Men, we, je, ze
De wetenschap dat in andere landen de gelijke principiële problemen bestaan in de strijd om de ‘taalzuiverheid’ als in ons land, kan ons troosten. Blijkbaar is het met het Nederlands tòch niet zo uitzonderlijk vreemd gesteld als we dachten. De Duitsers twisten al sinds jaar en dag over ‘grösser wie’ en ‘grösser als’; in dat land heeft de ‘Sprachdienst’ verklaard (tot veler ontzetting....) dat de eerste uitdrukking goed is. De Engelsen zijn het oneens over ‘different than’ en ‘different from’...
Naar aanleiding van dit laatste twistpunt maakt H.P. Guth in zijn onlangs verschenen boek Words and Ideas (San Francisco, 1959) een behartenswaardige opmerking. Op blz. 9 zegt hij:
‘Daar de normen van correctheid tot op zekere hoogte een zaak van conventie zijn, zijn ze onderhevig aan een bepaalde mate van variatie. Vooral in de laatste jaren hebben nieuwe methoden en nieuwe resultaten in de taalkunde geleid tot een herbeschouwing van beginselen en regels die vroeger algemeen waren aanvaard. De tegenwoordige taalkundigen zijn erin geslaagd (of zijn op weg erin te slagen) om conventionele bezwaren tegen een aantal uitdrukkingen of constructies in de omgangstaal en het informele schrijven van ontwikkelde personen uit de weg te ruimen. (...) Uw probleem zal zijn: duidelijk en doeltreffend te schrijven zonder een indruk van ‘domheid’ te wekken bij behoudzuchtige lezers en zonder een indruk van aanstellerij en waanwijsheid te wekken bij vrijzinnige lezers.
In de Engelse tekst staat ‘without seeming half-educated to conservative readers and without seeming affected or pedantic to liberal ones’. Aan deze wijzer naar de gulden middenweg moesten we denken, toen we het volgende probleem kregen op te lossen. Iemand had in een zakelijk, voor een directie bestemd verslag over een bedrijfsorganisatorische kwestie geschreven: dan krijg je de indruk, dat enz. Hij werd hevig aangevallen om dat ‘vulgaire’ woordje je en werd min of meer gedwongen om de zinsnede te veranderen in: dan krijgt men. Is mijn je verkeerd Nederlands? Zo luidde zijn vraag aan ons. We hebben eerst geprobeerd om het antwoord te ontwijken door te zeggen: als u met zekerheid weet dat uw opdrachtgever zich stoot aan dit je, dan lijkt het ons verstandig om met de opvatting van uw lezer rekening te houden en men te schrijven. De vrager hield echter voet bij stuk. Is dit je fout of niet? Het is niet verkeerd, hebben we toen gezegd, het is goed Nederlands.
Men heeft een onbepaalde betekenis: de mensen in het algemeen. Het kan ook de spreker zelf insluiten. ‘Dan krijgt men de indruk’ kan betekenen: de ‘anderen’ krijgen de indruk; u en ik en allen die zich hiermee bezighouden, krijgen de indruk. Het verband van de zin, de gehele tekst bepaalt de betekenis; gevaar voor verwarring dunkt ons vrijwel uitgesloten te zijn. Naast men, als uitdrukking voor de ‘onbepaalde persoon’, bestaan we, je en ze, woorden die eveneens dienst moeten doen als ‘verzwakte’, onbeklemtoonde vormen van wij, jij, jou(w), zij. We en je zijn dan men in de betekenis van ‘u en ik en de anderen’; ze is men in betekenis van ‘de anderen’.
We krijgen een strenge winter.
Daar sta je als mens anders tegenover.
Ze zeggen dat het mag.
Het onderscheid in betekenis tussen de drie is ongetwijfeld verfijnder dan wij hier globaal weergeven. Nauwkeurige waarneming van de gesproken taal kan ons dat leren. En men in de gesproken taal? Het WNT zegt in 1913: ‘Tegenwoordig is men in de Hollandsche spreektaal onbekend: men gebruikt een zin met je (..) of ze (..); in Z.N. is men gewoner (..), doch niet overal, niet b.v. in Vlaanderen.’
Nu lijkt het ons wat sterk om te veronderstellen dat men nooit in de gesproken taal voorkomt; wel zal het minder in een vlot gesprek dan in een discussie op