Onze taal
I
Wat nu? Een verhandeling over ons blad? Nee, lezers, maakt U maar niet bezorgd, hoor! Ons blad spreekt immers voor zichzelf, daar behoeven wij niets aan toe te voegen! Of wel? Zegt U het dan maar gerust!
Dus geen verhandeling over Onze Taal. Over onze taal dan? Ja, dat is toch niet zo vreemd? Weliswaar bespreken wij gewoonlijk bepaalde taalverschijnselen, woorden of uitdrukkingen met elkaar, maar waarom zouden we onze taal ook niet eens in haar geheel of wilt gij liever in 't algemeen bekijken? Niet veel aan te zien? Heus, lezers, nog te veel om in één artikeltje te behandelen!
Laten we dezen keer alleen nog maar bij den naam blijven. Naam? Namen! 't Is deftig veel namen te hebben. Onze taal is zo deftig!
Daar hebben we dan eerst: het Nederlands. De oudste plaats, waar deze naam voorkomt, is een in 1518 te Brussel gedrukt boek, dat werd ‘overgheset wt de spaensche tale in onse ghemeene nederlantsche tale’. Na 1540 wordt onze taal veelvuldig zo genoemd, ook onze Oosterburen spreken dan van het Niederländisch.
Waar komt deze naam vandaan? Deze vraag is gemakkelijk te beantwoorden. De taal werd genoemd naar het land, waar ze gesproken werd: Nederland of de Nederlanden, dat zijn de ‘lage lande bi der see’, in Duitsland ‘Niederlande’, in Frankrijk ‘Pays-Bas’, in Engeland ‘the Netherlands’ of ‘Low Countries’ genoemd. Deze naam was aanvankelijk nog geen eigennaam. Dat werd hij pas tijdens de Bourgondische en Oostenrijkse heerschappij. Vooral onder Karel V, dus in het begin van de 16de eeuw, werd ‘de Nederlanden’ steeds meer een vaste naam voor de ‘lande van herwaerts overe’, de ‘pays de par deça’. Daarna werd eerst alleen de taal van Vlaanderen, Brabant, Limburg, Zeeland, Holland en misschien ook Utrecht Nederlands genoemd. De taal, die in de Noordoostelijke gewesten gesproken werd, heette Nedersassisch, Saxisch, Oosters of Overlands. Zij week nog al wat af van de taal der andere provincies en kwam meer overeen met die van de aangrenzende Noordduitse gebieden. Fransen, Bourgondiërs, Henegouwers en zelfs Vlamingen noemden de bewoners van Utrecht, Gelre, Overijsel, Drente en Groningen dan ook met een stalen gezicht ‘Allemands’! Hoe durfden ze! Ons blad bestond nog niet! Wij zouden ze wel op hun nummer gezet hebben! Maar toen protesteerde niemand! Nee, want het wàs toen werkelijk zo gek niet. Evenmin als de tweede naam van onze taal toen ongepast was: Nederduits! Rijzen uw haren ten berge? Het wordt nog erger, want onze taal werd zelfs wel Duits genoemd! Ja, heus, in de Middeleeuwen al, in het Noorden: ‘duitsch’, in het Zuiden ‘dietsch’, maar ook