Eerherstel der Fnaffers.
Een lezer vestigde onze aandacht op een aldus getiteld artikeltje in de Groene Amsterdammer van 22 Oct. 1949. De schrijver van dit artikel betoogt, ofschoon hijzelf een gruwelijken afkeer van de voorzetsels vanaf en vanuit heeft, dat de Fnaffers en Fnuiters volkomen in hun recht zijn. Er ligt, zegt hij, tussen bijwoorden en voorzetsels een grensgebied, soms met gelijke, soms met nauwelijks verschillende vormen. ‘Men kan, heel in het algemeen het voorzetsel in ruimtebepalend, het bijwoord in richtingbepalend noemen en dat klopt dan wel voor: hij is in de kamer en hij loopt de kamer in. De laatste betekenis kan ook liggen in: hij loopt in de kamer, indien ik in met verzwaard accent uitspreek. Er zijn ook enkele gevallen, waarin het richtingbepalende in als voorzetsel dienst doet: men klimt niet een boom in, men klimt in een boom. Let ook op de vormen: zijn zuster gaat in een klooster, de bliksem slaat in de toren, ik stak het geld in mijn zak; hier is de constructie met het bijwoord al onmogelijk geworden. Is er enig betekenisverschil tussen: het leger trok over de rivier (voorzetsel) en het leger trok de rivier over (bijwoord)?’
Verder wijst de schrijver er o.a. op, dat reeds in de oude Indogermaanse talen het voorzetsel door een bijwoord werd versterkt, toen de naamvalsvormen niet meer in hun functies begrepen werden, dat dit bijwoord aanvankelijk achter het zelfst. nw. geplaatst werd, maar later met het voorzetsel tot een samenstelling werd verenigd. Hij wijst dan op het voorzetsel tegenover, b.v. hij woont tegenover de kerk, uit: hij woont tegen de kerk over. ‘Van geen enkel woord is wellicht de oorspronkelijke betekenis in zo sterke mate verwaterd als van het voorzetsel van: de aanduiding van een verwijderende beweging: van tafel opstaan; Van Dale noemt 52 verschillende functies. Dat men nu later de behoefte heeft gevoeld, dat dynamische element, waar zulks pas gaf, door een bijwoord te versterken en dat dit bijwoord daardoor de functie kreeg van een voorzetsel, is volstrekt niet ongewoon of tegen de regels.’
Dit artikel staat nog wel in de Groene Amsterdammer, hetzelfde blad, waarin Charivarius jarenlang de Fnaffers en Fnuiters (inderdaad niet de ‘Tnovers’) bestreden heeft. Ook de taalgeleerden en taalzuiveraars kunnen zich wel eens vergissen.