U vraagt en wij.....
beginnen met een snedige opmerking van een lezer over hetgeen in het vorig nummer is gezegd tegen de ‘fnaffers’ en de ‘fnuiters’. Zo nu en dan, zegt deze olijkerd, is ‘vanaf’ werkelijk onvermijdelijk. Vergelijk ‘Zeus dondert vanaf den Olympus’ met ‘Zeus dondert van den Olympus af’.... □ Als u uitgelachen bent, dan hebben wij nòg iets ernstigs: een lid kreeg op zijn verjaardag een paar wijnglazen ten geschenke. Op een mooi papiertje stond gedrukt: ‘vullen op ⅓’. Over deze aanwijzing ontstond in den familiekring groot verschil van mening. De een zei, dat deze aanwijzing betekende ⅓ volschenken, de ander ⅔ volschenken. De fabriek, daarnaar gevraagd, antwoordde, dat de aanwijzing betekende ⅓ volschenken. Kent u die uitdrukking, vraagt ons lid, ‘vullen op ⅓’? Het leek hem wonderlijk Nederlands, maar de aanwijzing is gesteld in goed Nederlands. Was de jarige - nog wel gefeliciteerd! - misschien teleurgesteld over de voorgeschreven maat van schenken? Alle gekheid terzijde, de aanwijzing moet eigenlijk luiden: ‘vullen tot op ⅓ van het glas’, maar verkort wordt het dan ‘vullen op ⅓’. □ (Wat die maat betreft, aan een maaltijd met gasten wordt het glas voor de eerste maal inderdaad tot op ⅓ gevuld, doch later tot de helft... Als de wijn den gasten smaakt!) □ ‘Trouw O.T. lezende, trof het mij....’ is een zinsbouw die bezwaar uitlokte van een lezeres. Zij heeft gelijk, want ‘het’ is hier onderwerp, en ‘het’ zou dus trouw O.T. lezen. Nu is tegenwoordig veel mogelijk, maar dit ‘het’ niet. Als ‘het’ ons weer zijn trouw wil betuigen, moet het zijn onzijdigheid afwerpen en als ik naar voren treden. □ Een lezer ergert zich aan het toenemend gebruik van ‘meerdere’ ook in
officiële bescheiden. Zelfs in de Troonrede wordt dit germanisme gebruikt. Volhouden maar! Meerdere betekent bij ons meer en voor mehrere hebben wij immers verscheidene? □ Een lezeres, die aan het hoofd van een tikkamer staat, komt nog eens terug op het onderwerp ‘lettergrepen’. Zij beklaagt zich, dat de letterzetters smokkelen kunnen met het wit in den regel, om afbrekingen te vermijden, haar medewerksters echter niet, gebonden als deze zijn aan het toetsenbord. Nu, met die moderne ‘varytypes’ kunnen ook wonderen gedaan worden! Maar goed, zij vraagt nog eens naar een paar afbrekingen. Zij moet haar dames goed op de uitspraak van een woord laten letten. Dan liggen de afbrekingen voor de hand: de-st[...]-tie (de uitspraak is dee-struk-sie). De lettergrepen worden afgebroken, zoals zij, als deel van het geheel, worden uitgesproken. Mee-ste, pros-pec-tus, bi-os-coop, mi-cros-coop, indus-trie, re-gis-tra-tie, mi-nis-te-ri-eel, ka-das-traal, maar de-struc-tie, ad-mi-ni-stra-tie (uitspraak ad-mie-nie-stra-tsie). □ En nu we het hier toch over hebben, het is derhalve ook dorps-to-ren (uitspraak dorps-too-ren en niet dorps-tor-en (want dan zou de uitspraak torren moeten zijn), zoals bij vergissing is gedrukt in het nummer van Januari 1951, blz. 3, kol. 1, regel 18. □ Aan twee vrienden, gelukkig ook taalvrienden, dit antwoord op een vraag: het zelfstandig gebruikte ‘beide’ krijgt alleen een n als het op personen betrekking heeft. □ Hoogedelgestrenge Heer, is een aanhef in een brief en mag natuurlijk niet met een n geschreven worden. Stel u voor, dat u aan uw vader schreef ‘besten vader...’ □ Een oud-rector van een gymnasium, die ons bescheiden tijdschrift altijd met plezier leest, hetgeen ons verheugt, maakt enige opmerkingen, die plaatsing verdienen. Zij volgen hier. Waarom doorsnee in plaats van gemiddelde? De gemiddelde Nederlander is goed (in beide betekenissen), de
doorsnee Nederlander is een germanisme. Congresseren is afschuwelijk. Dan zouden wij ook ‘bijeenkomsteren’ en ‘vergaderingeren’ kunnen schrijven! Alles begint niet, maar start tegenwoordig, en eindigt niet, maar finisht. Waarom, vraagt onze oud-rector. Omdat we nu aan de Engelse ziekte lijden! Fout is: rechten studeren, goed in de rechten studeren. Studeren is onovergankelijk, bestuderen overgankelijk. □ Waarom niet de generaal B., de luitenant S., en wel de dichter Vondel, de schilder Maris, de schrijver Dickens, vraagt een oude getrouwe in den strijd tegen germanismen, maar die kennelijk ‘de’ generaal niet als zodanig voelt. Wel, bij de militaire rangen geldt het een ambt, dat tevens een titel is. Voor een titel gebruiken wij in onze taal geen lidwoord, wel voor de aanduiding van het beroep of het ambt. Zo: gisteren sprak ik ds. Gunning, niet den ds. G., maar gisteren sprak ik den dichter Aafjes, niet dichter Aafjes. Meester Kaspers zeggen wij, maar wij spraken over den onderwijzer Kaspers. De toondichter, de musicus Bach, niet toondichter, musicus Bach. □ ‘Vanaf 1 Januari’ is toch niet zo goed als ‘van 1 Januari af’. Als u (gelukkig) al geneigd zijt, te schrijven van den aanvang af, dan zoudt u zeker ook schrijven van dien datum af, en waarom dan niet van 1 Januari af? En wat dat hierboven vermeld beroep op Zeus betreft. quod licet jovi non licet bovi. Daarom: bij Zeus, geen gefnaf meer! □ Namelijk mag wel als nl. afgekort worden, maar niet als n.l. Dat is juist. □ ‘Aan den dag treden’ is niet een staande uitdrukking. De verbuigings-n behoeft dus niet te worden geschreven, maar wij bevelen haar wel aan.