Staangeld
Moet dit niet zijn ‘stageld’? Het is toch ook ‘zitplaats’ en niet ‘zittenplaats’. Dit zou opgaan, als alle samenstellingen op dezelfde manier gebouwd werden. ‘Stageld’ is in oude taal wel bekend en het schijnt in Vlaanderen nog gebruikt te worden. Het betekent dan het geld, dat men moet betalen voor het staan op een bepaalde plaats (bijv. een markt) en de waarborgsom, die men moet geven (bijv. bij flesjes). De onbepaalde wijs ‘staan’ is in de plaats gekomen van de werkwoordelijke stam. ‘Staanplaats’ vertoont dit ook. De klankvorm bij dit werkwoord leidt daartoe eerder dan bij ‘zitten’. Bij ‘gaan’, ‘doen’ en ‘zien’ komt iets dergelijks ook voor. In Vlaanderen is de ‘gaanstok’ (wandelstok) bekend en wij hebben de afleidingen ‘doe n lijk’ en ‘onzie n lijk’. ‘Statiegeld’ is natuurlijk ook goed. ‘Statie’ is een zeer oude vervorming van het Latijnse ‘statio’. Het betekent dan o.a. ‘het staan’.