Thema
Historische Taalkunde
Voorwoord
In deze aflevering van De Nieuwe Taalgids en de drie volgende zullen artikelen worden gepubliceerd op het gebied van het thema historische taalkunde. Terecht merkt Van Bree in het ‘Woord vooraf’ van zijn recente Historische Grammatica van het Nederlands op: ‘sinds de invoering van de “twee-frasenstructuur” kan er voor het oude, klassieke vak historische grammatica nog maar weinig ruimte in het voor iedere student verplichte deel van het programma gereserveerd worden’. Tegelijkertijd lijkt er daar waar het vak op academisch nivo serieus wordt aangeboden, geen verminderde belangstelling van studentenzijde te bestaan; en er is zeker geen merkbare afname van het aantal wetenschappelijke studies op het vakgebied, eerder het tegenovergestelde.
In het thema historische taalkunde zullen artikelen verschijnen die tezamen een beeld proberen te geven van wat de wetenschappelijke studie van het vak op het ogenblik inhoudt, met als beoogd publiek zowel de specialist als de niet-gespecialiseerde geïnteresseerde. De auteurs van de bijdragen zijn Joop van der Horst (Universiteit van Amsterdam), Fred Weerman (ZWO/R.U. Utrecht), Marijke van der Wal (R.U. Leiden) en Marinel Gerritsen (P.J. Meertens Instituut), in die volgorde. Met het vragen van deze auteurs is vooral een spreiding over verschillende benaderingen en onderwerpen beoogd. Van der Horst zal zich bezig houden met de ontwikkeling, tussen 1300 en nu, van de relatie tussen vragend en betrekkelijk dat en wat; Weerman met woordvolgordeverschijnselen in oudere stadia van het Nederlands, met name de zogenaamde V2-verschijnselen; Van der Wal met de relatie tussen geschiedenis van de taalkunde en de historische taalkunde, met speciale aandacht voor de 16e en 17e eeuw; en Gerritsen met stilistische verschijnselen, dat wil zeggen met de relatie tussen sociolinguistiek en historische taalkunde.
W. Zonneveld
februari 1988