Ledenvergadering op zaterdag 7 oct. 1933, des namiddags te 2½ uur in gebouw Industria te A'dam.
Het voorzitterschap wordt, bij ontstentenis van den Heer C.K. Elout, waargenomen door den Heer F.J.W. Drion. De voorzitter opent de vergadering met een inleidend woord, waarin hij de voornaamste gebeurtenissen van het afgeloopen vereenigingsjaar herdenkt. Hij constateert dat alom is waar te nemen een opleving van het nationaliteitsgevoel en hij vertrouwt dat daarmee zal gepaard gaan een toenemende belangstelling in de taal. De taal toch behoort tot de schoonste uitingen van het volksbewustzijn.
De notulen van de vorige ledenvergadering worden opgelezen en door de vergadering goedgekeurd.
Nadat gebleken is dat geen ingekomen stukken de aandacht van deze Vergadering vragen, worden de verslagen van de secretaresse en van den penningmeester, zooals die zijn opgenomen in het laatste nummer van het orgaan, aan het oordeel van de Vergadering onderworpen en onveranderd aanvaard.
Alsdan brengt de commissie tot het nazien van de rekening, bij monde van den Heer G. van Saane haar verslag uit; de conclusie strekt tot vaststelling van de cijfers, zooals de penningmeester die heeft samengesteld en tot het verleenen van décharge, ten aanzien van het gevoerde beheer. Aldus wordt besloten.
De commissie tot het nazien van de rekening over het jaar 1933-1934 wordt samengesteld uit de Heeren G. van Saane en H. Smit P.C.zn.
De aftredende leden van het Bestuur, de Heeren J.T. Duyvis en S.S.D. Wehrens worden herbenoemd. Beiden verklaren de benoeming aan te nemen en de Voorzitter brengt hun dank voor hunne bereidwilligheid opnieuw de bestuursfunctie te aanvaarden.
Bij de rondvraag blijkt uit een mededeeling van de secretaresse dat het A.N.V. zich opnieuw heeft uitgesproken ten gunste van een samenwerking met ons Genootschap, in den geest van het daaromtrent gepubliceerde in No. 4 van den 1en jaargang van ons orgaan. De Voorzitter vindt hierin aanleiding de verwachting uit te spreken, dat de samenwerking met het A.N.V. voor beide partijen van voordeel zal blijken te zijn.
De Voorzitter vestigt de aandacht op een denkbeeld, dat reeds vroeger werd geopperd door den Heer F. Lugt en dat ook reeds het onderwerp heeft uitgemaakt van een bespreking in een Bestuursvergadering. Het bedoelt de leden in staat te stellen te geraken tot een nauwer onderling contact. Tot dat doel wil de voorsteller den leden doen vragen om een opgave omtrent werkkring, persoonlijke voorliefden, studiegebied en eventueel gepubliceerde werken; deze opgaven zouden dan op een lijst vereenigd moeten worden en ter kennis van de leden gebracht.
Het ligt in de bedoeling van het Bestuur het denkbeeld van den Heer Lugt nader uit te werken.
De Heer J.P. Smits vestigt de aandacht op de wenschelijkheid ook de volgende ledenvergaderingen aantrekkelijk te maken zooals dat is geschied bij de eerste Ledenvergadering, toen Prof. Dr. Jac. van Ginneken zulk een interessante lezing heeft gehouden. De Voorzitter acht deze gedachte een overweging waard en oppert het denkbeeld die lezingen dan in verschillende plaatsen te houden, opdat zich meer centra van belangstelling zullen kunnen ontwikkelen. De vergadering blijkt zich hiermede te kunnen vereenigen, waarbij de Heer Duyvis de opmerking maakt dat het dan aanbeveling zal verdienen de vergaderingen in den winter te houden, omdat dan meer belangstelling zal zijn te verwachten dan des zomers.
Nadat de Heer G. van Saane de wenschelijkheid heeft bepleit de verschenen lijsten van Germanismen tot één geheel te vereenigen en de Voorzitter heeft toegezegd te overwegen dit denkbeeld te verwezenlijken, sluit de Voorzitter de vergadering met dank aan de aanwezigen.