zijn, die knarsetandend moet zeggen: ik heb dit hele jaar 1954 tevergeefs op antwoord gewacht? □ U zult Uw tanden wel in ruststand laten. Ja, U en ook Uw. Niet u en uw. Althans, zo schrijven wij altijd. Er zijn er, die beweren, dat het gebruik van hoofdletters bij U en aanverwante woorden een germanisme is. In Duitsland moeten ze Sie wel met een hoofdletter schrijven om verwarring met het kleine sie te voorkomen; met het Nederlandse U kan geen verwarring komen. Aardige theorie, maar we geloven er nog niet veel van. U is een van die woorden, die men van oudsher met een grote letter schrijft, wegens die hoogachting of die meeste hoogachting, zonder welke U niet eens kunt ophouden met schrijven. □ Mauriac schreef een roman Le noeud de vipères. De Nederlandse vertaling is verschenen onder de titel De adderkluwen. Hoe zit dat met kluwen? Moet het niet ‘het’ zijn? Helemaal uit de lucht gegrepen is dat ‘de’ niet. Het komt inderdaad hier en daar voor. Verreweg de meesten zeggen evenwel ‘het’. Ook de woordenboeken geven ons gelijk. We kunnen ze natuurlijk dichtklappen in het besef, dat we geen slaven zijn van drukinkt en papier. Voor zo'n geval hadden we ‘de man met het zuivere taalgevoel’ nodig gehad. □ De meervoudsvorm ‘twijfels’ is onzin. Het is een abstract woord. Twijfel is twijfel. Van genot en moed en wanhoop bestaat ook geen meervoud. We zitten er ten overvloede mee aan de Franse kant: exprimer des doutes.. Tja, we betwijfelen deze zekerheid over de twijfel. Het meervoud ‘twijfels’ lijkt ons heus reden van bestaan te hebben. Men drukt er mee uit: onzekerheden. □ ‘Vroeger kenden we kookgas, brongas, lichtgas, aardgas, kraakgas. Ik lees tegenwoordig echter ook basisgas, afstandsgas, spitsgas, piekgas, enz. De bedoeling is niet onduidelijk, doch zijn deze woorden in onze taal toelaatbaar?’ Toelaatbaar in
elk geval. Het zijn samenstellingen, bestaande uit twee zelfst. naamwoorden. De verhouding van deze bestanddelen is zeer verschillend. Als de duidelijkheid niet in het gedrang komt, wat kan ons dan verhinderen? □ Over samenstellingen gesproken: niet iedereen is zeker in het gebruik van streepjes. In het vorige nummer lieten wij drukken ‘ramp-theorie’. Mag dat streepje ertussen? Wij dachten van wel, omdat wij daarmede het woord ‘ramp’ extra wilden laten uitkomen. Wel oppassen, dat er niet te veel een streep door loopt. Het liefst zien wij het bij die vreemde spellingbeelden. Stel U ‘zaaiuien’ voor zonder streep. Heerlijk woord, tussen de zet en de en de zes klinkers. Nog schoner dan de angstschreeuw met de acht medeklinkers of de reeeeer. □ De derde samenstellingkwestie: op een bord aan de gevel van een rijkskantoor staat ‘Gewestdeskundige’. Goed? De man is deskundige voor een bepaald iets in een bepaald gewest. We hebben ook de gemeentesecretaris, de landsadvocaat, stadsomroeper. We geven echter toe, dat ‘deskundige’ verwacht wordt in samenstellingen, waarin het vak van de deskundige tot uiting komt en niet zijn plaatselijke begrensdheid. Ondertussen hangt daar maar dat bord foutloos. □ Ons nummer van october - staat toch lelijk dat o'tje - met het artikel Schrijfje Moers Taal is uitverkocht. Het is gebruikt door venijnige mensen, die het anderen als hatelijkheid gestuurd hebben. Die anderen pronkten altijd met vreemde woorden. Krantenschrijvers hebben het altijd over ‘squadron’, maar misschien mag men dat in de tegenwoordige legertaal nauwelijks nog een vreemd woord noemen. □ Een ingenieursbureau moet het werkwoord ‘chroomharden’ vervoegen. Is het deelwoord nu gechroomhard, chroomgehard of chroom-gehard? Het laatste verwerpen we meteen. Met de twee andere zitten we wel wat te kijken. Een vriend wist
het: gechroomhard. Het is een werkwoord, gemaakt uit een zelfst. naamw. + een werkwoord, net als voetballen, gevoetbald. Wij weer: toneelspelen, toneelgespeeld. Toen zwegen we beiden. Nu herinneren we ons een twistgesprek in O.T., jaren geleden, over ‘spuitgieten’. Ook daar kwam men niet uit. □ ‘Een uiltje knappen’ is een van die uitdrukkingen, die nog geen mens behoorlijk heeft kunnen verklaren en die - juist daarom? - aan ons gevraagd worden. Wij komen niet verder dan de mededeling, dat ‘uiltje’ hier ‘vlinder’ betekent. Hoe het vangen van een dergelijk levendig beest in overeenstemming gebracht moet worden met het heerlijke na-etense wegzakken in een droomloze dut, blijft een kwellend raadsel. □ Van Putten is een gewone Nederlandse achternaam. Vele brave mensen hebben die. Wij hadden hem net zo goed kunnen hebben. Maar wat moet die naam in ‘Akkoord, Van Putten!’? Is dit een historische persoon? Het is niet onmogelijk. We kennen ook uitdrukkingen als ‘'t kan verkeren, zei Breeroo’ of ‘dat nooit, zei Van Speyck’. Meer voor de hand echter ligt de verklaring, dat we hier te maken hebben met een schertsende uitbreiding, gelijk men die kent in: ik, zei de gek; wat nu, sprak het meisje; ha, ha, lachte de graaf in het Spaans. We kunnen U een geestig verhaaltje van Paaltjens (F. Haverschmidt) aanbevelen: Het Verhaal van Oom Jan. Hierin wordt ‘Akkoord, Van Putten’ voor eens en voor altijd verklaard. □ Een knipsel uit een ambtelijk stuk toegestuurd gekregen, waarin stond ‘opklaring’ in plaats van ‘opheldering’. De toestuurder schreef er met rood potlood bij: ‘Holland annektiert sich selbst. (Bismarck?)’ Wij worden zo onpasselijk bij deze vier oostelijke woorden, dat ons de lust vergaat op te sporen, of Bismarck of welke ijzervreter dan ook deze woorden inderdaad gesproken heeft. □ We hebben met
van opwinding gloeiende wangen de verslagen gelezen over de voetbaloorlog in ons land. Daarin werden heel wat ‘stappen genomen’ om iets te bereiken. Het heeft zo iets geheimzinnigs dit stappen nemen. Er gebeurt iets, maar we mogen lekker niet weten wat. Ondertussen wordt er maar gestapt. De regering zal stappen nemen, alle noodzakelijke stappen zullen genomen worden, de commissie is van plan enige beslissende stappen te nemen. Een heel beroerd opvulsel. □ U mag ook wel daarvoor ‘padding’ zeggen, maar dan alleen als U de seven times tested milk in paperbottles drinkt. Dat vult ook. □ Nog beter: dat blaast op. □ ‘In antwoord op’ werd door Charivarius afgekeurd, daar hij dit een barbarisme vond (en réponse, in reply). Nadere onderzoekingen hebben de onhoudbaarheid van dit motief wel aangetoond. Het door hem voorgestelde ‘ten antwoord’ klinkt zeer stijf. Veel natuurlijker komt ons ‘als antwoord’ voor. □ Een inwoner van Oss woont aan de weg die naar Hees leidt. Hij schrijft op zijn briefpapier ‘Hesche weg’. Een ander zou willen schrijven Heese weg. Wij, die de verschrikkingen van de Jutfase weg nu eindelijk te boven zijn: Hese weg. En wel om de volgende reden. De s wordt vóór het achtervoegsel s niet verdubbeld. De weg naar Hees is geen aardrijkskundige naam, maar een afleiding daarvan. Deze afleidingen volgen in de lettergreep vóór dat achtervoegsel de ‘nieuwe spelling’, dus in ons geval een e: Hese weg. Net als Parijse wafels. □ Er zijn woorden die ons altijd blijven achtervolgen. Bijv. ponsster. Wij hebben al zoveel over dit woord Onze-Taalshalve moeten nadenken en schrijven, dat wij nu wel eens een heuse ponsster zouden willen ontmoeten om haar onze zorgen te vertellen. Al hebben wij dan vroeger, in een weemoedige bui, de ponsster voor een ponster willen laten doorgaan, we zullen ons leven beteren.
Ponsster, afgelopen! Wie het nu nog beter wil weten, brenge het woord via zijn volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer ter sprake. Wij hebben de nieuwste woordenlijst. Daarin staat op pag. XLIII: wasster. De verdubbeling komt door de uitgang -ster, dus niet vergelijken met de Parijse wafels en de Hese weg. □ Een krantenbericht: ‘Op een vergadering in Dordrecht heeft de Algemene Groningse Vereniging “Grunnen” besloten, dat volwassen Groningers lessen moeten krijgen in de provinciale taal. Stappen zijn gedaan om ook het middelbaar onderwijs in Groningen voor dit streven te interesseren’. Ai, hoe zoetsappig schreven wij over het onderwijs in de streektaal in het vorige nummer! De gehele Nederlandse grond zal eerstdaags van de stappen van alle provinciën gaan dreunen. Van Dordrecht naar Den Haag zijn niet zo veel stappen nodig als van Groningen naar Den Haag. In de laatste stad zitten immers de lui die alles te zeggen hebben. □ Dat zijn wij zelf niet. □ Onze diepste bewondering voor Uw uithoudingsvermogen, als U zonder met de ogen te knipperen tot deze laatste zin van ons lange U vraagt bent gekomen. Het is de laatste zin van de 23e jaargang. Het volgende jaar zijn wij bijna aan de kwart eeuw toe.