Onze Taal. Jaargang 7
(1938)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Van onze leden.Schaak-germanismen.Ons lid, de heer E. Errias, neemt het op voor de schakers, die hunne stukken, tot ergernis van velen van ons, aanduiden met woorden, die aan het Duitsch of aan het Fransch zijn ontleend, als b.v. ons Koningin, dat in hun taal ‘Dame’ wordt. ‘Voor schakers’, zegt ons lid, ‘“is “Koningin” veel te lang. Zoo langzaam als de schaker bij het spelen van een partij zich schijnt voort te bewegen, zoo vlot en rap wordt hij bij de analyse van een schaakpartij. Met verbijsterende vlugheid doet hij dan de stukken over het bord vliegen, onderwijl voortdurend pratende en theoretiseerende. “Koningin” is voor hem één lettergreep te lang, “Koninginnegambiet”, “Koninginnezet” enz. zelfs twee lettergrepen. Dat is voor hem verspilling van tijd; voor den schaker moet het heeten “Dame”, kort en bondig....”’
En dat is nu ons lid Arrias, die van de oprichting af bij ons is! Wat moeten wij daar nu van denken? Het oude Nederlandsche woord is.... te lang, het heeft één, ja twéé lettergrepen ‘te veel’! Welke ongekende perspectieven openen zich voor onze verbaasde oogen! Geen ver-de-di-ger meer in het doel; de voetballer, de ‘zich met verbijsterende vlugheid voortbewegende’, kent voortaan slechts den ‘kieper’; exit scheidsrechter; ‘umpire’, kort en bondig; ‘ump'’, korter nog en bondiger. Wij hebben een afkeer van al deze....; stop, veel te lang; heb-ben-een-af-keer-van; wij dislijken, voilà.
Difficile est, o dokter Arrias, satiram scribere! Difficile...., omdat wij hier spreken over een vriend, een ouden vriend; die - mogen wij het er voor houden? - zich even maar, onergdenkend, van ons heeft afgewend.
‘Als ik zelf over schaak schrijf, zal ik nooit nalaten de woorden Koningin, Raadsheer en Kasteel te gebruiken’. Welnu, dan is alles weer goed tusschen ons. ‘Maar meer uit plichtsgevoel, dan uit werkelijke overtuiging!’ Wel, een sterkere verdediging van de oude Nederlandsche woorden kunnen wij ons niet voorstellen; zoo is het ook, het is onze plicht onze woorden in eere te houden. En wat nu het aanduiden van de schaakstukken door letters belangt, zou het nu werkelijk zoo onoverkomelijk zijn om Koning, Koningin en Kasteel aan te duiden met K, Kn, Ka? Met een beetje goeden wil? | |
Papierclips- ‘Het zij een lezer van Uw blad vergund U, met toezending van twee deksels van doosjes te wijzen op het gebruik van “paper clips” en zelfs “papierclips”. Volgens mijne meening is “papierklemmen” of “papierbinders” daarvoor een goede Nederlandsche vertaling.’ | |
Behartenswaardige wenken.‘Ik heb’, schrijft een lid, ‘vandaag weer eens - wat ik dikwijls doe - in Onze Taal gebladerd en daarna mijn krant lezende, vond ik op één pagina, in twee naast elkaar staande kolommen, twee uitspraken, die ik mutatis mutandis op ons, leeken-taalbeoefenaars, zou willen toepassen. Eén onder het hoofd: Nut van Taalonderwijs. “Of zou het, om gevallen als..., niet nòg veiliger zijn, dat hij van te voren den onmetelijken taalkundigen doolhof onder hoede van een deskundige afzocht?” De tweede onder het hoofd: Populaire Geneeskunde, met den ondertitel: Wat voor den leek wèl en wat voor hem nièt belangrijk en nuttig is. “Wil een leek iets over een of ander vraagstuk weten, dan kan hij ook uit de medische vaklitteratuur zijn kennis putten; hij zal dan tevens merken, dat de geneeskunde een zoo uitgebreid en moeilijk vak is, dat hij er zich wel voor zal hoeden zonder raad van den arts te gaan dokteren.” Als wij hierin “medische” schrappen, voor “geneeskunde”: “taalkunde” in de plaats stellen en voor “den arts”: “den deskundige”, - dan is ook dit op ons van toepassing. Wij mogen het waardeeren, dat Onze Taal in dit opzicht geen gevaar loopt!’ | |
Brief(-ven)- In ons vorige nummer - zegt een lid - werd de vraag besproken, of wij in samenstellingen met brief- het eerste deel in enkelv. of meervoud moeten schrijven. Voor mijn gevoel is een brievenbus: een bus, waarin wij onze brieven posten; een brievenbesteller: een man, die onze brieven bestelt. Daarom spreekt ik van brievenweger (en niet briefweger) en is voor mij een brievenschrijver een man, die brieven schrijft, zooals men dien in Oostersche landen vindt. Met briefschrijver duid ik den man aan, die een, bepaalden, brief heeft geschreven. Briefport is voor mij een germanisme. | |
Boek(-en)- Een ander lid merkt op: Het A.N.V. heeft een (zeer nuttig werk verrichtende) afdeeling ‘boekverspreiding’. Zeker gevoel zegt mij (misschien ten onrechte), dat de naam ‘boekenverspreiding’ zou moeten zijn; wij spreken immers ook van een boekenveiling. Maar... boekhandel dan? En de uitgeverszaak: Het Nederlandsche Boekhuis?Ga naar voetnoot*) Bestaat er misschien een vaste regel op dit punt? | |
Ueberreichen- ‘Eere-promotie Ir. M.H. Damme. Prof. Bähler overreikt dr. ir. Damme den bul.’ Als de heer Damme maar wat dichterbij was gekomen, had de hoogleeraar hem den bul kunnen overhandigen! | |
[pagina 12]
| |
Onze taal versus briefopener- Ons lid, Prof. Dr. A.A. Verdenius, maakt een opmerking bij de ‘match’ over briefopener. ‘Hetwelk in de zin, waarover de discussie gaat, keur ik af. Men is - in overeenstemming met Ndl. taalgebruik - geneigd hetwelk op het voorafgaande stuk te betrekken. Hetwelk gebruik ik het liefst bij een voorafgaand substantivisch antecedent; hetgeen vat een gehele voorafgaande zin samen: hetgeen is hier het woord. De match, die door U is gewonnen, immers de laatste slag is een daalder waard, hier stellig, geeft U nog een puntengewin door het verkeerde gebruik, dat Uw correspondent maakt van hetwelk.’ Stand nu: 2 - 0. | |
Briefopener- Eenige leden vestigen - naar aanleiding van het stukje in de vorige aflevering over ‘briefopener’ - de aandacht op het woord vouwbeen; ‘gaat dit mooie woord verloren?’ Een lid, de heer Du Croo, schrijft: In mijn jeugd werd er algemeen gesproken van een ‘vouwbeen’ en daar werd mede bedoeld het instrument, zooals mijn grootvader er een op zijn schrijftafel had liggen, en waarmede de brieven werden geopend, of liever de omslag werd geopend. Iedereen wist wat er mede bedoeld werd. Maar dit woord schijnt in den laatsten tijd verdrongen te worden door het afschuwelijke ‘briefopener’. Ik geloof dat de schuld van veel taalbederf te wijten is aan importeurs van Duitsche goederen, die uit onkunde en gemakzucht een Duitsch woord met een Hollandsch sausje overgieten, en dan denken Nederlandsch te schrijven. | |
Afschot- ‘Het te sterke afschot op sommige perceelen’. Wat kan dat beteekenen? - ‘Afschot, de helling waaronder men een vlak plaatst, waarvan men het water vlug wil laten afloopen’ zegt Van Dale. Die perceelen hadden een te sterk afschot, het water liep dus te vlug weg en de grond werd daardoor te droog. - Ja, en daarvan gingen de hazen dood. - De hazen dood? - Ja, dat zei de krant. Door dat sterke afschot hadden we een ‘terug’gang van de hazenjacht gekregen. Die beesten zijn dood gegaan van den dorst en een dooden haas kun-je niet schieten. Of misschien was het zoo, dat de helling zoo sterk was, dat de jagers niet op den been konden blijven en dus niet goed konden richten. Dan vergaat iemand al gauw het pleizier en dan gaat natuurlijk zoo'n jager terug. En de jacht ook! | |
Bestatigen- Als ik bestatigen zeg voor bevestigen, welk -isme pleeg ik dan? - Een germanisme zoudt gij denken? Neen, een Belgicisme! | |
Onlosmakelijk- ‘Persvrijheid is niet slechts “vereenigbaar” met verantwoordelijkheid, doch daarmede onlosmakelijk verbonden.’ Een ongewoon woord, dit ‘onlosmakelijk’. Het zal wel niet on-Nederlandsch zijn; tenminste, wie ‘onverbrekelijk’ als goed Nederlandsch beschouwt - en wie zal dat niet! - zal ‘onlosmakelijk’ niet durven afwijzen. Maar ik vraag mij af, als de schrijver het Duitsche ‘unlöslich’ niet gekend had, of hij dan wel op dit woord zou zijn gekomen! | |
Taks- ‘Wij hadden’, schrijft een lid, ‘indertijd aan boord een scheepstaks, een schattig hondje. In dien tijd ben ik ook wel eens boven mijn taks gegaan. Kent U ook de taksen der P.T.T.?’ Ons lid heeft hierbij het oog op een mededeeling van het staatsbedrijf der P.T.T., met betrekking tot het tarief van telegrammen; er is daarin sprake van: landtaks, kusttaks en scheepstaks.
Wij vragen: was dat schattige hondje aan boord van zijn schip misschien een dashond? | |
Het beste wat...- ‘Dit is het beste, wat in dit opzicht te bereiken is.’ |