Onze Taal. Jaargang 5
(1936)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 3]Hoe komen wij er aan?Wij hebben al eens ‘gebladerd’ in Van Dale om half vergeten woorden weer op te halen; nu gaan we het eens doen in Stoett: ‘Nederlandsche Spreekwoorden, Uitdrukkingen en Gezegden’. Er zijn immers tal van zeer gebruikelijke gezegden ten aanzien waarvan wij, als we er over gaan denken, ons afvragen: Wat is de oorspronkelijke zin ervan, hoe komen wij er aan. Bijvoorbeeld: IEMAND AANKLAMPEN - Beteekent eigenlijk: door middel van klampen aan iets bevestigen. De uitdrukking is ontleend aan het zeewezen; vgl. Winschooten, 109: ‘Klamp, een strook houts dat ergens aan vast gespijkerd werd, om iets anders daar mede vast te hegten: hier vandaan klampen, aanklampen (oneigenlijk aannaajen), en blz. 34: aan boord klampen, een schip met een klamp aan het andere vast spijkeren; hij klampte mij aan boord...’ BLOKKEN (voor: hard studeeren) - Stoett behandelt eerst eenige verklaringen waarin gedacht wordt aan: zitten als een blok, maar hij acht het waarschijnlijker dat men moet denken aan: zwaar werken zooals iemand die hout in blokken hakt en hij vindt daarvoor steun in de Ned. uitdrukking ‘bolwerken’ en in het Fransche bûcher (het werkwoord nl.) dat beteekent; travailler à coups de hache, travailler fort. De uitdrukking was reeds in de 16e eeuw gangbaar; men vindt o.a. bij Marnix in diens ‘Bijencorf der H. Roomsche Kercke’: ‘Voorwaer, S. Michiel sal hier wel te studeren hebben, soo hij desen reghel na komen moet in 't ghewichte ende waerderinghen der sonden, soo hij in de Universiteydt van Loven oft in de Sorbone van Parijs niet een wijle tijdt wil komen blocken’Ga naar voetnoot(*) RUT ZIJN (berooid zijn) - Het is niet onmogelijk, dat we in dit ‘rut’ hetzelfde woord moeten zien als in ‘rut en roy’ dat we in de 16e eeuw bij De Roovere lezen in den zin van ‘arm, gemeen volk, schorrimorrie’ en bij Van Lummel: ‘Het volck is weynich, haer macht is rut’ (nietig). De oorspronkelijke beteekenis schijnt te zijn die van schurft... vgl. het Z.-Limb. ‘ich bin schoep’ (in de bet. van ‘rut’)... en het Hoogduitsche ‘Räude’, ons ‘ruit’ en ‘rui’. Ook onze uitdrukking Jan Rap, het gepeupel, Fransch ‘Rapaille’, vroeger ook ‘Jan Rappig’, in den zin van schurftig. EEN BROERTJE AAN IETS DOOD HEBBEN (het land aan iets hebben) - Oorspronkelijk gezegd van een ziekte, waaraan een broertje gestorven is, zoodat de andere er bang voor geworden is. HET LAND HEBBEN (en ‘landerig’ of ‘landziekig’ zijn) - Zóó gestemd zijn als een zeeman ‘die koortsen haalt op 't land en lucht schept op de vloeden’ (Vondel, ‘Lof der Zeevaart’). EEN GAT IN DE LUCHT SLAAN - Zóó verbaasd zijn dat men plotseling de armen omhoog slaat. In de 17e eeuw zeide men: een gat in den hemel slaan. Zoo o.a. bij Brederoo in ‘Sijmen sonder soeticheyt’: ‘........ Wat hangen daer al dodden ragh! En zoo voort. We laten het voor dezen keer hierbij maar zullen nog wel eens bladeren in de twee deelen van Stoett. Want daar staat veel aardigs en wetenswaardigs in. |
|