[Nummer 7]
Oude en nieuwe vrienden.
Wij moeten steeds blijven bedenken dat de taal leeft, d.w.z. een gestadig proces is van geboorte, bestaan en vergaan. Pittige woorden die in onbruik dreigen te geraken, moeten wij trachten te behouden wanneer de leemte niet wordt gevuld door nieuwelingen die even goed of beter zijn. En nieuwe woorden of uitdrukkingen die soms spontaan uit het volk opkomen, soms door litteratoren worden gesmeed, soms uit den vreemde overwaaien, dienen goed te worden getoetst aan den eigen aard van onze taal. Men moet zich aan het oude niet vastklampen als aan het eenig en eeuwig goede maar men mag het niet achteloos laten vergaan. En men behoort het nieuwe niet af te weren omdat het nieuw is, maar alleen als het niet past in onze taaltraditie.
Wat spontaan uit het volk opwelt, behoeft in den regel het minst critisch te worden bekeken. Gewoonlijk is het vanzelf goed Nederlandsch te achten omdat het immers denzelfden oorsprong heeft als de taal. Zoo hoorden wij onlangs, als Amsterdamsch gezegde, de uitdrukking: ‘Hij is vóór zessen gepord!’, in de beteekenis van: ‘Hij is pienter, hoor!’. Is dit niet een kruiig taal-creatuur in een stad waar het beroep van ‘Kruier en porder’ naast zoo menig deurtje stond aangekondigd (en trouwens hier en daar nòg staat)? En zoo hebben we in Den Haag eens van een vrouw hooren zeggen (ook dóór een vrouw): ‘Die is niet misbedeeld’ met de bedoeling: ‘Die is niet makkelijk’. Een kleurige uitdrukking is ook de naam ‘Kouwe Madam’, voor een vrouw die zich ‘Mevrouw’ laat noemen zonder het te zijn, en een zeer drastische is: ‘Hij riekt naar de schop’, voor een zieke wiens dood men nabij acht en bij wien men al aan den doodgraver denkt. En typisch voor een soort luchtige gemeenzaamheid die bij een vroegere, meer sierlijke, generatie hoorde zoodat ze nu dan ook helaas verouderd moet heeten, is de uitroep: ‘Tot flus!’ of ‘Tot flusjes!’ in den zin van: ‘Tot ziens!’ (tot fluks?) waarvoor we tegenwoordig de flauwe variatie ‘Tot kijk!’ hebben gekregen.
Een bijzonder aardig woord, karakteristiek Nederlandsch, maar, jammer genoeg, ook aan 't veranderen, is ‘meesmuilen’. Als men het afkort aan 't eind van een regel, doet men het bijna steeds verkeerd nl. als mees-muilen. Slaat men echter Franck-Van Wijk op, dan vindt men dat men moet afbreken: mee-smuilen want de stam is smuilen (vroeger smuylen) = glimlachen en verwant o.a. met ‘smoel’.
En dan hebben we onlangs het merkwaardige woord ‘molik’ weer eens in gebruik gezien. Het beteekent ‘vogelverschrikker’ (de afleiding schijnt onzeker, wordt meestal met ‘moloch’ in verband gebracht), maar Nic. Beets gebruikte het nog als een gewoon woord dat hij bekend achtte. Hij dichtte (in ‘Evangeliseeren’):
Werp van uw brood voor vooglen aller veêren Maar sta er niet als molik bij op 't land.
Met andere woorden: Verkondig wat gij wilt maar dring daarbij Uzelf niet voorop.
In onze Woordenlijst van De Vries en Te Winkel (uitgave van 1881) zoowel als in onzen Van Dale (uitg. van 1898) komt ‘molik’ nog voor.
Maar hoe weinigen kennen het tegenwoordig nog!