| |
| |
| |
Van onze leden.
Vervoeging van werkwoorden
- Ons lid de Heer M.P. Kokje vestigt de aandacht op wat hij noemt het misbruik om sterke werkwoorden te maken tot zwakke. ‘Hoe een bekend schrijfster’, merkt ons lid op, ‘er toe komt om te zeggen schrikte in plaats van schrok, is mij bepaald een raadsel. Zoo leest en hoort men ook bergde in stede van borg, enz. Als Fries ben ik gevoelig voor de klinker-verandering bij de vervoeging der werkwoorden en ik voel het ook als een verlies voor onze (Nederlandsche) taal, wanneer zij op dit punt ééntooniger wordt. Het Friesch is wel veel rijker aan klank’.
Mogen wij ons lid er op wijzen dat schrikken tot de ww. behoort, die oorspronkelijk zwak vervoegd werden en eerst later de sterke vervoeging hebben gekregen. De bekende schrijfster, die ons lid noemt, staat met haar zwakke vervoeging van dit werkwoord niet alleen; deze leeft nog bij velen van ons volk.
Wat ‘bergen’ belangt, daarmede staat ons lid sterker: wij dienen inderdaad dit werkwoord sterk te vervoegen; borg, geborgen. Het Woordenboek (II, 1874) leert ons dat men in het Oudgermaansch naast een sterk werkwoord bergan, o.a. een zwak werkwoord borgên vindt, in vorm en beteekenis daarmede verwant; in het Mnl. zijn die twee vormen nog behoorlijk van elkander te onderscheiden. In de 17e eeuw en ook later vindt men naast borg, geborgen ook bergde, gebergd, het laatste inzonderheid wanneer bergen beteekent redden. Opmerkelijk is een plaats bij Vondel, waar een sterke naast een zwakken vorm staat, beide in dezelfde opvatting:
‘Weete ick niet wat gast door mij geborgen wort,
En door mijn hulp geberght, zijn heilanden verkort?’
| |
Lei(d)draad
- Een lid vraagt of het woord leiddraad, hetwelk wij gebezigd hebben, niet een d teveel heeft.
Inderdaad, het Woordenboek (IV, 1139; VIII, 1491) keurt onzen vorm af; het behoud van de d van geleiden wordt geacht in strijd te zijn met de analogie van andere samenstellingen, als: geleiboom, geleispil, geleistang, enz.
Toch wordt de vorm geleiddraad - zij het dan ten onrechte - veel gebezigd, en wie dit doet bevindt zich in goed gezelschap; in het Wdb. vinden wij citaten van Veegens, Veth, Vissering, Fruin en Loveling, waarin het woord met twee d's is geschreven.
Overigens, wij kunnen leidraad - dat waarschijnlijk zijn ontstaan te danken heeft aan hd. Leitfaden - missen; richtsnoer is even goed... en voor velen misschien beter.
| |
Den heer inspecteur
- Ons medelid de heer J.S. Schippers schrijft:
‘Ik wensch de aandacht eens te vestigen op een leelijken vorm van adresseeren, die helaas hoe langer hoe meer in zwang komt en die zuiver Duitsch is, n.l.:
den heer secretaris, den heer Inspecteur der D.B., den heer Commandant, den heer Commissaris, ja zelfs, men adresseert niet alleen, maar leden van de Eerste Kamer, die het toch moesten weten en voelen, spreken van: den heer minister.
Zoo iets zeggen wij Nederlanders toch niet. In het Hd. heet het: Herr Doctor, Herr General-Sekretär, enz. Wij Nederlanders schreven enkele jaren geleden nog en gelukkig velen schrijven nog: Aan den Commandant v/h Veldleger, Aan den Commissaris van H.M. en iedereen schrijft nu nog altijd: aan B. & W.; dit klinkt ook veel mooier.
Wordt men in Nederland misschien ook bang om niet voor mijnheer aangezien te worden?
Regel moet dus zijn: wanneer geen eigennaam wordt vermeld op een adres, alleen de functie vermelden, want ten slotte weten wij allen, dat een inspecteur van de D.B. een heer is en geen dame, want anders schreven wij wel: aan de Inspectrice.
Als bijvoegsel (niet bijlage) zend ik U een voorbeeld, dat naturlijk geheel onzinnig is.’
Het bijvoegsel, dat ons medelid noemt, is een couvert van de belasting-administratie, waarop de afzender zich noemt: de Heer Inspecteur der D.B. te A.
| |
Beïnvloeden
- In De Vrijheid vinden wij een gedachtenwisseling tusschen ons lid den heer A. Donker en de redactie van dit blad over beïnvloeden, een woord dat de redactie verwerpt, maar dat in den heer Donker zijn verdediger vindt; ons lid verwijst daarbij naar Onze Taal van April 1934, in welk nummer een beschouwing over dit woord voorkomt.
De redactie van De Vrijheid vindt beïnvloeden leelijk, een ‘modewoord’, dat licht in den mond komt in plaats van een der vele uitdrukkingen van verwante beteekenis, doch met veel rijker nuanceering en veel fijner schakeering en zij is van oordeel, dat het beurtelings vervangen kan worden door: inspireeren, voorgaan, invloed oefenen op, bewerken, belezen, bezielen, voortstuwen, enz.
| |
Opschuringen
- ‘... wordt het zout door het gouvernement ingenomen in groote opschuringen van 3- tot 7000 ton elk.’
Het gouvernement, het zout ‘innemende’, slaat het op in schuren; dit in-schuren-opslaan heet in de officieele taal ‘opschuren’ en dit opschuren geschiedt in.... opschuringen!
| |
| |
| |
-Name
- Ons medelid de heer Jan van den Berg komt nog eens terug op de kwestie ‘deelname’. Hij beschouwt dit woord niet als volslagen Nederlandsch. ‘Het wordt dat pas’, oordeelt ons lid, ‘wanneer ons taalgevoel geheel en al is afgestompt. En daar moeten wij voor waken. “Opname” (kiek), als gevolg van een handeling, gaat (al voel ik er niet voor), maar in de betekenis van “opneming” (in een gesticht) is het fout.
Er zijn al genoeg “names” bij ons ingeslopen: afname, inname, kennisname, monstername, naname, overname, toename, totzichname, en het is nog tijd die te weren. Anders krijgen we spoedig: aanname (in de kerk), deelname (bij overlijden), inachtname (bij ziekte), inhechtenisname (van dieven), medename (van gevangenen), ondername (van begrafenissen), wegname (van geld), winstname (op de beurs).’
De heer A. Donker schrijft ten aanzien van het woord deelname: ‘Deelneming betuigt men bij een sterfgeval, maar wanneer iemand voor een zeker bedrag deel neemt in een onderneming, zou ik dit zijn ‘deelname’ willen noemen. ‘Deelneming’ zou mij in deze beteekenis vreemd in de ooren klinken. Misschien is dit een gevolg van Duitschen invloed?
(Wij zijn geneigd het daarvoor te houden - Red.)
| |
-Matig
- ‘... dat het derde kwartaal seizoenmatig het gunstigste kwartaal is.’
Matigheid is goed, maar met mate; onze Raad heeft gewaarschuwd tegen een onmatige aanwending van dit ‘matig’ passepartout.
| |
Ingreep
- ‘Het Genootschap vraagt aan de hand van het liefst in verschillende stadswijken ervarene, een verhandeling, die inzicht geeft in den grondwaterstand in een bebouwde kom van een groote gemeente en in de wijzigingen van dien stand door menschlijken ingreep’. Ons lid de heer J.P. Smits vraagt zich af of ingreep wel te verdedigen is.
Het Wdb. (VI, 1663) verwijst bij het woord ingreep wel naar Nhd. eingriff, maar maakt geen bezwaar tegen het woord; misschien zal voor velen van ons de werkwoordelijke vorm meer aanvaardbaar zijn. Wij voor ons gevoelen een zekeren wrevel bij dat ‘liefst in verschillende stadswijken ervarene’, om niet te spreken van de ‘hand’ van dat ervarene.
De woordenkeus van het Genootschap - ‘Bataafsch’ Genootschap noemt het zich - maakt een eenigszins Duitschen indruk, - doet Duitsch aan, om in stijl te blijven.
| |
Raadsel
- In Anna Paulowna is een N te veel. Welke?
Aan het station in deze plaats staat boven de brievenbus: Den bus wordt gelicht.....
(O, U bedoelt, bus is vrouwelijk en dus...? - Precies!)
| |
Defensie en de taal
- Wij hebben door verschillende leden hooren verzekeren, dat het met de taal van onze militaire reglementen erg slecht gesteld was; zij zouden wemelen van germanismen. Wij hebben nu eens een medelid, die uit hoofde van zijn beroep met deze reglementen bekend is, er naar gevraagd en deze zegt: ‘Uw vraag, of het waar is dat de militaire reglementen wemelen van germanismen, meen ik ontkennend te kunnen beantwoorden. Wellicht dat zulks vroeger, bij verschillende oude voorschriften, het geval was, maar de tegenwoordige zijn met zorg in het Nederlandsch opgesteld. Het zou mij, hoewel ik geen taalkundige ben, stellig zijn opgevallen, wanneer er veel germanismen in voorkwamen. Trouwens, ik geloof dat er aan Defensie iemand is, die tot taak heeft de reglementen en voorschriften op het stuk van de taal nauwkeurig te bekijken.’
Wij achten dit een verheugende mededeeling; blijkbaar heeft het ongunstige oordeel van onze bovengenoemde leden betrekking op oude reglementen. Uit den tijd toen wij allen nog niet beter wisten!
|
|