| |
Van onze leden.
De waarde van de grammatica
- ‘Ik ben wat zwak geworden in mijn grammatica’, schreef een lid ons eens; ‘als ik nog eens examen zou moeten doen, zou ik vast een 2 krijgen.’
Deze woorden schoten ons te binnen, toen wij lazen hoe een paedagoog oordeelt over het nut van de grammatica.
Simpele wijsgeerige scholing leert dat grammatica slechts een bedenksel is, een fictie in Vaihingers zin, die volkomen overbodig is voor het volledig leeren en beheerschen van een taal. Aeschylos, Pindaros, Omar Khayyam en Shakespeare zouden samen een 1 gekregen hebben voor grammaticale kennis. De cultus der grammatica is schrikbarend steriel. Wie het niet gelooft legge een eenvoudig zinnetje voor ter ontleding aan ex-gymnasiasten of aan erkend goede stylisten. Behalve schoolmeesters kan niemand dat....
Als de vier in dit stukje genoemde heeren samen een 1 krijgen, dus de man een kwart, dan maakt het lid, wiens verzuchting wij hier weergaven, met zijn 2 nog zoo'n slecht figuur niet!
| |
| |
| |
Paulinisch
- In een beschouwing over de beteekenis van het woord ‘want’ in een zin uit Paulus' brief aan de Filippensen lezen wij: In het Paulinische ‘want’ is het heele structuurprincipe van den Israëlitisch-Christelijken godsdienst samengevat.
Waarom dit ‘Paulinisch’? Zou het niet meer Nederlandsch, krachtiger en waardiger geklonken hebben als de schrijver had gesproken van: dit want van Paulus? Het want, dat Paulus hier welbewust heeft neergeschreven?
De vakman bezigt gaarne dezen uitgang, met de beteekenis ‘van...’ of ‘naar...’; de Thomistische wijsbegeerte, het wijsgeerig stelsel, dat Thomas Aquinas ons heeft geschonken.
De ‘vakman’, hier: de theoloog, door Duitsche boeken aan zijn eigen taal vreemd geworden. Het klinkt zoo gewichtig, nietwaar?
Behalve heele systemen bepaalt men door adjectieven als deze ook wel kenmerkende dingen (trekken) van bekende personen: een Hooftiaansche zins(stijl)wending. Vaker nog misschien: iets dat lijkt op hetgeen bij... voorkomt. Algemeen is het gebruik echter niet; bij den eenen naam schijnt het gemakkelijk te gaan, bij den anderen niet of moeielijk.
Alleen dus wanneer de schrijver zou bedoelen: dit ‘want’, zoo typeerend voor Paulus, dan zou het misschien gaan. Maar geheel verkeerd lijkt het ons, ook bij ‘vakmenschen’, deze adjectieven eenvoudig te gebruiken als: voorkomend bij, gebruikt door. Zij staan dan op één lijn met: Johannes-evangelie, eerste Petrusbrief, en zulk fraais.
| |
Technische termen
- Onze groote fabriek van gloeilampen geeft aan kinderen gelegenheid hare ‘lichtlessen’ te bezoeken. Bij die lessen kunnen natuurlijk bepaalde technische uitdrukkingen moeilijk vermeden worden en de fabriek geeft den kinderen daarom vooraf eenige toelichting ten aanzien van deze termen. Zoo leeren de kinderen dat ‘diffuseeren’ beteekent: verstrooien, verspreiden; ‘vacuum lampen’: luchtledige lampen.
Bij de woorden, die een ‘vertaling’ behoeven, treffen wij ook aan gasvullingslampen, met de toelichting ‘= met gas gevulde lampen’. Dat woorden, die aan een vreemde taal zijn ontleend, vertaling behoeven voor wie die vreemde taal niet machtig is, is duidelijk; maar dat men Nederlandsche woorden maakt, zóó onverstaanbaar, dat ze voor Nederlanders ‘vertaald’ moeten worden, is toch wel erg.
| |
Klerke's
- Wat is het meervoud van klerk? - Klerken. - Goed. En hoe duidt men een vrouwelijke klerk aan? - Dan zegt men ‘klerke’. - Alweer goed. En de meervoudsvorm hiervan? Moeilijk? Volstrekt niet, zegt de spoor; dan spreekt van klerke's!
| |
Niet ‘goed’ Nederlandsch?
Een ‘schoolmeester’ - schrijft een lid - verweet mij dat ik geen goed Nederlandsch schreef; omdat ik eens gezegd had ‘het wil mij voorkomen’. Volgens dezen criticus moest dit zijn: het komt mij voor.
Nu is: het komt mij voor, reeds een verzachting; men wil liever niet zeggen: het is zoo; het wil mij voorkomen is, dacht ik, een nog verdere verzachting.
Mijn schoolmeester is geen meester in het Engelsch en weet dus niet wat de Engelschen (uitvinders van het parlementaire in de taal) ‘understatement’ noemen. Men zegt liever niet: gij liegt, maar: ik vrees dat wat gij daar zegt niet geheel juist is. Mij dunkt dat zoo iets geen kwestie is van taal in den engeren zin, maar een kwestie van stijl.
Wat denken mijne medeleden daarvan?
| |
‘Niet geschoold’
- Een hotel, als een paleisje, in een prachtige streek in ons land. Geëxploiteerd door een Naamlooze Vennootschap; met telefoon, telegram-adres, postrekening, en zelfs een bankier, wiens naam klinkt als een klok. - Maar een taal.....!
‘Aan ons Hotel is een zeer goeden stal, en aangezien wij ons persoonlijk bijzonder interesseeren voor den Ruitersport, heeft de verzorging van dezen stal ook steeds onzen vollen aandacht.’
Hoe zei onze Raad het indertijd? ‘Het dient wel gezegd te worden, dat de ontwikkelde Nederlander niet taalkundig “geschoold” is.’ De Directie van dit hotel geeft blijk van wel bijzondere.... ontwikkeling!
| |
Deftig
- ‘Sommige traanschepen zijn tevens uitgerust met een installatie voor kunstmestbereiding’ (c.q. de bereiding van kunstmest.) ‘De afval wordt gedroogd en gemalen en later voor kunstmest-doeleinden aan de markt gebracht.’
Is dat niet netjes gezegd? Eenvoudiger zou natuurlijk zijn: .... en later als kunstmest aan de markt gebracht. Maar ja, dat is een kwestie van stijl; kunstmest-doeleinden is weidscher, meer in overeenstemming met, nu ja, het onderwerp!
| |
Lossen
- Naar mijn gevoelen zeggen wij, b.v. bij schepen, dat deze ‘geladen’ en ‘gelost’ worden; wij behoeven ons daarbij niet te beperken tot het begrip dat de lading gelost wordt. Het wil mij voorkomen dat dit op analoge wijze van een wagen eveneens gezegd kan worden, dus dat zoowel de wagen als de inhoud gelost wordt en dat het niet strikt noodzakelijk is voor de wagen ‘ledigen’ te gebruiken, ofschoon dit natuurlijk op zich zelf ook juist is.
J.T.D.
(Ons lid is het dus eens met de meening, weergegeven in ons nummer van Augustus. - Red.)
| |
| |
| |
Minstens
- ‘.., dat deze taak minstens naast de machtvergrooting.... moet worden aangevat.’ Het gebruik van ‘minstens’ in de betekenis van ‘althans’ is een fortuintje. Het toont aan dat de verdediging van minstens, in het Grote Woordenboek aangehaald, niet opgaat. ‘Men heeft minstens ook verdedigd’, zegt dit boek, ‘omdat het nl. uitsluitend de beteekenis heeft van op zijn minst, terwijl ten minste ook althans kan beteekenen.’ Men ziet nu dat ‘minstens’ ook ‘althans’ kan beteekenen. Zodra de klakkeloze nabootsing van het Duits één Nederlands woord op zij duwt, behoeft men niet te veronderstellen dat zij andere Nederlandse woorden met rust zal laten.
G-n.
| |
Neven
- Burgemeester en Wethouders van Amsterdam overwegen een verlaging van enkele onderdeelen van het tarief van de telefoon; zoo b.v. van de suppletie voor het tafeltoestel, van de kosten van een extra-stopcontact en dgl.
Dat is goed en verheugend; maar niet goed en niet verheugend is het, dat B. en W. deze tarieven en deze zaken aanduiden met neventarieven en neven zaken. Zoolang Amsterdam de hoofdstad is van Nederland, mogen B. en W. Nederlandsch spreken en zeggen: bij zaken en, zoo zij willen, bij tarieven.
| |
Krantentaal
- Een berichtje in een der groote dagbladen alhier maakte er ons op attent dat wij op het oogenblik midden in een prachtigen nazomer huizen.
Een Rotterdamsch blad vertelt ons dat de indertijd gezonken tinbaggermolen weder vlot geraakt is, alleen nog door een draad onder water vastgehouden werd, welke ‘draad’ nu door een duiker doorgehakt is. Vermoedelijk hebben wij te doen met de vertaling van een Engelsch bericht en wordt daarin gesproken van ‘a wire’. In onze taal heet dat een stalen tros (ter onderscheiding van een manilla- of een henniptros) of een stuk staaldraadtouw.
Moet men in Rotterdam, onze grootste havenstad, niet beter weten?
| |
Opgave
- Ons lid, de heer W.R. Menkman, vestigt nog eens de aandacht op het gebruik van opgave, waar sprake is van een taak.
Deze slechte gewoonte is reeds herhaaldelijk in dit blad aan de kaak gesteld; zoo bijvoorbeeld in onze lijsten van germanismen (en in ons boekje ‘Samenvatting’) en in de rubriek Van de leden. Maar het kan geen kwaad, er nogmaals tegen te waarschuwen.
| |
Maken
- Wij hebben eens (O.T., 1936, 42) eenige staaltjes gegeven van een onjuist gebruik van maken. (Koffie maken, bedden maken, enz.). Een van onze leden vestigt nu de aandacht op de veel-gebruikte uitdrukking: keus maken i.p.v. keus doen.
| |
Om-
- ‘Wanneer hij (de man) over dit onderwerp (de vrouw) iets hoort of leest, dan brengen eigen vooroordeelen hem er gemakkelijk toe het gehoorde volgens zijn eigen gezichtspunten om te vormen.’
Wanneer hij (de gemiddelde Nederlander) in deze taal (het Duitsch) iets hoort of leest, dan brengen eigen onvolkomenheden hem er gemakkelijk toe zijn eigen taal naar het gehoorde of gelezene om te vormen.
| |
Taai leven
- De nieuwe onzinkbare motorstrandreddingboot ‘Abraham Fock’ leeft nog steeds en wij gunnen het vaartuig en zijn moedige bemanning een lang leven. Maar hoe eerder deze onmogelijke aanduiding in de vergetelheid zal verzinken, hoe beter het voor onze taal zal zijn!
| |
Waar
- ‘Waar wij ons tot vier à zes vel druks moesten beperken, konden wij aan volledigheid niet denken.’
Een recent voorbeeld van verkeerd gebruik van dit ‘waar’? Neen, uit een werk van Dr. H. Blink, uitgegeven in 1902; vijfendertig jaar oud. En wie weet hoeveel oudere voorbeelden er nog van zijn. Quousque tandem?
| |
Bij aanleiding
- ‘Wij zullen stilstaan bij aanleiding van een voorval....’ (Krantenbericht). Wat - vraagt een lid - moet dat bij hier? Is het gallicisme? Zouden wij niet liever zeggen naar aanleiding?
| |
Bouwen
- Dezelfde krant vraagt ‘Hoe bouwt men wegen zonder deze (explosieve stoffen)?’ Ons antwoord is: Men bouwt geen wegen, noch mèt, noch zonder explosieve stoffen. Wegen legt men aan!
- ‘De officier van Justitie was van meening dat een weg wel een provinciaal werk is. Immers, men spreekt van wegenbouw. De wegen worden dus niet meer aangelegd, maar gebouwd....’
Wij zullen den officier van Justitie niet volgen in zijn juridieke conclusies, maar wie op dezen grond rechtspreekt, wete dat hij dan Duitsch recht pleegt. En geen Nederlandsch!
|
|