U vraagt
vragen over hoe-moet-ik-het-spellen. Sinds augustus 1954 verkeert schrijvend Nederland in onzekerheid. Daarvóór wist iedereen alles. Nu stapelen de spellingvragen zich bij ons op. Hier volgt een greep van de laatste weken. □ Is dat goed: ter eenre zijde? Wij vinden dat goed. Het is een heel mooi stuk letterfolklore. Te uwer geruststelling: ‘ter ene zijde’ is ook goed. □ Afbreken: ‘in-dus-tri-e-le’ en niet ‘in-du-stri-enz.’ omdat wij ‘dus’ zeggen en niet ‘duus’. Vindt u dat goed? Zo ook ‘in-cog-ni-to’ en niet ‘co-’ omdat wij niet ‘koo’ zeggen. Dit is ons huismiddeltje. □ De bastaardwoorden. Een klank ee die als oe werd gespeld wordt, of wordt bij voorkeur, als e(e) geschreven. Celibaat, feniks, penitentie. Pas op: amoebe, oecumenisch, oedeem. Hierin klinkt de zeer fijne eu. Waarom dat zo is? Daar zit iets Grieks achter dat via een of andere vreemde taal ons bereikt heeft; ‘economisch’ heeft ook zo iets Grieks. We zitten er wel mee in. □ Het streepje is een van de moeilijkste tekens uit ons alfabet: Zeeuws-Vlaams (het eerste lid is zelf een aardrijkskundig woord), maar Zuidoostdrents. □ Geen streepje in ‘lagedrukgebied’, wel in ‘door-de-weekskostuum’. De regel is moeilijk: tussen de afzonderlijke woorden van het eerste lid van samenstellingen waarvan het eerste lid bestaat uit twee of meer woorden die, wanneer ze geen dienst doen als lid van een samenstelling, gescheiden worden, staan streepjes, maar zijn de afzonderlijke delen van het eerste lid een zelfstandig naamwoord en een voorafgaand bepalend woord, dan schrijft men de delen aaneen. Zegt het voort! Maar denk er telkens bij ‘in het algemeen’, want we kennen enige uitzonderingen: onderzeeboot, bolvormige-driehoeksmeting. □ De benzine is duur, maar
is hij of zij nu duur? Ons redt de nieuwe aanduiding v(m). En nylon (stofnaam) is hij en het. Het beenomhulsel, geweven van gesponnen kunstharsen, dat nylon heet, is alleen maar hij, tenminste voor een niet-Vlaamse zij. We komen er heus wel uit. □ ‘Een heerlijk sjuutje’, zei de kok, toen hij de jus over het vlees goot. Is die spelling goed? Jammer dat wij, Nederlanders, zo gul zijn met die-tjes; we moeten het toch kunnen spellen.. Raar is ‘justje’: ‘lustje dit justje?’ Laat u dat ‘sjuutje’ maar of ietwat Franser ‘zjuutje’. Officieel goed is ook ‘dineetje, cafeetje, coupeetje’, net zo officieel als ‘colliertje, cacheneztje’. □ Afdeling twee van ‘U vraagt’: de barbarismen: ‘een keuze maken’ is ‘een keuze doen’ (to make a choice), ‘verdenking scheppen’ is ‘verdenking opvatten, krijgen’ (Verdacht schöpfen), ‘een tegenstelling scheppen’ is ‘een tegenstelling vormen, maken’. ‘Zich scheppen’ zien wij liever vervangen door ‘uitdenken, zich voorstellen’. In overdrachtelijke zin gebruikt heeft ‘scheppen’ bijna uitsluitend een gunstige betekenis. □ ‘Gekweld van de hoofdpijn’ is ‘gekweld, geplaagd door de hoofdpijn’. □ ‘Toen hij zijn grote studiereis aantrad’ is ‘toen hij zijn grote studiereis begon’. □ ‘Het moderne schoonheidsideaal staat ons nader dan het vreemde ideaal van de Grieken.’ Dat ‘nader staan’ vinden we verdacht. Wij kennen het wel in ‘het huilen stond hem nader dan het lachen’. Het Duitse ‘näher stehen’ betekent ook ‘meer met zijn eigen natuur overeenkomen’. □ ‘Verweduwd’ is geen Nederlands, ook al gebruikt Couperus het in Eline Vere.
□ ‘De mogelijkheden zijn vele’. Dat is ons probleem (van de maand - krijgt u langzamerhand ook niet genoeg van al die van-de-maands?). Mag dat zo maar? ‘De mogelijkheden zijn sommige’, gaat ook niet, maar ‘de mogelijkheden zijn vele..’ □ Afdeling drie: spreekwoorden en gezegden. ‘De kogel is door de kerk’. Voor deze, al bijna tweehonderd jaar oude uitdrukking weet men geen goede verklaring. Wij hoorden eens twee pubers (laag taalniveau..) ruzie maken in een autobus; de een zei tot de ander ‘druk je snor’, hetgeen redelijkerwijze alleen maar ‘ga heen’ kon betekenen. Zie, daarvoor weten wij ook geen verklaring. Of het zevenjarig zoontje (brutaal taalniveau..) dat tegen zijn vader zeide: ‘Jij kunt het weten, want jij hebt een bel op je fiets!’ Over tweehonderd jaar kunnen de Nederlanders onder de b van bel in het spreekwoordenboek vinden dat voor die uitdrukking geen bevredigende verklaring bestaat. Het Nederlans is een bloemrijke taal. □ Bloemrijk is ook ‘de kool en de geit sparen’. Iedereen kent toch wel het raadselverhaaltje van de man die een kool, een geit en een wolf in een bootje naar de overkant moest brengen. □ De raadseltjes vormen afdeling vier. Sinds kranten en weekbladen overgegaan zijn tot ‘woordenraadsels’ waarmee grof geld is te winnen, worden wij bekogeld met vragen als: is ‘gesteld dat’ iets anders dan ‘aangenomen dat’, wat is het verschil tussen ‘bemoedigen’ en ‘aanmoedigen’, kan ‘onkundig’ een bijwoord zijn, heeft een ‘gordeldier’ tanden, is het ‘de waarde taxeren’ of ‘op de waarde taxeren’, is ‘aanvechtingen’ hetzelfde als ‘verzoekingen’ enzovoorts. Iedere week nieuwe hoop op duizenden guldens. Men heeft ons verteld dat tegen het einde van de week de Openbare
Leeszalen bestormd worden wegens de daar aanwezige woordenboeken. Wij zijn opgebeld door een meneer die ons voorstelde 25% van de prijs te geven als wij het formulier voor hem zouden invullen. Hij zou vijftig formulieren kopen en dan met onze antwoorden combineren. ‘U de hersens, ik het geld’, zei hij. Vleiend. Toen wij zaten na te suffen bij de telefoon, vroegen we ons af waarom wij niet hersens èn geld zouden kunnen hebben. □ Zoek die raadsels zelf maar uit. U leert er een fraai stukje grammaire raisonnée mede. Wij zullen helpen onder voorwaarde van 10% van de prijs op girorekening Onze Taal.