Onze Taal. Jaargang 1
(1932)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 2]Eert uw schoone Nederlandsche taal.Ga naar voetnoot*)Ik behoef geen uilen naar Athene te dragen door den rijkdom, de schoonheid, het scheppend vermogen onzer Nederlandsche taal in het licht te stellen. Herhaalde malen is dit door onze taalgeleerden en dichters op de voortreffelijkste en meest overtuigende wijze gedaan. Al hetgeen wij denken, peinzen, gevoelen, of waarover wij zuchten, klagen, juichen of jubelen,- kan zijn uitdrukking vinden in onze, eertijds gezuiverde, met en in het volk gegroeide en door de dusgenaamde spraakmakende gemeente immer verrijkte taal. Wij kunnen daarop terecht trots zijn. Daarom temeer hebben wij onze Moedertaal en met haar ons Vaderland lief.
En daarom is het onbegrijpelijk, dat juist ons volk, wellicht meer dan eenig ander, zijn eigen taal achterstelt bij een vreemde, of misvormt door vreemde woorden, of vooral door germanismen onzuiver maakt. Gezondigd wordt in dit opzicht onder alle standen en rangen. Zelfs maakt menigeen zich belachelijk door, met geaffecteerde stem, telkens zijne fijne beschaving te willen toonen, door de inlassching van een buitenlandsch modewoord. Alsof meelig blanketsel meer waarde had dan frissche natuur-kleur!
Neen, laat ons liever onze prachtige moedertaal blijven eeren en dienen, hare wenken opvangen, aan hare frischheid ons verkwikken, aan hare kracht ons sterken en aan hare teederheid ons overgeven!
Zij is het waard en wij verhoogen er door onze waardigheid. |
|