De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87
(1994)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |||||||||||||
1 InleidingGa naar voetnoot1Door middel van prefigering en suffigering kunnen van werkwoorden andere werkwoorden worden afgeleid, die in een zekere semantische relatie staan tot het oorspronkelijke werkwoord. Wanneer bijvoorbeeld het prefix her- aan een werkwoord wordt toegevoegd, krijgt het op deze manier ontstane werkwoord de betekenis: ‘het opnieuw verrichten van de werking of handeling waarnaar het ongelede correlaat verwijst’ (De Vries 1975: 131). Deze verandering in betekenis is constant en geldt voor elke afleiding met her-. Zo betekent herkauwen ‘opnieuw kauwen’ en herwaarderen ‘opnieuw waarderen’ en zou een niet bestaand werkwoord herdingessen de betekenis ‘opnieuw dingessen’ krijgen. Niet alle affixen echter wijzigen de betekenis van een werkwoord op een dergelijke constante wijze. Het in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) genoemde, tamelijk verouderde, werkwoord ontvriezen betekent hetzelfde als ontdooien hoewel de twee oorspronkelijke werkwoorden, vriezen en dooien, precies elkaars tegenhanger zijn. En ondanks de compleet tegenovergestelde betekenis van komen en gaan dragen hun correlaten met ont- geen tegenovergestelde betekenis: een van de betekenissen van ontgaan is volgens Van Dale ‘aan iemand of iets ontkomen’. Opmerkelijk is ook dat de afleiding ontveinzen vrijwel dezelfde betekenis draagt als het werkwoord waar het van is afgeleid, veinzen. Verder zijn niet alleen afleidingen met ont- van werkwoorden, maar ook afleidingen met ont-van nomina en adjectieven niet eenduidig in hun betekenisrelatie tot het oorspronkelijke element. Ontvreemden en onteigenen verschillen alleen in betekenis wat betreft de legaliteit van de actie. De handelingen zelf zijn identiek, wat verbazing wekt gezien het contrast in betekenis tussen de adjectieven vreemd en eigen. | |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
In dit artikel zal nader worden ingegaan op de verschillende betekenisaspecten van ont-. Bovendien zal ont- vergeleken worden met het Engelse prefix un-; eventuele verschillen en overeenkomsten tussen deze twee prefixen zouden meer inzicht kunnen verschaffen in de semantiek van ont-. | |||||||||||||
2 De verschillende betekenissen van ont-Het prefix ont- kan niet alleen geprefigeerd worden aan werkwoorden, maar ook aan nomina en adjectieven. De overeenkomsten zijn echter groot, zodat in de literatuur deze afleidingen vaak samen behandeld worden. De diverse semantische relaties tussen de afleiding met ont- en het oorspronkelijke werkwoord, nomen of adjectief, respectievelijk, overlappen elkaar voor een groot deel en het resultaat is steeds een werkwoord of een deelwoord. Bovendien is het niet altijd duidelijk of een bepaalde afleiding met ont- nu afgeleid is van een werkwoord of van een adjectief of nomen. Het werkwoord ontwapenen bijvoorbeeld kan afgeleid zijn van het werkwoord (be) wapenen of van het nomen wapen, en het werkwoord ontzouten kan het werkwoord zouten als oorsprong hebben maar ook het adjectief zout. Het WNT deelt afleidingen met ont- in twee groepen in op basis van de richting van de handeling ten opzichte van de persoon die het onderwerp is. Van de eerste groep, die afleidingen bevat die een nadering aanduiden, zijn maar betrekkelijk weinig voorbeelden te vinden. Eigenlijk bevat deze groep alleen maar de werkwoorden ontbieden en ontgelden.Ga naar voetnoot2 De tweede groep bestaat uit afleidingen die een verwijdering aangeven. Deze groep wordt door het WNT in een aantal subgroepen onderverdeeld:
Betekenis (2) is volgens het WNT afgeleid van betekenis (1) en is tevens sterk gerelateerd aan betekenis (3) (vgl. bijvoorbeeld ontbinden). Daarom wordt deze betekenis niet altijd apart onderscheiden (zie ook Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS); De Vries 1975). Waarom nu dragen afleidingen met ont- zulke verschillende, soms zelfs absoluut niet aan elkaar gerelateerde, betekenissen? Om deze vraag te kunnen beantwoor- | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
den, richten we onze blik op de oorsprong van het prefix ont-. Een dergelijk prefix kwam reeds voor in het Middelnederlands (ont-), het Oudnederfrankisch (ant-), het Oudsaksisch (and-, ant-), het Oudhoogduits (ant-, int-; vergelijk het hedendaags Duitse ent-, dat precies dezelfde betekenisaspecten bezit als het Nederlandse ont-), het Oudfries (und-, unt-, ond-, ont-), het Oudengels (on-; vergelijk het hedendaags Engelse un-, waarop we in de volgende paragraaf uitgebreid terug zullen komen) en het Gotisch (and-) (Van Veen 1989; De Vries 1971). Zowel Van Veen als De Vries suggereren dat ont- wel eens samengevallen zou kunnen zijn met het prefix in- in afleidingen die een begin van een handeling aangeven: ‘Het is mogelijk dat in enige samenstellingen dit ont- met in- is samengevallen en daarvan de betekenis heeft overgenomen. Dit kan het geval zijn in ontbijten, ontbranden, ontstaan.’ (De Vries 1971).Ga naar voetnoot3 Ook in Van Loey (1964) wordt een dergelijke suggestie geopperd. Oorspronkelijk zouden er dus twee verschillende prefixen zijn geweest, ont- en in-, waarbij in- verantwoordelijk was voor afleidingen met een inchoatief betekenisaspect, terwijl het oorspronkelijke ont- de betekenis ‘weg’ of ‘tegen’ toevoegde aan het basiselement. Deze tweedeling wordt in het hedendaags Nederlands weerspiegeld in het verschil in betekenis tussen de afleidingen uit groep (5) enerzijds en de afleidingen uit de groepen (1) t/m (4) anderzijds. De verschillende oorsprong van het prefix ont- in afleidingen uit groep (1) t/m (4) en het prefix ont- in afleidingen uit groep (5) zou een verklaring kunnen bieden voor tenminste een van de eigenaardigheden die we in de eerste paragraaf signaleerden. Daar merkten we op dat hoewel vriezen en dooien naar een tegenovergestelde situatie verwijzen, de corresponderende afleidingen met ont- dezelfde betekenis dragen. De relatie tussen het afgeleide werkwoord en het oorspronkelijke werkwoord is hier dus niet constant. De werkwoorden ontvriezen en ontdooien hebben daarom naar alle waarschijnlijkheid niet hetzelfde afleidingsproces doorlopen. Het prefix in ontdooien geeft een begin aan; het hele werkwoord betekent ‘beginnen met dooien’. Het prefix in ontvriezen daarentegen geeft juist aan dat de afleiding de tegenovergestelde betekenis draagt van het basiswerkwoord vriezen. Ontvriezen en ontdooien behoren dus tot verschillende betekenisgroepen: ontvriezen tot groep (3) en ontdooien tot groep (5). Als ont- in afleidingen die een begin aanduiden oorspronkelijk inderdaad een ander prefix, in-, is geweest, dan is hier sprake van twee verschillende morfologische processen, wat verklaart waarom de semantische relatie tussen vriezen en ontvriezen een andere is dan die tussen dooien en ontdooien. Helaas zijn de andere opgemerkte eigenaardigheden niet te verklaren vanuit bovenstaande tweedeling. Om toch een verklaring voor deze gevallen te vinden, en om tevens meer inzicht te verkrijgen in de semantiek van afleidingen met ont- in het algemeen, zullen we in de volgende paragraaf nader ingaan op de betekenisas- | |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
pecten van het corresponderende prefix in het Engels, un-, waarnaar meer onderzoek is gedaan dan naar de semantiek van het Nederlandse prefix ont-. | |||||||||||||
3 Het Engelse prefix un-: overeenkomsten en verschillen met ont-Het Engelse un- kent twee tegenhangers in het Nederlands: het negatieve prefix on- en het hierboven besproken prefix ont- (in de Oxford English Dictionary (OED) respectievelijk un1- en un2- genoemd). In dit artikel zullen we ons beperken tot het prefix un2-, dat in betekenis grotendeels overeenkomt met het Nederlandse ont-.Ga naar voetnoot4 Voor een uitgebreide bespreking van de grote overeenkomsten tussen het andere prefix un-, un1-, en het Nederlandse negatieve prefix on- verwijzen we naar Shàffer (1978). De classificatie van de Engelse ‘ont-achtige’ afleidingen aan de hand van de betekenisgroepen die door het WNT onderscheiden worden, ziet er als volgt uit:
Un- is tegenwoordig nog slechts produktief in betekenis (3). Een vrij recent voorbeeld is uninvent (‘een uitvinding ongedaan maken’): ‘Nuclear weapons cannot be uninvented’.Ga naar voetnoot5 Op de exacte betekenis van afleidingen uit deze groep komen we in de volgende paragraaf nog terug. Un- komt ook voor in afleidingen met betekenis (4), maar is dan lang niet zo produktief. Dit staat in scherp contrast met het Nederlands en het Duits, waar juist (4) de produktieve groep is. Het Engelse un- kent ook een inchoatieve betekenis, getuige afleidingen als unloosen en unthaw. Het prefix in deze afleidingen is echter ook wel gekarakteriseerd als een semantisch redundant prefix (Horn 1988) of als een intensiveerder van de handeling die door het basiswerkwoord wordt uitgedrukt (Thomas 1983). Het lijkt er daarom op dat de afleidingen uit deze groep slechts op subtiele wijze in betekenis verschillen van hun corresponderende basiswerkwoorden, waarbij er geen in het oog springende verschillen bestaan tussen het Nederlands en het Engels. Het Engels verschaft bovendien een aanwijzing voor de andere oorsprong van het prefix in afleidingen uit deze groep. Naast paren als loosen/unloosen en thaw/unthaw, die vrijwel niet in betekenis verschillen, bestaan er in het Engels ook | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
dergelijke paren met het prefix in-, afgeleid van of gevormd analoog aan het Latijnse in- (Thomas 1983): o.a. flammable/inflammable (‘ontvlambaar’), heritable/inheritable (‘erfelijk’), radiant/irradiant (‘helder stralend’). Een sterke overeenkomst dringt zich hier op tussen het prefix un- uit groep (5) en het prefix in-. Tenslotte zijn er nog werkwoorden die geen van de onder (1) t/m (5) genoemde betekenissen bezitten, zoals unhook in John unhooked the picture, en unsaddle in the horse unsaddled the rider. Het werkwoord unhook draagt hier de verouderde betekenis ‘van de haak af nemen’ en unsaddle de eveneens verouderde betekenis ‘uit het zadel verwijderen’ (cf. Marchand 1972). Afleidingen als unhook, unsaddle, unbottle, uncage, etc. komen tot op zekere hoogte in betekenis overeen met de Nederlandse afleidingen ontsporen en ontboezemen, die volgens de WNT-indeling tot de restgroep behoren. Al deze afleidingen vertonen enige verwantschap met de Nederlandse afleidingen uit groep (1). In alle gevallen wordt een beweging ergens vandaan weergegeven. Het verschil is echter dat datgene waarvandaan die beweging plaatsvindt in de Engelse afleidingen zelf al genoemd wordt (hook, saddle) terwijl bij de Nederlandse afleidingen uit groep (1) dit element of deze plaats als indirect object verschijnt: ik ontfutsel de rover zijn pistool. In dit voorbeeld gaat het pistool van het bezit van de rover over in het bezit van de spreker; de constituent de rover is dan ook het indirect object. Mogelijkerwijs houdt het ontbreken van afleidingen met betekenis (1) in het Engels verband met het in ruime mate voorkomen van afleidingen van het type unhook. | |||||||||||||
5 Reversatieve werkwoorden en negatieOver afleidingen uit groep (3) wordt door het WNT gezegd dat deze het tegenovergestelde uitdrukken van de overeenkomstige werkwoorden zonder ont- (vgl. ook ANS; De Vries 1975). Zo zou bijvoorbeeld het werkwoord ontstoppen, dat afgeleid is van verstoppen (Sassen 1979), volgens het WNT de tegenovergestelde betekenis dragen van dit basiswerkwoord. Echter, deze interpretatie van afleidingen uit groep (3) is niet helemaal correct. Horn (1989) bespreekt een bepaald type afleidingen in het Engels met un-, de zogenaamde reversatieve werkwoorden. Deze groep komt grofweg overeen met groep (3) van het WNT. Over dit type afleidingen merkt Horn (1988: 211) op: ‘[...] so-called “reversative” un- actually reverses not the action denoted by the base verb but rather the result of that action.’ Wanneer het reversatieve werkwoord untie gebruikt wordt om aan te geven dat het lint om een pakje losgemaakt wordt, is er sprake van een mogelijke eerdere actie waarbij dat lint juist om het pakje geknoopt werd waardoor het stadium van vastgeknoopt-zijn werd bereikt. Het werkwoord untie nu geeft aan dat we van dat stadium van vastgeknoopt-zijn naar het stadium van niet-vastgeknoopt-zijn gaan. Niet de actie zelf wordt omgekeerd maar het resultaat van die actie, het al dan niet vastgeknoopt zijn van het lint. Deze zelfde redenering is van toepassing op de Nederlandse werkwoorden uit groep (3). Wanneer we spreken over het ontstoppen van een afvoer, dan is er een eerder stadium waarin de afvoer verstopt is. Het werkwoord ontstoppen wordt gebruikt om van het stadium van verstoptzijn in het stadium van niet-verstopt-zijn te geraken, niet om het tegenovergestelde weer te geven van de actie van het verstoppen van een afvoer. Het vérstoppen van een afvoer is namelijk meestal geen doelbewust proces met een handelende persoon, het óntstoppen van een afvoer wel. | |||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||
Dat reversatief iets anders is dan negatief, kan worden aangetoond door gebruik te maken van dubbele negatie (cf. Thomas 1983). Als niet wordt toegevoegd aan een afleiding met een negatief prefix, dan heffen de twee negaties elkaar vrijwel op. Niet onwaarschijnlijk en waarschijnlijk zijn tot op zekere hoogte onderling uitwisselbaar, omdat on- een negatief prefix is. Echter, niet verstoppen betekent iets geheel anders dan ontstoppen en not untie iets anders dan tie. Gezien de grote overeenkomst in betekenis tussen het Engelse un2- en het Nederlandse ont- zou inzicht in de betekenis van dit un- meer duidelijkheid kunnen verschaffen omtrent de betekenis van het overeenkomstige prefix in het Nederlands. In de laatste paragraaf zal dan ook gebruik worden gemaakt van zowel inzichten over ont- als inzichten over un- om de in paragraaf 1 gesignaleerde schijnbare ongerijmdheden te verklaren. | |||||||||||||
6 Enkele resterende problemenTenslotte keren we terug naar de eigenaardigheden die we in de eerste paragraaf signaleerden. We zagen dat de overeenkomst in betekenis tussen ontvriezen en ontdooien verklaard kon worden vanuit de verschillende oorsprong van het prefix in deze twee afleidingen. De afleidingen ontkomen en ontgaan zijn echter afkomstig uit dezelfde groep, groep (1), en de overeenkomst in betekenis ondanks de tegengestelde betekenis van de basiswoorden kan dus niet verklaard worden door een verschillend afleidingsproces. Echter, de tegenstelling in betekenis tussen de basiswerkwoorden komen en gaan is slechts een schijnbare tegenstelling, zoals we zullen laten zien. De afleidingen ontkomen en ontgaan verschillen slechts wat betreft het perspectief van de handeling. In het geval van ontgaan ligt het perspectief bij de plaats, zaak of persoon waarvandaan de verwijdering plaatsvindt. Dit element verschijnt als verplicht indirect object bij het werkwoord, zoals bijvoorbeeld in de details ontgingen mij. Een van de betekenissen van ontgaan is dan ook niet ‘ontkomen’ an sich, maar ‘ontkomen aan iets of iemand’. Het is bovendien niet mogelijk om de uiteindelijke plaats van bestemming van het element dat de verwijdering ondergaat, expliciet te vermelden. Het is niet duidelijk waar dit element naartoe gaat; het verwijdert zich in onbestemde richting. Bij het werkwoord ontkomen, daarentegen, kan de uiteindelijke plaats van bestemming wel genoemd worden, hoewel niet tegelijk met de plaats, zaak of persoon waaraan ontkomen wordt: de misdadigers ontkwamen naar een andere stad of de misdadigers ontkwamen aan de politie, maar niet de misdadigers ontkwamen aan de politie naar een andere stad. Het perspectief lijkt hier niet vast te liggen in de positie waarvandaan de beweging plaatsvindt, omdat ook de uiteindelijke plaats van bestemming (naar een andere stad) niet genoemd kan worden. Afleidingen met ont- impliceren een beweging ergens vandaan, wat altijd inhoudt dat er een vertrekpunt moet zijn. Desalniettemin is ook de plaats waarnaartoe ontkomen wordt van belang, getuige de mogelijkheid tot vermelding van de uiteindelijke plaats van bestemming. Bij nadere beschouwing verschillen de werkwoorden die ten grondslag liggen aan deze twee afleidingen, komen en gaan, eigenlijk ook slechts wat betreft het perspectief van de handeling. Voor eenzelfde gebeurtenis kunnen beide werkwoorden gebruikt worden, waarbij alleen het gezichtspunt van waaruit de gebeurtenis wordt beschouwd, verschilt. Stel dat Erik, die in Groningen woont, donderdag een verjaardagsfeestje heeft in Amsterdam. Zijn huisgenoten zullen zeggen dat Erik | |||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||
donderdag naar Amsterdam gaat. De jarige daarentegen zal zeggen dat Erik donderdag naar Amsterdam komt. Het werkwoord gaan geeft een beweging ergens vandaan aan, komen een beweging ergens naartoe. Omdat het prefix ont- een verwijdering aangeeft, ligt het perspectief in het geval van ontgaan volledig bij de positie waarvandaan de verwijdering plaatsvindt. De combinatie van ont- (beweging ergens vandaan) met het werkwoord komen (beweging ergens naartoe), daarentegen, levert een werkwoord op waarbij het perspectief niet echt vast ligt. De semantische relatie tussen de afleidingen ontkomen en ontgaan en hun ongelede correlaten komen en gaan, is dus identiek, gegeven het verschil in perspectief tussen deze laatste twee werkwoorden. Het prefix ont- voegt in beide gevallen slechts de betekenis ‘weg’ toe aan de basiswerkwoorden. Dit komt ruwweg overeen met hetgeen Horn (1988: 218) opmerkt over un-werkwoorden: ‘In thematic terms, the un-verb is always source-oriented, whether [...] the base itself bears a goal reading which the un-version reverses, or whether the base itself bears a source reading, which the un-verb duplicates or reinforces’. De bron-gerichtheid van ont- komt tot uitdrukking in de betekenis ‘weg van iets of iemand vandaan’ Ook bij ontvreemden en onteigenen hebben we te maken met een overeenkomst in betekenis ondanks een schijnbare tegenstelling in betekenis tussen de basiselementen. Zowel bij ontvreemden als onteigenen lijken we te maken te hebben met het verlies van een eigenschap, ‘vreemd’ respectievelijk ‘eigen’ (cf. betekenis (4)). In het eerste geval verliest het voorwerp dat ontvreemd wordt de eigenschap ‘vreemd’ voor zijn nieuwe eigenaar, het subject van ontvreemden, zoals bijvoorbeeld in de dief ontvreemdde het handtasje. In het geval van onteigenen raakt het onteigende voorwerp de eigenschap ‘eigen’ kwijt voor de voormalige eigenaar: de staat onteigende het land. Kijken we nu naar andere afleidingen in groep (4), dan blijkt dat het verlies van een zaak of eigenschap gerelateerd is aan het wegnemen van iets (zoals ook bij onteigenen) en niet aan het in bezit krijgen van iets (zoals bij ontvreemden, waar degene die iets ontvreemdt dit voorwerp in zijn bezit krijgt waardoor het de eigenschap ‘vreemd’ verliest). In bijvoorbeeld de zin de milieuactivist ontkrachtte het argument van de fabrikanten wordt de eigenschap ‘kracht’ ontnomen aan het argument van de fabrikanten; waar die kracht vervolgens blijft, doet niet terzake. Het bovenstaande suggereert dat ontvreemden eigenlijk niet in groep (4) thuis hoort. We hebben hier dus niet te maken met een verlies van een eigenschap, maar ook niet met een handeling die een scheiding, begin of tegenovergestelde van het ongelede correlaat uitdrukt. Op basis van deze schifting zou ontvreemden tot groep (1) moeten behoren, de groep die afleidingen bevat die een verwijdering aanduiden. In dat geval is het ongelede correlaat geen adjectief, maar een werkwoord. Nu bestaat er geen werkwoord vreemden, maar een mogelijk basiswerkwoord van ontvreemden zou vervreemden kunnen zijn (naar analogie van het paar ontstoppen/verstoppen in de vorige paragraaf). Ontvreemden zou dan het vervreemden van een object aanduiden, waarbij de vervreemding in een bepaalde richting plaatsvindt, namelijk van de eigenaar vandaan. De basiselementen van de afleidingen ontvreemden en onteigenen, vervreemden en eigen, staan niet zo lijnrecht tegenover elkaar in betekenis als de vermeende basiselementen vreemd en eigen, zodat de overeenkomst in betekenis niet meer zo verrassend is. De grote overeenkomst in betekenis tussen de afleiding ontveinzen en het corresponderende basiswerkwoord veinzen, tenslotte, heeft te maken met het feit dat ont- in dit soort afleidingen slechts de richting van de handeling (beweging | |||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||
ergens vandaan) toevoegt aan de door het basiswoord reeds aangeduide handeling. Het prefix ont- in ontvluchten bijvoorbeeld, dat net als ontveinzen tot groep (1) behoort, geeft slechts aan dat het vluchten plaatsvindt van het perspectiefpunt vandaan. De nadruk bij dit werkwoord ligt niet op de handeling van het vluchten zelf maar op het resultaat, nl. de verwijdering ten opzichte van datgene wat ontvlucht wordt (dit naar analogie van de reversatieve werkwoorden in paragraaf 5, waarbij de nadruk ook op het resultaat en niet op de handeling zelf ligt) Ontveinzen nu draagt als betekenis ‘door te veinzen als niet bestaand doen voorkomen’ (Van Dale). Het veinzen heeft als resultaat dat iets of iemand niet meer lijkt te bestaan, m.a.w. dat iets of iemand weg is. Voor alle werkwoorden uit groep (1) geldt dus in meer of mindere mate dat de afleiding en het corresponderende basiswerkwoord overeenkomen in betekenis, waarbij het prefix ont- in de afleidingen die behoren tot deze groep slechts aangeeft dat de handeling zich van het perspectiefpunt vandaan beweegt. | |||||||||||||
7 ConclusiesIn dit artikel zijn we ingegaan op de verschillende betekenisaspecten van afleidingen met ont-. Van diverse kanten is wel opgemerkt dat aan het hedendaagse ont- wel eens twee oorspronkelijk verschillende voorvoegsels, ont- en in-, ten grondslag zouden kunnen hebben gelegen. Deze twee voorvoegsels zijn nu niet meer te onderscheiden qua vorm, maar nog wel qua betekenis. Het oorspronkelijke voorvoegsel in- zou verantwoordelijk zijn voor het inchoatieve betekenisaspect in een bepaalde klasse niet-produktieve afleidingen, en het oorspronkelijke ont- voegt dan de betekenis ‘weg’ of ‘tegen’ toe aan het basiselement. Deze tweedeling vormt een aannemelijke verklaring voor het bestaan van de verouderde afleiding ontvriezen naast het hedendaagse werkwoord met dezelfde betekenis, ontdooien. We hebben bovendien het Nederlandse voorvoegsel ont- vergeleken met het overeenkomstige voorvoegsel in het Engels, un2-. Het Engelse un2- komt in betekenis grotendeels overeen met het Nederlandse ont-. Inzichten met betrekking tot het Engelse un- verschaffen meer duidelijkheid in de semantiek van het Nederlandse ont-. Omgekeerd levert het onderscheid tussen de voorvoegsels ont- en on- in het Nederlands een argument op voor het bestaan van twee soorten un- in het Engels. Enkele van de weinige verschillen tussen ont- en un2- zijn het ontbreken van afleidingen met un2- analoog aan de Nederlandse afleidingen uit groep (1), die een verwijdering aanduiden, en het daarentegen in ruime mate voorkomen van afleidingen van het type unhook, die in het Nederlands vrijwel niet voorkomen. Mogelijkerwijs zijn de Nederlandse afleidingen uit groep (1) (ontfutselen, ontvluchten, etc.) en de Engelse afleidingen van het type unhook aan elkaar verwant. Hoe deze twee groepen in dat geval aan elkaar gerelateerd dienen te worden wat betreft hun argumentstructuur, is iets wat nog nader onderzoek vergt. | |||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||
|
|