Parasiteren
1. | Is parasiteren over- dan wel onovergankelijk, en moet dus gezegd worden: insekt A parasiteert insekt B, dan wel: parasiteert op insekt B? of mag beide? |
2. | Is overgankelijk gebruik ontoelaatbaar en daarmee eveneens: A heeft B geparasiteerd, B is geparasiteerd door A; is dan wel aanvaardbaar: A heeft B beparasiteerd, B is beparasiteerd door A? |
3. | Is goed: parasitering door A, parasitering van B, of moet het nu zijn: beparasitering? Of mag beide? |
(Red.) 1. Voor zover wij in woordenboeken en in enige biologische handboeken hebben kunnen nagaan, is parasiteren een onovergankelijk werkwoord; betekenis: als een parasiet leven. Daarmee vervalt de mogelijkheid A parasiteert B en moet het zijn A parasiteert op B. 2. We geloven dat parasiteren zich geheel zal ontwikkelen tot een overgankelijk werkwoord: dat ligt voor de hand; de betekenis brengt die ontwikkeling met zich mee. Parasiteren is niet zo maar leven; er is een object dat dit parasiteren ondergaat en daarmee is de stap naar het overgankelijke werkwoord gedaan. In dat geval is beparasiteren niet nodig. Als we moeten kiezen, liever: parasiteren overgankelijk maken dan het ietwat logge beparasiteren toelaten.
3. Als het werkwoord onovergankelijk is, kan het er bijbehorende zelfstandig naamwoord niet de aanwijzing met door verdragen. Niet: de slaap door hem, de strijd door hem, de aankomst door hem, maar: de slaap van hem, de strijd van hem enz. Bij overgankelijke werkwoorden kan van dubbelzinnig zijn: het uitschelden van de meester: de meester wordt uitgescholden of scheldt uit (meestal is zo'n dubbelzinnigheid maar theorie, omdat een zin altijd in een ‘verhaaltje’ is geplaatst dat de samenhang verduidelijkt). Welnu, hier brengt door, het voorzetsel van de lijdende vorm, redding. Dus
A parasiteert B
B wordt geparasiteerd door A
de parasitering van B door A