien Gens espreekt.
- Onze directeur staat erop dat zijn personeel beschaafd probeert te spreken, zoals minister Vermeylen dat trouwens heeft verlangd van alle openbare instellingen. Maar ik dacht dat u niet hiervandaan was.
- Ikke, ne gebore Gentenirre, en worom dade? vraagt de bezoeker onthutst.
En de suppoost:
- Omdat u daar toch Frans stond te spreken.
De bezoeker heeft niet aangedrongen. 's Anderen daags was de suppoost een beetje bang misschien brutaal te zijn geweest. Ik heb hem gefeliciteerd, de humorist!