Dan was jij de boef...
(T.F.-V.) Kunt U mij het volgende raadsel verklaren? Mijn kleine kinderen hebben, gelijk de meeste kinderen, een hevige fantasie. Zij spelen doktertje, vader-en-moedertje, gevangenisje enz. Als zij vóór het spel de ‘rollen’ verdelen, zeggen zij altijd tegen elkaar: Dan was jij de boef en dan ging ik je pakken en dan liep jij weg en dan was ik de agent... Waarom zouden zij altijd, steevast!, hierbij de verleden tijd gebruiken voor de toekomst? Een kind heeft geen benul van de tijden, maar het vergist zich hierbij nooit.
(Red.) U bent niet de enige moeder, die mèt de vader stomverbaasd naar de fantasie van haar kinderen gekeken heeft en naar hun, inderdaad op het eerste gehoor zonderlinge, tijdskeuze bij de rolverdeling geluisterd heeft. Kinderen hebben het spel reeds in zich zelf verwerkt, vóór zij het gaan spelen. De toekomst is reeds in hun gedachten verwezenlijkt, zij vertellen dan elkaar hoe de rollen waren, als ze deze zullen ‘spelen’. Men kan eigenlijk nauwelijks van ‘rollen’ spreken. Het kind speelt niet de rol van agent; het is agent, zolang het speelt. Wat het taalbewustzijn van kinderen aangaat, daarover is het eerste woord reeds lang geschreven en het laatste nog lang niet. Wie goed op de kindertaal let, zal daarin zeker een duidelijk systeem van tijden ontdekken, ook al weten onze kleuters (gelukkig maar!) niet, dat een verleden tijd slaat op dingen die gebeurd zijn. Het laatste is trouwens niet helemaal waar ook: ‘kwam er maar dooi!’