De vele scheidingen
In de kranten kan men jammerklachten lezen over de vele echtscheidingen van dezen tijd. Over een ander soort scheidingen schrijft een lezer, als volgt: ‘Mag ik U eens wat vragen? “Mag” men scheidbaar samengestelde werkwoorden nodeloos scheiden? “Mag” men b.v. zeggen: Ik weet niet wat ik aan zal trekken (i.p.v. aantrekken zal). Zeg eens, wie er van ons voor moet gaan (i.p.v. moet voorgaan). Het kind wist niet, of het dat suikergoed wel op mocht eten (i.p.v. mocht opeten, of: opeten mocht).’
‘Mag’ men? Niet ‘polizeilich verboten’? Wij spreken niet zoo graag over wat mag of niet mag, en terecht plaatst onze lezer dit lastige woord tusschen aanhalingsteekens.
Zullen wij, met Charivarius, zeggen: slordig? Iemand die heen is gegaan, een examen dat af is gelegd, enz. Ik weet dat ik Uw uitnoodiging niet aan zal kunnen nemen omdat ik dien dag de algemeene vergadering bij zal moeten wonen. Mag men ‘zeggen’, vraagt onze lezer. Bedoelt hij werkelijk: mag men in de spreektaal bezigen? Zoo ja, dan luidt ons antwoord bevestigend; sterker: de drie voorbeelden (met: aantrekken, voorgaan, opeten) dienen o.i. wel zoo gezegd te worden. Anders klinken die huiselijke zinnetjes wat gemaakt.