Afscheid
Op de omslag van het eerste nummer van de tweeënzestigste jaargang (januari 1969) stond voor het eerst de naam van prof. dr. A.L. Sötemann als redacteur van De nieuwe taalgids afgedrukt, in het laatste nummer van de eenentachtigste jaargang (november 1988) was dat voor het laatst het geval. Daarmee is een periode van precies twintig jaar tot een eind gekomen, een periode waarin onze scheidende collega een sterk stempel op het blad heeft gedrukt.
Uiteraard heeft de redacteur een flink aantal artikelen aan ons blad afgestaan en voor het imago van De nieuwe taalgids betekent het veel dat klassieke stukken als ‘M. Nijhoffs “De moeder de vrouw”’ en ‘Gerrit Kouwenaar en de poëzie’ onverbrekelijk met het blad verbonden zijn. Boekbesprekingen zijn betrekkelijk zeldzaam gebleven, aan ‘Bladvullingen’ heeft Sötemann zich nimmer gewaagd - het genre beviel hem niet zo - maar wel zijn er talloze ‘Aankondigingen en mededelingen’ van zijn hand verschenen, allemaal vruchten van een plichtsgetrouw lezen van zeer uiteenlopende teksten.
Tot hier toe gaat het om redactioneel werk dat voor lezers zichtbaar is geworden, maar van minstens zo groot belang is het werk geweest dat Sötemann achter de schermen heeft verricht als beoordelaar van ingezonden artikelen, of als belangstellende correspondent met (beginnende) auteurs teneinde hun werk nog beter te maken. Trouwens, niet alleen voor de inhoud maar ook voor de vormgeving van ons blad heeft Sötemann altijd een kritisch oog gehad.
Het was zijn bedoeling ook na zijn emiritaat nog veel aan De nieuwe taalgids te doen, maar hem heeft het lot van meer emeriti getroffen: velen deden een beroep op de man die nu vast veel tijd zou hebben en zo nam de vrije tijd eer af dan toe. Daarom heeft hij de beslissing genomen het werk aan dit vakblad voor neerlandici nu verder over te laten aan zijn collega's en opvolgers. De achterblijvende redacteuren hopen van harte dat dit niet zal betekenen dat er geen bijdragen van zijn hand meer in ons blad zullen verschijnen.
De redactie