te zenden aan de 120 societeiten in ons land. Geldelijk gewin wordt daardoor niet verkregen, integendeel, maar geldelijk gewin is ook niet het doel waartoe het genootschap werd opgericht; het doel is in breede kringen van ons volk belangstelling voor de taal te wekken en die belangstelling levendig te houden. Dit doel wordt door de vergroote rondzending gediend.
Het is een verblijdend teeken, dat het streven van ons genootschap steeds meer wordt gewaardeerd. In een bespreking, welke onze voorzitter heeft gehad met den secretaris-generaal van een van onze Regeeringsdepartementen, is opnieuw gebleken, dat bij de Regeering veel belangstelling bestaat in ons werk en dat onze opmerkingen op het stuk van de taal daar in goede aarde vallen. Dat het Hoofdbestuur der P.T.T. in de kwestie Kengetal-Netnummer onze zijde heeft gekozen is den leden uit ons orgaan bekend; het orgaan van deze tak van overheidsbedrijf heeft de ambtenaren er toe opgewekt belangstelling te toonen in ons werk en gebruik te maken van ons aanbod om op bijzondere voorwaarden een abonnement op ons maandblad te verkrijgen.
Het gebruik, dat het Normalisatie-Bureau van de diensten van ons genootschap maakt, en de steun, welken het ons daartegen verleent, strekt dit bureau tot nut en ons tot bevrediging. En dat er leden zijn, die zich hebben genoopt gevoeld in den kring hunner kennissen een voordracht te houden over het gebruik der Nederlandsche taal, geeft reden tot voldoening; niet minder ook, dat na zulk een voordracht eenigen der toehoorders tot ons genootschap zijn toegetreden.
Er zijn teekenen, die er op wijzen dat op het gebied der zuivering van de technische taal in haar vollen omvang, zoowel hier te lande als in België, belangrijke gebeurtenissen te wachten zijn; het is nog te vroeg om hierover in details te treden.
Het aantal leden en lezers bij het begin van het vereenigingsjaar bedroeg 330; sedert zijn toegetreden 84 leden en lezers en moesten 66 wegens overlijden of bedanken worden afgevoerd, zoodat aan het eind van het vereenigingsjaar het genootschap telde 348 leden en lezers; en één donateur.
* * *
Dit verslag loopt over een tijdvak, dat zijn afsluiting heeft gevonden met het einde van de maand Mei van dit jaar. Sedert dit tijdstip heeft zich over ons werelddeel een noodlot voltrokken, dat duizenden in ellende heeft gestort en waarvan het einde niet is te voorzien. Ons land, hoewel niet direct daarbij betrokken, heeft er den weerslag van ondervonden en wij allen zien de toekomst met zorg tegemoet. Is het wel ter plaatse - zoo zullen velen van ons zich hebben afgevraagd - dat wij in deze omstandigheden onze aandacht blijven schenken aan de belangen van de taal en daarvoor de belangstelling van anderen vorderen?
Ons dunkt, deze vraag kan bevestigend worden beantwoord; ook thans, ja zelfs in het bijzonder in dezen tijd, hebben wij een plicht te vervullen jegens onze taal, dienen wij haar te eeren en te beschermen. Het mag ons niet voldoende zijn, dat wij de grenzen des lands willen vrijwaren voor aantasting en onze materieele belangen met kracht verdedigen; wij dienen indachtig te zijn dat op ons de plicht rust ook dat bezit te beschermen, welks waarde niet in geld is uit te drukken, maar zonder hetwelk een volk niet kan bestaan. En daartoe behoort de taal; stellig niet in de laatste plaats!