Broedertwist.
In het Juni-nummer van ‘Neerlandia’, maandblad van het Algemeen Nederlandsch Verbond, hebben wij een redactioneele bestrijding van ons Genootschap gevonden welke de bekende secretaris der Groep Nederland van het Verbond, Kolonel Oudendijk, daarna nog eens ‘dunnetjes overdoet’. Dat het oprichten van ons Genootschap het Bestuur van het Verbond mishaagde, wisten wij uit een gesprek met den Algemeenen Voorzitter, maar wij hadden verwacht dat onze vredelievende woorden in het vorige nummer en ons betoogje over het verschil in arbeidsveld tusschen Bond en Genootschap eenigen indruk ten goede zouden hebben gemaakt. Maar hoewel men in ‘Neerlandia’ de ontvangst van ons eerste nummer erkent, blijkt, dat het niet is gelezen. Wij zullen nu nogmaals, maar dan ook voor 't laatst, kort aangeven waarom ons Genootschap, naast het A.N.V., er gerust mag zijn.
1e. Wij bemoeien ons uitsluitend met taalquaesties, het A.N.V. daarentegen behartigt stambelangen in het algemeen (het heet dan ook Algemeen Nederlandsch Verbond) zoodat ook degenen die het niet met de stampolitiek van het A.N.V. eens zijn (en het Verbond weet dat die er zijn) lid kunnen worden van ons Genootschap wanneer het hun alleen om de zuiverheid van de Nederlandsche Taal is te doen.
2e. Ons Genootschap richt zich alléén tot de leden en is opgezet als een ‘onder-onsje’ van onderlinge taalbeoefening. Wij treden dus niet naar buiten op met verzoekschriften e.d., zooals het A.N.V. wel doet.
3e. Het A.N.V. richt zich, op taalgebied, voornamelijk tegen de gallicismen (in het geschrift ‘Taalzuivering’ vindt men 10 bladzijden met germanismen en 26 met gallicismen). Wij doen het (om de nu al vaak genoemde redenen) in de eerste plaats tegen de germanismen.
4e. De Taalwacht doet zeker goed werk maar kan, door het presidium van een doctor in de letteren, in haar geheel toch waarlijk geen aanspraak maken op gezag in taalquaesties. Wij hebben daarvoor ons College van Deskundigen (vijf Hoogleeraren en een redacteur van het Woordenboek) en als ‘Neerlandia’ de correspondentie van onze deskundigen over de germanismenlijsten eens kon zien, dan zou men op dat kantoor allicht een beter begrip krijgen van de moeilijkheid van taalbeoordeeling.
Waanneer men ten kantore van het A.N.V. het bovenstaande nu ditmaal eens wil lezen en goed wil lezen, dan zal men daar ook begrijpen dat het verwijt: Waarom niet gepoogd, Uw doel binnen het A.N.V. te bereiken?- niet ter zake dient. Ten eerste niet omdat, gelijk wij reeds opmerkten, nu eenmaal niet iedereen die tegen germanismen wil strijden, het eens is met de stampolitiek van het A.N.V. en ten tweede omdat wij, om ons doel te bereiken, veel te veel plaats in ‘Neerlandia’ zouden moeten vergen (nu reeds 4 bladzijden, maar dat wordt straks stellig meer).
De gebelgdheid van het A.N.V. is dus geheel misplaatst. We kunnen te gelijk werken, het A.N.V. op zijn uitgebreid gebied, wij op ons beperkte terrein. Te gelijk en, naar het ons voorkomt, elkaar aanvullend, ook te zamen. Maar dan moeten wij ons van broedertwist onthouden.
Hetgeen wij van onzen kant aanstonds deden en, in 't vertrouwen dat wij nu eindelijk zullen zijn begrepen, zullen blijven doen.