(in de) war, (het is) waar, ik vaar, var(ken). Het onderscheid tussen ch en h valt hem lastig: hij zegt ‘gechort’ in plaats van ‘gehoord’. Daar de klemtoon in het Nederlands voortdurend verspringt, kan hij in het begin slecht de grenzen tussen de woorden vaststellen. Een Hongaarse student in Delft schreef in een dictaat: vreivinver rigtin velugu valu nutugu funkcsi. Er is wel enige taalkennis voor nodig om hier uit te halen: wrijving verricht in vele gevallen een nuttige functie! Het voorbeeld geeft ons ook enige aanwijzingen voor de spellingraadsels. Hoewel het Hongaars geenszins een gemakkelijke spelling heeft, vindt de Hongaar in het ‘vereenvoudigde’ Nederlands een groter aantal valstrikken dan in zijn eigen taal: de ei-ij, g-ch, d-dt-tt-t-dd, de -en waarvan de n niet te horen is, de ‘toonloze’ u, die beurtelings als e, i, u, ij en ee wordt geschreven (‘een nuttige lelijkerd’). Voor hem is het een schrale troost te weten dat de Nederlandse spelling in dit opzicht heldere champagne is vergeleken met de modderpoel van de Engelse spelling. Iedereen is gewend vanuit zijn eigen systeem te denken. Waarom schrijf je een u, kunnen wij een Duitser vragen, als je een oe zegt?
De Nederlander is er al heel vroeg aan gewend met vreemde talen om te gaan, hij leert ze op school, hoort ze in de radio, gebruikt ze meer te onpas dan te pas. Het Hongaars heeft maar weinig vreemde woorden; de tegenwoordige jonge generatie spreekt zo goed als geen enkele vreemde taal. Zelfs internationale woorden zijn veelvuldig Hongaars. Paspoort, restaurant, soldaat, kardinaal zijn met kleine, verwaarloosbare verschillen in de Europese talen gelijk, de Hongaarse woorden zijn: útlevel, étterem, katona, biboros. In vele woorden van de indo-europese talen ziet men enige samenhang, ze geven houvast. Het telwoord drie is in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans en Zweeds: drei, three, trois, tre, tres, tre. Het Hongaars heeft.. ‘háram’. Vliegen is in dezelfde volgorde: fliegen, fly, voler, volare, volar, flyga. Het Hongaars heeft.. ‘repülni’. Men heeft een gevoel in de ruimte te zweven: het woord had er net zo goed andersom kunnen uitzien. Welnu, precies dat zelfde gevoel heeft de Hongaar tegenover het Nederlands. Elk woord is vreemd. Hij hoort er vijftig, zestig nieuwe per dag, hij onthoudt er maar twee of drie van. De grote woorden zijn onoverzichtelijke klankcomplexen: bestedingsbeperking, onwetenschappelijkheid. (Let eens in deze woorden op de waarde van de e en de ij). De kleine woorden neemt hij gauw genoeg op, maar waar zal hij ze plaatsen in een enigszins aanvaardbare zin? Hij vraagt wat dat blijkbaar onmisbare klanksplintertje er, 'r nu eigenlijk wel betekent. Tja, zegt de Nederlander, wat betekent ‘er’? Er wordt gedanst, er is niemand, hij ziet er goed uit, ik denk er niet aan, er was er eens, ik heb er eentje, ik zie er geen gat in.. De ijverige Hongaar zoekt in een gedrukte tekst tevergeefs naar ie, maar hij
hoort het de hele dag: daar gaat-ie, waar loopt-ie, dat doet-ie, kanniedannie (men spelt dit: kan hij dan niet).
Maar al deze moeilijkheden zijn nog de flauwste flauwigheden vergeleken bij de wirwar van de Nederlandse spraakkunst en zinsbouw, wirwar dan vanuit Hongaars standpunt. Kinderspel is nog dat onze taal twee lidwoorden kent, het en de, met enige overblijfselen van buiging als des en der en een aanduidingsysteem met hij en zij dat - blijkens van hoger hand verstrekte regels - zelfs de inboorling niet zonder moeite kan toepassen. De Hongaar kent maar één lidwoord. Dat alle Nederlandse woorden op -je ‘het’ zijn, helpt hem een klein eindje, maar met die kennis wordt hij niet wijs uit ‘het woord’ en ‘de moord’. Hij komt daar echter wel over heen. Met de woord en het moord is hij zeker niet onverstaanbaar. Maar wat moet hij met ons ‘hebben’ en ‘zijn’? Het zijn twee woorden die bij de tien meest gebruikte van onze taal staan. Het Hongaarse zijn (‘van’) komt niet voor in ‘de jongen is groot’ of ‘hij is gekomen’. Het wordt ‘de jongen groot’ en ‘hij kwam’. ‘Zijn’ wordt gereserveerd voor een omschrijving van het idee ‘hebben’, een werkwoord dat in het Hongaars in het geheel niet bestaat. ‘De arme man heeft niets’ wordt vertaald met ‘aan de arme man is niet zijn niets’. ‘Hij heeft mooie boeken’ wordt ‘szép könyvei vannak’ = ‘mooie boeken-aan-hem zij zijn’. Een opwekkende denksport.
Bij de voornaamwoorden stuit men op gelijksoortige moeilijkheden. Sommige verschijnselen bestaan in het Hongaars wel, in het Nederlands niet en omgekeerd. Zo kent de Hongaar geen eigenlijk bezittelijk voornaamwoord. Hij drukt het bezit uit met een achtervoegsel: heerlijke rijtjes voor enkelvoud en meervoud. Ház is huis, házam mijn huis, házatok jullie huis. Nog een beetje afwisseling daar de klinkers moeten harmoniëren: kép is beeld, képem mijn beeld, képetek jullie beeld. Draai nu de zaak eens om en bekijk op een achtervoegselmanier onze Nederlandse voornaamwoorden eens: jullie huis, het huis van jullie, jullie komen, ons huis, van ons, hij ziet ons, we schamen ons. Kunt u beschrijven hoe het in elkaar zit? Een kind kan leren dat ‘huis’ ház betekent maar wat betekenen dat voor alles-en-nog-wat bruikbare ‘ons’ en ‘jullie’?
Het kenmerk van een agglutinerende taal als het Hongaars is dat ze bepaalde relaties tussen woorden door achtervoegsels uitdrukt. Voor ons gevoel is dat een soort taal-op-z'n-kop. Men ziet dit al in házam - huis mijn, waarin de m het bezit van mij uitdrukt. Relaties van richting, van plaats, van tijd, persoonlijke betrekkingen e.d. drukken wij in het Nederlands uit bijv. door voorzetsels, bijwoorden, een bepaalde positie in de zin: in huis, thuis, geef hem dat ding (i.p.v. dat ding hem). Het Hongaars heeft een rijk gevarieerd stelsel van achtervoegsels. Van een woord als az asztal (de tafel) kan men o.a. maken asztalban, asztalon, asztalnál, asztalba, asztalra, asztalhoz, asztalból, asztalról, asztaltól of met meervoud asztalokban, asztalokon enz. enz. Het duizelt u? De Nederlanders opereren met allerlei voorzetsels: in, op, bij, naar, naar.. toe, met.. mee, van, van.. af, uit, van.. uit, van.. weg, naar.. heen. Bijzonder overzichtelijk is dat zeker niet en het duizelt de Hongaar dan ook even