De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86
(1993)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De uitzonderlijkheid van uitgezonderdGa naar voetnoot*J.A.M. Komen1 InleidingHet voltooid deelwoord uitgezonderd vormt in combinatie met een naamwoordgroep een constructie die min of meer op zichzelf lijkt te staan. De betrekkelijke zelfstandigheid van de verbinding [uitgezonderd NC] blijkt uit de grote plaatsingsvrijheid; vergelijk:
Zeker in (1c) lijkt de combinatie de status van zinsdeel te hebben (vgl. ANS 1984, p. 779). Redekundig zou dit zinsdeel als bijwoordelijke bepaling kunnen worden ontleed. Het naamwoord (NC1; hier Jan) waarmee uitgezonderd wordt gecombineerd, is echter nauw betrokken op een ander naamwoord (NC2; hier iedereen) in de zin. Deze betrekking kan worden omschreven als een partitieve, ‘appositionele’ verhouding. NC1 noemt immers een deel van een groter geheel dat door NC2 wordt uitgedrukt. Op grond hiervan zou van een adnominale bepaling kunnen worden gesproken. Ook de taalkundige ontleding van deze adverbiale dan wel adnominale bepaling is problematisch. In de spraakkunsten en woordenboeken wordt uitgezonderd zowel voegwoord als voorzetsel, alsook achterzetsel genoemd (vgl. Van Dale 1984, p. 3022). De combinatie [uitgezonderd NC] vertoont grote gelijkenis met een voorzetselconstituent, waarin de NC de kern vormt en uitgezonderd de verhouding van het nomen aanduidt ten opzichte van de rest van de zin.Ga naar voetnoot1 Het is echter niet slechts de constructie in haar geheel die wordt gekenmerkt door een grote vrijheid | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
in woordvolgorde. Ook binnen de constructie bestaan verschillende plaatsingsmogelijkheden. Naast de voorbeelden (1a) - (1c) kunnen de volgende worden geplaatst:
In deze zinnen staat uitgezonderd niet in prepositie (als voorzetsel), maar in postpositie (als ‘achterzetsel’).Ga naar voetnoot2 Er is evenwel geen duidelijk verschil in betekenis zoals tussen voorzetsels in plaatsbepalingen en achterzetsels in richtingsbepalingen (op de berg / de berg op; in de tuin / de tuin in). Wanneer het naamwoordelijke deel van de combinatie bestaat uit een voornaamwoord, blijkt bovendien dat uitgezonderd kan worden gevolgd of voorafgegaan door een subjectsvorm.Ga naar voetnoot3 Dit is in strijd met de algemene regel dat voorzetsels in het Nederlands een accusatief, of althans een verbogen naamval ‘regeren’. Vergelijk:
De naamval van het naamwoordelijke deel van de combinatie blijkt afhankelijk van de functie van het naamwoord waarop het is betrokken. Dit kan worden gedemonstreerd aan het volgende ‘minimale paar’:
In (4a) is hij de enige van wij die niet iedereen heeft gezien; in (4b) is hem de enige van iedereen die niet door wij wordt gezien. Dat wil zeggen dat hij in (4a) verbonden is met wij en hem in (4b) met iedereen. Hij heeft dezelfde naamval (nominatief) als wij; hem heeft dezelfde naamval (accusatief) als iedereen. Uiteraard kan deze congruentie slechts bij pronomina worden waargenomen. Afgezien van enige ‘versteende’, gelexicaliseerde vormen, worden naamvallen in het hedendaags Nederlands immers slechts bij de persoonlijke voornaamwoorden morfologisch uitgedrukt. Er is in deze gevallen dus geen sprake van ‘rectie’ door het voorzetsel uitgezonderd, maar van ‘congruentie’ tussen verschillende nominale constituenten. Er is | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
dan ook reden om uitgezonderd een voegwoord te noemen.Ga naar voetnoot4 Als nevenschikkend voegwoord verbindt het twee gelijkwaardige elementen (naamwoordgroepen) in een coördinerende verhouding. De door het voegwoord uitgezonderd verbonden NC1 is syntactisch nevengeschikt. Een bezwaar tegen de benoeming als nevenschikkend voegwoord (vgl. Rijpma & Schuringa 1978, p. 178) is echter dat het achtergeplaatste uitgezonderd zich aan deze categorisering onttrekt. Een tweede bezwaar is bovendien het feit dat de partitieve verhouding het deelbegrip NC1 semantisch ondergeschikt maakt aan NC2. Er bestaat dus een spanning tussen het syntactische en het semantische verband. Dit is waarschijnlijk de reden waarom uitgezonderd in de ANS (1984, p. 662) een onderschikkend voegwoord (van beperking) wordt genoemd. De term ‘onderschikkend voegwoord’ wordt echter over het algemeen gereserveerd voor voegwoorden die bijzinnen inleiden. Er bestaan opvallende overeenkomsten tussen uitgezonderd en het voorzetsel/voegwoord behalve.Ga naar voetnoot5 Zowel uitgezonderd als behalve hebben een beperkende (‘exceptieve’) betekenis. De betekenis van behalve lijkt echter ruimer te zijn dan die van uitgezonderd. Anders dan uitgezonderd komt behalve ook voor in een uitbreidende (‘additieve’) betekenis:
Wanneer Jan niet aanwezig is kunnen (5a) en (5b) worden gebruikt. In (5c) daarentegen behoort Jan tot de aanwezigen. Een ander verschil tussen uitgezonderd en behalve is dat het laatste woord slechts in prepositie kan voorkomen. De taalkundige benoeming van behalve lijkt dan ook eenvoudiger. Slechts de categorieën voorzetsel en voegwoord komen immers in aanmerking. Het achtergeplaatste uitgezonderd kan echter tot geen van beide woordsoorten worden gerekend. Uitgezonderd blijkt dus een uitzonderlijke plaats in de grammatica van het hedendaagse Nederlands in te nemen. In deze bijdrage wil ik trachten de grammaticale status van uitgezonderd nader te bepalen en te verklaren. | ||||||||||||||||||||||||||||||
2 Wijze van aanpakDe wijze waarop het probleem kan worden aangevat, biedt zich als vanzelf aan. Uitgezonderd is van oorsprong, en naar de vorm nog altijd, een voltooid deel- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
woord.Ga naar voetnoot6 De combinatie van een deelwoord en een naamwoordgroep kon, en kan in beperkte mate nog steeds, dienst doen als een zogenaamde absolute (participium)constructie, een tweeledige verbinding met een grote mate van zelfstandigheid. In de volgende paragraaf zullen we dit syntactische patroon nader bezien. Het deelwoord uitgezonderd heeft zich vanuit het verdwijnende absolute gebruik klaarblijkelijk ontwikkeld tot voegwoord en voor- en achterzetsel. De synchrone problematiek zou dus het gevolg kunnen zijn van een diachrone ontwikkeling. Het feit dat de grammaticale status van het resultaat zo onzeker is, kan erop wijzen dat deze syntactische taalverandering nog niet is afgesloten. Om de onduidelijkheid van de constructie in het hedendaagse Nederlands te begrijpen, is het dus nuttig en noodzakelijk aandacht te schenken aan het oorspronkelijke gebruik. Vanuit de oorspronkelijke constructie en verhoudingen kan dan worden getracht de ontwikkeling te reconstrueren. In de opeenvolgende stadia zijn telkens nieuwe syntactische patronen ontstaan, waarvan er een aantal naast elkaar in gebruik zijn gebleven. De reconstructie, die de status van een hypothese heeft, moet ruimte bieden voor alle historische feiten en alle gevallen van het hedendaagse gebruik kunnen verklaren. De hypothese moet intern coherent zijn en in overeenstemming met wat over taalverandering in het algemeen bekend is. | ||||||||||||||||||||||||||||||
3 Absolute constructieDe combinatie [uitgezonderd NC] is van oorsprong een absolute (participium)constructie. Een absolute constructie wordt traditioneel gedefinieerd als een tweeledige bijwoordelijke bepaling, waarvan de leden zich tot elkaar verhouden als subject en predikaat. De constructie mist een persoonsvorm maar zou het karakter hebben van een bijwoordelijke bijzin:
In deze ‘bijzin’ heeft het deelwoord nog geen verbindende functie. Doch ook het bijzinskarakter van de absolute constructie moet het resultaat zijn van een jongere | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
ontwikkeling. Het deelwoord (voltooid of onvoltooid) is van oorsprong een adverbiale samenstelling (zie Duinhoven 1985; Duinhoven 1988, p. 157-171). Het kan als zodanig de kern van een adverbiale bepaling vormen. Het gebruik van participia in absolute constructies kan dan ook worden gezien als een verschijningsvorm van het oorspronkelijke adverbiale gebruik. Aan het adverbiale, ‘absolute’ participium kan een specificerende nominale constituent worden toegevoegd. Deze verbinding vormt een ‘absolute constructie’, waarin het participium de kern en het nominale deel de bepaling vormt:
Op grond van de specificerende functie van de NC lijkt het aannemelijk, dat het deelwoord aanvankelijk aan de nominale specificatie vooraf is gegaan.Ga naar voetnoot7 Het is voorts waarschijnlijk dat de specificerende NC in deze structuur is gesteld in een beperkende, ondergeschikte, dus verbogen naamval:
Deze tweeledige verbinding van participium en NC vervult als absolute constructie de functie van adverbiale bepaling in, of liever bij, de zin. Het verband tussen de perifere bepaling en de zin is aanvankelijk heel los: de bepaling drukt een ‘bijkomende omstandigheid’ uit en is (nog) geen zinsdeel. In de oorspronkelijke verhouding is de absolute bepaling slechts een toevoeging achteraf. Een absolute constructie die aan de hoofdmededeling voorafgaat en als eerste zinsdeel inversie bewerkstelligt is dan ook niet werkelijk absoluut.Ga naar voetnoot8 De inversie bewijst dat de constructie syntactisch verbonden is met de hoofdzin. Dit moet het resultaat zijn van een jongere ontwikkeling. De oorspronkelijke absolute constructie is syntactisch niet verbonden met de hoofdmededeling. Strikt genomen kan dan ook niet eens van een bijwoordelijke bepaling van omstandigheid worden gesproken. Ze wordt als een niet in een volledige zin uitgedrukte ‘bijgedachte’ aan de hoofdmededeling toegevoegd, ‘tussengeworpen’ of ‘ondergeschoven’. Wanneer uitgezonderd in een dergelijke absolute constructie wordt gebruikt benadert de betekenis die van ‘afgezien van’ of ‘terzijde gesteld’. Een adnominaal (appositioneel of partitief) verband ontbreekt vooralsnog: | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De ‘parenthetische’ (d.i. syntactisch onverbonden) bepaling kan echter niet op zichzelf een zinvolle mededeling opleveren. Het ‘tussenwerpsel’ veronderstelt een groter geheel. Er wordt daardoor als vanzelf een verband gelegd tussen beide mededelingen. De aanvankelijk absolute constructie raakt semantisch ondergeschikt aan de hoofdmededeling en wordt tot een adverbiale bepaling van omstandigheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||
4 Semantisch en syntactisch verbandHet gebruik nu van deelwoorden in de functie van voegwoord, voorzetsel of achterzetsel kan worden verklaard vanuit het adverbiale karakter van zowel het deelwoord als de absolute constructie. Voegwoorden en voor- en achterzetsels hebben met elkaar gemeen dat ze syntactische verbindingswoorden zijn en dus een verband leggen. In absolute constructies gebruikte participia kunnen dan ook eerst tot prepositie of conjunctie worden wanneer er een semantisch verband wordt gelegd met de hoofdzin als geheel of met een deel daarvan. Dit semantische verband kan tenslotte een syntactische herinterpretatie bewerkstelligen, waardoor de aanvankelijk parenthetische bepaling tot een zinsdeel wordt. Hoe de nieuwe syntactische structuur er precies uit komt te zien, is afhankelijk van de aard van het semantische verband. De aard van het semantische verband is weer mede afhankelijk van de woordbetekenis van het participum. De verschillende participiumconstructies kunnen daardoor op verschillende wijzen in de ‘hoofdzin’ worden geïncorporeerd. Het door het deelwoord gelegde verband kan zowel adverbiaal als adnominaal en zowel nevenschikkend als onderschikkend zijn. Doordat er een semantisch verband tussen de inhoud van de verbinding [uitgezonderd NC] en (een deel van) de hoofdzin wordt gelegd, gaat het absolute karakter van de verbinding verloren. De nieuwe betekenisverhouding krijgt ook vormelijk haar beslag in een nieuwe syntactische structuur. De verbinding wordt binnen de zin getrokken en wordt dus tot zinsdeel. Dat blijkt onder meer uit de verplichte inversie, wanneer de bepaling de eerste plaats in de zin inneemt (zie (1c)). Hoewel de absolute ‘bijkomende omstandigheid’ oorspronkelijk ‘adverbiaal’ op de gehele hoofdmededeling wordt betrokken, is in het geval van [uitgezonderd NC] ook een adnominaal verband gelegd. | ||||||||||||||||||||||||||||||
5 Uitgezonderd als voegwoord/voorzetsel van beperkingHet nominale complement van uitgezonderd noemt een deel van een groter geheel. Dit geheel wordt uitgedrukt door een naamwoordgroep in de hoofdzin, die de functie van subject, object of nominaal deel van een prepositieconstituent vervult. Datgene wat over het grotere geheel wordt gezegd, geldt niet voor het deel dat wordt uitgezonderd. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De verbinding [NC uitgezonderd NC] ontwikkelt zich zo tot een vaste partitieve constructie. Er wordt iets over een groter geheel gezegd, waarmee de mededeling echter nog niet volkomen is. De toevoeging wordt niet in een afzonderlijke zin uitgedrukt. Een onderdeel, waarin het collectivum kan worden ontleed, wordt apart gesteld en toegelicht door middel van het participium:Ga naar voetnoot9
Het adnominale verband tussen het nominale complement van uitgezonderd (NC1) en een naamwoordgroep in de hoofdzin (NC2) is van ‘appositionele’ aard (vgl. Matthias 1897, p. 696). NC1 is een deelbegrip van een groter geheel dat wordt uitgedrukt door NC2. Door dit appositionele verband worden beide NC's met elkaar verbonden en wordt de perifere bepaling binnen de zinskern getrokken. Hoewel de nu conjuncte, adnominale bepaling semantisch ondergeschikt is aan de NC waarmee ze is verbonden, is er op syntactisch niveau sprake van coördinatie. Deze appositionele verhouding wordt tot uitdrukking gebracht door de congruentie van de naamval. De absolute constructie is niet langer in een absolute (= ‘onafhankelijke’) casus gesteld, doch is afhankelijk van NC1.Ga naar voetnoot10 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het appositionele verband verklaart de congruentie en bewerkt dat NC1 via NC2 wordt verbonden met het werkwoord.Ga naar voetnoot11 Afhankelijk van de functie van NC2 kan NC1 nu als subject dan wel direct of indirect object bij de persoonsvorm fungeren. Daarnaast verschuift het zwaartepunt binnen de verbinding van participium naar NC. Doordat de NC nu het grootste semantische gewicht heeft, wordt het van specificatie tot kern van de appositionele toevoeging. De zelfstandige betekenis van het participium verzwakt hierdoor. Het participium wordt tot syntactisch ‘bindmiddel’, een functiewoord dat de aard van de appositionele verhouding aanduidt.Ga naar voetnoot12 Het deelwoord uitgezonderd, dat nu ondergeschikt is aan het ermee verbonden nomen, wordt tot een syntactisch verbindingswoord dat veel overeenkomsten vertoont met een nevenschikkend voegwoord. Deze functie kan het participium slechts vervullen, wanneer het vóór een NC of tussen twee NC's staat:
Doordat NC1 in deze partitieve verhouding semantisch ondergeschikt is aan NC2, krijgt uitgezonderd, dat beide nominale constituenten met elkaar verbindt, het karakter van een voorzetsel. Het ‘prepositum’ (vooropgeplaatste) uitgezonderd heeft zich echter niet ontwikkeld tot een prepositie. Dan zou het de naamval ‘regeren’ waarin het nominale complement is gesteld:Ga naar voetnoot13
Er is evenwel geen sprake van rectie doch van congruentie (vgl. § 1). Doordat de naamvallen grotendeels verdwijnen is de gelijkenis met prepositieconstituenten desalniettemin groot. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende voorbeelden kan uitgezonderd zowel door een voorzetsel (buiten) als door een voegwoord (dan) worden vervangen:
Wanneer de constructie aan het begin van de zin staat, lijkt uitgezonderd zich bij de voorzetsels aan te sluiten. Een voegwoord kan in deze positie niet worden gebruikt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
6 Beperking en uitbreidingDe in § 5 geschetste ontwikkeling tot verbindingswoord biedt een verklaring voor het partitieve verband tussen de NC's die door uitgezonderd worden verbonden. De oorspronkelijke betekenisverhouding tussen de absolute constructie en de hoofdmededeling, ‘afgezien van’ of ‘terzijde gesteld’ (zie § 3), kon echter ook tot een andere interpretatie leiden. Uitgenomen heeft in het Middelnederlands een uitbreidende betekenis gehad, getuige de volgende voorbeelden:
In deze twee voorbeelden is de absolute constructie [uitgenomen NC] op een andere wijze binnen de zin of de zinskern getrokken dan in (11) en (12). In beide gevallen is er een semantisch verband gelegd met een element uit de hoofdzin. In beide gevallen gaat het om een zelfstandig-naamwoordgroep die de functie vervult van subject in de zin. Het verband is evenwel niet van dezelfde aard: in (16) en (17) is het van ‘augmentatieve’ of ‘additieve’ aard; in (11) en (12) is het van ‘exceptieve’ aard. Met andere woorden: de verbinding [uitgenomen NC] in (16) en (17) heeft een ‘uitbreidende’ betekenis. Doordat de NC die op uitgenomen volgt, ‘niet wordt meegerekend’ (uitgenomen = ‘ongerekend’), wordt de nevengeschikte NC er bij ‘opgeteld’ (parafrase: ‘niet alleen ..., maar ook ...’). In (11) en (12) heeft dezelfde verbinding een ‘beperkende’ betekenis (uitgezonderd = ‘minus’). In beide gevallen is er sprake van coördinatie, een nevenschikkend verband. In (11) en (12) echter, zijn de twee verbonden naamwoordgroepen nauwer verbonden dan in (16) en (17). In (11) en (12) bestaat er immers een appositionele verhouding die beide NC's (bijna) tot één constituent maakt. In (16) en (17) blijft er evenwel sprake van een losser verband; beide NC's worden als min of meer gelijkwaardige elementen naast elkaar gesteld. De uitbreidende betekenis is verloren gegaan. Een zin als:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
is in het hedendaags Nederlands uitgesloten. De woordbetekenis van uitgezonderd lijkt slechts de beperkende betekenis toe te laten. Een ‘uitzondering’ veronderstelt immers een ‘regel’. Dit maakt een partitieve verhouding haast onvermijdelijk en heeft het verdwijnen van de additieve verhouding in de hand gewerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||
7 Het complement van uitgezonderdUitgezonderd kan in de oorspronkelijke absolute constructie slechts door een NC worden gecompleteerd (zie § 3). Het woordbegrip van ‘uitgezonderd’ dwingt tot een nominale aanvulling. Datgene wat wordt ‘uitgezonderd’ of ‘uitgenomen’ moet wel een zelfstandigheid zijn. Ook als prepositie vereist uitgezonderd een NC. De semantische samenhang van het specificerende nomen met een nomen in de zin verklaart de jongere adnominale constructie [NC uitgezonderd NC]. In deze constructie is het tweede nomen via het eerste met het verbum verbonden. De verbinding als geheel vervult de functie van subject of object bij de door dit verbum uitgedrukte handeling of werking. Deze syntactische verhouding heeft het gebruik van uitgezonderd lange tijd beperkt tot nominale groepen. In deze verhouding vervaagt evenwel de woordbetekenis van uitgezonderd. Het deelwoord wordt tot een verbindingswoord dat slechts een beperking lijkt in te leiden. Als nevenschikkend voegwoord vereist uitgezonderd niet langer een NC:
Indien de waarde van X niet meer nominaal behoeft te zijn, kunnen ook prepositieconstituentenGa naar voetnoot14 en bijzinnen de plaats van X innemen. Voorwaarde blijft, dat de correlerende woordgroepen (X1 en X2) dezelfde syntactische functie hebben:
De regel waarop de uitzondering betrekking heeft (X2) kan algemeen en vanzelfsprekend zijn (‘altijd’, ‘in alle gevallen’, ‘in de regel’). Deze bepaling behoeft dan | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
niet te worden uitgedrukt. Dat maakt [uitgezonderd X] tot een zelfstandige adverbiale bepaling. Vergelijk:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
8 Nevenschikking en onderschikkingIn het Middelnederlands kon uitgezonderd niet slechts woorden en (woord)groepen, maar ook (hoofd)zinnen verbinden. In deze functie is uitgezonderd een nevenschikkend voegwoord met de betekenis ‘maar’. Deze gebruiksmogelijkheid, die het Duits ook heeft gekend (zie Paul 1916-1920, dl. 4, p. 90), is verloren gegaan maar is in het Middelnederlands niet uitzonderlijk:
Mogelijk is dit gebruik het gevolg van contaminatie of ‘zinsverstrengeling’. Het lijkt mij echter aannemelijk, dat het hier een uitbreiding betreft van de ontwikkeling die in de vorige paragraaf is besproken. Het deelwoord uitgezonderd is hier louter een verbindingswoord dat een beperking inleidt. Deze beperking kan ook in een zin worden uitgedrukt. Uit het volgende voorbeeld blijkt dat in het Duits de door ausgenommen ingeleide zin kan worden ‘samengetrokken’ met de voorafgaande zin:
De woordgroep die volgt op op ausgenommen kan hier als een elliptische zin worden beschouwd. Het werkwoordelijk gezegde kan worden weggelaten omdat het identiek is aan het gezegde in de nevengeschikte zin. In voorbeelden (23)-(26) zou een aanzet tot het gebruik van uitgenomen en ausgenommen als ‘echte’ (nevenschikkende) voegwoorden kunnen worden gezien. De door uitgezonderd ingeleide woordgroep of zin als geheel kan als ondergeschikt zijn ervaren (zie § 1 en § 5). Wanneer uitgezonderd eenmaal als onderschikkend syntactisch verbindingswoord wordt gezien, kan [uitgezonderd + hoofdzin] worden beschouwd als een bijzin. In combinatie met dat kan het vooropgeplaatste uitgezonderd de functie krijgen van onderschikkend voegwoord (vgl. Den Hertog 1903-1904, dl. 3, p. 224; Van Es & Van Caspel 1971-1975, dl. 9, p. 553, dl. 11, p. 151; Heersche 1991, p. 71). De ‘bijgeschikte’ zin is door de bijzinvolgorde ook syntactisch ondergeschikt. Het ‘expletieve’ voegwoord dat moet dan ter verster- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
king van het voegwoordkarakter van uitgezonderd zijn toegevoegd.Ga naar voetnoot15 Voorbeelden:
De verbinding uitgezonderd dat kan daarnaast worden verklaard uit het ‘prepositie-achtige’ karakter van uitgezonderd. Een door dat ingeleide zin drukt een zelfstandig begrip uit. Het onderschikkende voegwoord dat was aanvankelijk een zelfstandig aanwijzend voornaamwoord dat door een zin werd gespecificeerd. Het is van kern tot bepaling geworden, tot een zogenaamd ‘zinslidwoord’ of ‘index van de afhankelijke zin’ (Bouman 1918, p. 121-123). Het nominale karakter van de verbinding kan echter bewaard blijven. In alle gevallen kan dit worden verduidelijkt of geëxpliciteerd door de toevoeging van een zelfstandig naamwoord als het feit, waarbij de bijzin dan formeel een ‘afhankelijke mededeling’ is. De bijzin kan en kon echter ook op zichzelf als een nominale constituent worden ervaren, die als subject, object en nominaal deel van een prepositieconstituent dienst doet (vgl. Duinhoven 1988, p. 248 en noot 66 en 82). Wanneer een bijzin wordt voorafgegaan door een prepositie, bestaat de neiging om de combinatie van prepositie en dat als onderschikkend voegwoord te beschouwen. In bepaalde gevallen zijn beide woorden werkelijk tot een eenheid geworden (omdat, opdat, doordat, nadat). Dit blijkt niet slechts uit het feit dat ze aaneen worden geschreven, maar bovendien uit het feit dat het voorzetsel geen klemtoon draagt. In andere gevallen blijft er echter een zekere scheiding tussen het voorzetsel en de bijzin. Dit geldt voor voorzetsels als zonder en met, en ook voor het ‘prepositie-achtige’ deelwoord uitgezonderd. | ||||||||||||||||||||||||||||||
9 Uitgezonderd als verbaal predikaatDe logische en chronologische volgorde in de absolute constructie is die waarbij de kern wordt gevolgd door de specificatie. Het deelwoord moet als adverbiale kern oorspronkelijk dan ook zijn voorafgegaan aan de nominale specificatie (zie § 3). De informatiestructuur kan echter ook een andere woordvolgorde noodzakelijk maken. Wanneer de NC als uitgangspunt van de toevoeging wordt genomen, wordt het als ‘topic’ (kern) vooropgesteld, waarna het participium als ‘comment’ volgt. Doordat het participium als laatste wordt genoemd, krijgt het een grotere nadruk, | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
komt het meer in ‘focus’.Ga naar voetnoot16 De informatiestructuur binnen de verbinding van participium en NC wijkt nu af van de syntactische structuur. Ook uitgezonderd kon in absolute constructies volgen op het ermee verbonden (voor)naamwoord:
De vrijheid van de woordvolgorde, die wordt bepaald door de informatiestructuur, wordt wel heel duidelijk geïllustreerd door het volgende voorbeeld, waarin het prefix uit zelfs van het participium is gescheiden:
Doordat het nominale deel semantisch het grootste gewicht kan hebben, kon de verhouding tussen beide leden van de oorspronkelijke absolute constructie worden omgekeerd. Het nominale deel wordt zo tot kern en het participium tot bepalend element:
In de constructie met het ‘postpositum’ (achtergeplaatste) uitgezonderd bestaat een spanning tussen de informatiestructuur en de syntactische structuur. Deze spanning kan op verschillende wijzen worden ‘opgelost’. Hieronder wordt uiteengezet, hoe het deelwoord is begrepen als een verbaal predikaat. Daarnaast is uitgezonderd van een participium tot een bijwoordelijk ‘achterzetsel’ geworden, hetgeen in § 10 zal worden beschreven. Het van oorsprong adverbiale participium heeft zich in predikatief gebruik aangesloten bij het verbum. In de absolute constructie kan het daardoor worden geherinterpreteerd als een predikatief element. Het nominale deel kan daarbij worden gezien als subject (agens of patiens) van de door het participium uitgedrukte handeling of werking. Zo wordt de absolute constructie tot een infiniete subject-predikaatsverbinding die de functie vervult van (beknopte) bijwoordelijke bijzin. In deze verbinding wordt de NC het uitgangspunt van de door het participium uitgedrukte handeling of werking. Het participium is de verbale specificatie bij het nomen. Deze gewijzigde verhouding tussen de twee leden is in overeenstemming | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
met de volgorde. Het subject wordt als uitgangspunt van de mededeling vooropgesteld en gevolgd door het predikatieve deel:
De volgorde [NC participium] van deze absolute subject-predikaatsverbinding volgt de woordorde in de hoofdzin, waarin immers het subject ook voor het predikaat, de persoonsvorm, kwam te staan (vgl. Annema 1924, p. 99). De functie van subject die de NC nu vervult, kan, eveneens analoog aan de hoofdzin, tot uitdrukking worden gebracht door het gebruik van de subjectsnaamval, de nominatief, in plaats van een absolute (verbogen) naamval (vgl. Blatz 1900, dl. 2, p. 621). Het zinskarakter van de constructie kan voorts worden benadrukt door uitbreiding van het predikatieve element tot een samengesteld gezegde. Een voltooid deelwoord kan worden aangevuld met onvoltooide deelwoorden als zijnde, wordende, blijvende, teneinde voltooide of toekomende tijd, passief en dergelijke tot uitdrukking te brengen. Bovendien maakt deze toevoeging het zinskarakter van de constructie formeel duidelijk. Voltooide deelwoorden van overgankelijke werkwoorden kunnen zowel actief als passief zijn. In een absolute subject-predikaatsverbinding moeten ze passief worden opgevat. Het subject is daarbij patiens. Het passieve karakter van het voltooid deelwoord kan worden geexpliciteerd door toevoeging van het tegenwoordig deelwoord zijnde (of wezende).Ga naar voetnoot17
Dat deze herinterpretatie ook plaatsvond bij deelwoorden die een verbindende functie hebben gekregen, bewijst het volgende voorbeeld met een synoniem van uitgezonderd:
Er bestaat daarnaast de mogelijkheid, dat in de absolute constructie het actieve genus van het participium de overhand krijgt. In dat geval moet het nominale complement worden opgevat als het direct object van de door het deelwoord uitgedrukte handeling of werking. Dit kan in de vorm tot uitdrukking worden | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
gebracht door NC1 in de accusatief te stellen, ongeacht de naamval waarin NC2 is gesteld.Ga naar voetnoot18
Het participium blijft in deze verbinding de kern: de werking is gericht op het object. Zo schijnt in het Duits in het algemeen de regel te gelden, dat men het appositioneel-passief gevoelde ausgenommen voorop- en het actieve achterstelt (Matthias 1929, p. 349; Annema 1924, p. 111; vgl. Grimm 1822-1837, dl. 4, p. 910; Andresen 1854, p. 78; Brugmann 1910, p. 143).Ga naar voetnoot19 NC1 kan in de Duitse verbinding [NC ausgenommen] in de accusatief zijn gesteld, ook wanneer NC2 een nominatief is:
NC1 ‘einen einzigen’ zou in deze constructie niet appositioneel worden verbonden met NC2 ‘niemand’. Er vindt dan ook geen congruentie plaats. Veelal wordt de ‘Objektsakkusativ’ bij het Duitse ausgenommen zelfs als de oorspronkelijke constructie beschouwd (vgl. Becker 1832, p. 190; Matthias 1897, p. 698; Blatz 1900, dl. 2, p. 620).Ga naar voetnoot20 Als object van ausgenommen staat NC1 in de vierde naamval (vgl. Sütterlin 1918, p. 375-376). Het Duits wijkt hierin af van het hedendaagse Nederlands (zie § 1). | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
10 Uitgezonderd als bijwoordelijk ‘achterzetsel’Het achtergeplaatste uitgezonderd heeft zich ook ontwikkeld tot een functiewoord; een ‘achterzetsel’.Ga naar voetnoot21 In [NC uitgezonderd] kan de NC als een appositie worden gezien van een andere NC in de zin, zoals in § 5 is beschreven. Het participium is de specificatie, de aanduiding achteraf, van het partitieve verband tussen beide nominale constituenten:
Doordat het functiewoord is ‘uitgesteld’, wordt er geen brug geslagen: de verbinding is ‘asyndetisch’. Achterplaatsing heeft dus twee samenhangende gevolgen. Ten eerste krijgt het deelwoord door het uitstel nadruk, en dus een grotere informatieve waarde. Ten tweede kan het deelwoord niet tot een formeel verbindingswoord worden, waardoor er een veel minder sterk gesyntactiseerde verbinding ontstaat dan bij het vooropgeplaatste uitgezonderd:
Het gebruik van het ‘achterzetsel’ uitgezonderd heeft zich beperkt tot de combinatie [NC uitgezonderd]. Uitbreiding tot [X uitgezonderd], waarbij X een prepositieconstituent of een bijzin kan zijn, is uitgebleven. In postpositie lijkt uitgezonderd vaker dan bij vooropplaatsing door adverbiale elementen te worden bepaald:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Dat bevestigt de indruk, dat het achtergeplaatste uitgezonderd een grotere informatieve waarde heeft en minder sterk gesyntactiseerd is. De lexicale betekenis van uitgezonderd dringt zich nog sterker op. Het volgende voorbeeld maakt evenwel duidelijk, dat ook aan het voorgeplaatste uitgezonderd adverbiale bepalingen kunnen worden toegevoegd:
Negatie is echter slechts bij het achtergeplaatste uitgezonderd mogelijk:
Uit voorbeelden (44) en (46) blijkt bovendien dat ook bij het achtergeplaatste uitgezonderd de naamval van NC1 congrueert met die van NC2. | ||||||||||||||||||||||||||||||
11 BesluitIn de voorgaande paragrafen zijn de veranderingen besproken die uitgezonderd heeft doorgemaakt. De ontwikkeling kan als volgt worden samengevat. I. Het deelwoord uitgezonderd is de adverbiale kern van een absolute constructie, die noodzakelijkerwijs vergezeld gaat van een nominale specificatie: [uitgezonderdkern NCspecificatie]. De constructie is een parenthetische bepaling, zonder syntactisch verband met de hoofdmededeling. II. Er wordt steeds een semantisch verband gelegd tussen de nominale specificatie en een nominaal deel van de hoofdzin. Het verband is van appositionele, meestal partitieve aard. Het nominale complement wordt daarmee de kern van de verbinding [uitgezonderd NCkern]. De absolute constructie wordt binnen de zinskern getrokken en wordt als adnominale bepaling deel van de hoofdmededeling. Het nieuwe syntactische verband wordt tot uitdrukking gebracht in de congruentie tussen beide nominale constituenten [NC uitgezonderd NC]. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
III. In de absolute constructie (I) kan de informatiestructuur achterplaatsing van het deelwoord noodzakelijk maken. De NC is dan ‘topic’, het uitgangspunt, de kern, en het voltooid deelwoord is ‘comment’. In de syntactische structuur echter is het voltooid deelwoord de kern en de NC de specificatie. Er ontstaat daardoor een spanning tussen de informatiestructuur en de syntactische structuur. Deze spanning is op verschillende wijzen opgeheven. Het achtergeplaatste uitgezonderd is geworden tot respectievelijk werkwoord (a) en functiewoord (b). Sommige van de onderscheiden stadia in de historische ontwikkeling bestaan nog naast elkaar. De verbinding [uitgezonderdNC] of [NC uitgezonderd] kan in een zelfstandige, in een adnominale, alsook in een adverbiale functie optreden, en is bovendien tot op zekere hoogte een parenthetische bepaling gebleven. De absolute subject-predikaatsverbinding (IIa) is verdwenen. Binnen de traditionele woordsoortenleer zal de categorisering van uitgezonderd voor de synchrone taalbeschrijving problematisch blijven. Slechts de algemene, en daardoor weinig zeggende term ‘adverbiaal verbindingswoord’ is van toepassing op het gebruik als (nevenschikkend dan wel onderschikkend) voegwoord, als voorzetsel, en als ‘achterzetsel’. In het voorafgaande is getracht vanuit een diachrone invalshoek een verklaring te bieden voor de onzekerheid ten aanzien van de categorisering van uitgezonderd en voor de verschijnselen die door de taalkundige benoeming onverklaard blijven. Bij de verschillende veranderingen blijkt een semantisch verband tot een nieuw syntactisch verband te leiden. De reconstructie van de historische ontwikkeling van uitgezonderd bevestigt de gedachte, dat syntactische herinterpretatie aanvangt bij de betekenis.
Universiteit van Amsterdam Instituut voor Neerlandistiek Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
|
|