| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 14 (1986),
nr. 137
opent met een interview van Johan Diepstraten met Tomas Ross, getiteld: ‘Ik schrijf literaire romans. Ik zeur alleen niet over het feit dat mijn vader gereformeerd was en mij geen zakgeld gaf’. - Voorts een reeks interviews van Peter Swart met de schrijvers Rinus Ferdinandusse, Theo Capel, Joop van den Broek, Jef Geeraerts, Gerben Hellinga en Jacques Post. - Tomas Ross schrijft een bijdrage over De Nederlandse misdaadliteratuur, Harm de Jonge presenteert Maarten 't Harts De Kroongetuige als detectiveroman en J.P.M. Passage belicht Havanks romans van avontuur. - Het nummer besluit met ‘Ik zat volstrekt gespannen in mijn vel’, een interview van Wam de Moor met Jan Siebelink.
| |
Dietsche warande & Belfort 131 (1986),
nr. 5
In dit nummer schrijft Wim Leybaert een bijdrage over Vaste boekenprijs versus culturele verpaupering. - Patricia de Martelaere geeft in Ik ben een God in 't diepst van jouw gedachten een reeks bedenkingen over kunst, religie en liefde. - In de ‘Kroniek’-rubriek een uitvoerige bijdrage van Hugo Bousset over Het beleg van Laken van Walter van den Broeck, waarna Koen Vermeiren Dadaders, de derde roman van Leo Geets' trilogie onder de loep neemt.
| |
Dokumentaal 15 (1986),
nr, 2
In deze aflevering o.a. een inventarisatie van lopend onderzoek aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam en van de Stichting Taalwetenschap. Lopend onderzoek, alsmede een bijdrage van P.C.A. Vriesema, De STCN - vingerafdruk. - Verder o.a. de rubrieken Gepromoveerd en Pas verschenen.
| |
Dutch crossing 1986,
nr. 28
opent met Double trouble, een artikel van John M. Gledhill over de spelling van de dubbele consonant in het Nederlands. - Voorts een opstel van John Irons over The poetry of P.C. Boutens.
| |
Forum der letteren 27 (1986),
nr. 2
De mystiek in de Nederlandse letterkunde rond de eeuwwisseling. In dit artikel toont Jacqueline Bel aan de hand van een receptiehistorisch onderzoek aan, dat naast het naturalisme ook de mystiek een grote rol speelt in de laat negentiende-eeuwse letterkunde. - Peter van Bart en Johan Kerstens laten hun gedachten gaan Over betekenis, waarheid en natuurlijke taal. Daarbij stellen zij zich de vraag, welke rol de noties ‘waarheid’ en ‘betekenis’ kunnen en moeten spelen in de grammatica van de natuurlijke taal en wat hun onderlinge verhouding is. - In haar artikel Literatuuropvattingen, literatuurwetenschap en wetenschapstheorie probeert Jeannette M. Hollaar aan te tonen dat de kritiek van Sörensen op Oversteegen grotendeels niet steekhoudend is en dat de hieraan ten grondslag liggende begripsonduidelijkheden vaker bestreden of nog liever voorkomen zouden moeten worden, en illustreert zij de vruchtbaarheid van andere uitgangspunten door nader in te gaan op het door Oversteegen ontworpen descriptiemodel voor literatuuropvattingen. - Aaldrik Koops staat stil bij enkele Gebruiksgevallen van de ‘onvoltooid tegenwoordige tijd’. - W. van Peer vraagt aandacht voor Toetsbare hypothesen in de empirische literatuurwetenschap. Boekbesprekingen o.a.: Peter Jan Schellens, Redelijke argumenten. Een onderzoek naar normen voor kritische lezers (door Antoine Braet); M.M.H. Bax, Oordelen in taal. Semantische en pragmatische aspecten van evaluaties in narratieve communicatie (door Antoine Braet); A. Philips Griffiths (ed.), Philosophy and Literature (door Rob Wolfs); C.E. Keijsper, Information Structure. With examples from Russian, English and Dutch (door
| |
| |
Frida Balk-Smit Duyzentkunst); Maarten van Buuren, De la Métaphore au Mythe. Les Rougon-Macquarts d'Emile Zola (door Willem G. Weststeijn).
| |
Gezelliana 14 (1985),
nr. 3-4
opent met een bijdrage van Hermine J. van Nuis over Augustinian meditation in Guido Gezelle's early nature poems, toegespitst op ‘the spiritual exercises of Dichtoefeningen’. - Piet Couttenier schrijft een uitvoerig opstel over Gezelles project voor een geschiedenis van de Kortrijkse armenkamer.
| |
De gids 149 (1986),
nr. 4
Deze aflevering opent met De zogenaamde crisis van de roman, een voordracht van A.L. Sötemann over de vraag of ‘der Niederländische Roman die Krise der Gattung überwunden hat’. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ belicht Wiel Kusters enige gedichten van Pierre Kemp.
| |
Levende talen
nr. 412
Wam de Moor vervolgt zijn serie Een piano vol appelen. Stemmen uit het grijze verleden van de literatuurdidactiek II: 1918-1940. - Is het moedertaalonderwijs met argumentatieleer gediend? Volgens Antoine Braet is dat inderdaad het geval, maar dan wel Argumentatieleer onder voorwaarden.
| |
Literatuur 3 (1986),
nr. 4
In De oude orde in verval! toetst F.P. van Oostrom de Hollandse hofliteratuur aan Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen en concludeert Van Oostrum ‘dat Huizinga hier het interne verjongingsvermogen binnen de elite heeft onderschat’. - ‘Gij moet maar ijverig doorwerken’ is de titel van een bijdrage van W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn over de jonge dichter M. Nijhoff en zijn contacten met de tijdschriften. - Voorts een opstel van Karel Aardse, die in Viermaal koning Arthur en zijn ridders een viertal populaire bewerkingen voor de jeugd belicht. - Koen Vermeiren schrijft over Taal, denken en wereld in het werk van W.F. Hermans. - Arm was het land aan sprookjes is de titel die Johan de Koning koos over zijn artikel over het proza van ‘De Beweging’. - Tenslotte een interview van Peter Burger en Jaap de Jong met Judith Herzberg, getiteld: Een afkeer van generalisaties en generaals.
In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Middelnederlandse bijbelhandschriften, ed. Biemans (door F.P. van Oostrom), J.H. Böse, ‘Had de mensch met één vrou niet connen leven...’ (door P.J. Koopman), C.J.A. van den Oord, Twee eeuwen Bosch' boekbedrijf 1450-1650 en D.A. Wittop Koning, Harderwijker boekdrukkers (door P.J. Verkruijsse), A.N. Paasman, Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting (door W. Breekveldt), Marcellus Emants, Aantekeningen ed. Maas en Dubois (door G. Lodders), P.J.A. Winkels, Ten tijde van de tachtigers (door B. Luger), Over Jan Wolkers I en II ed. Boomsma (door D. van Ginkel) en A. Paauw van Wieldrecht, Het dialect van de adel (door R. Geel).
| |
Neophilologus 70 (1986),
nr 2
opent met een artikel van A.W.G. Kingma-Eijgendaal over The ‘vanishing’ metaphor.
| |
Nieuw wereldtijdschrift 3 (1986),
nr. 3
In De bonbonnière van de dood of het verschil tussen één taal schrijft Benno Bernard over de poëzie van Luuk Gruwez.
| |
Ons erfdeel 29 (1986),
nr. 3
Albert Alberts haalt H.J. Friedericy: bestuursambtenaar, schrijver, verteller voor het voetlicht. - Philippe Noble vraagt aandacht voor Nederlandstalige literatuur in Frankrijk - Over de gedichten van Leo Vroman gaat ‘Ik tors mijn werk als een gewei’, een bijdrage van T. van Deel. - Ingrid van de Wijer noemt Felix Timmermans in vertaling Een geschenk aan de wereld. - Ad Haans beziet Het menselijk taalvermogen. - Anne-Marie van Passen en Frank Peeters geven een overzicht van Het Italiaanse boek in Nederlandse vertaling: 1946-1982. - Henri Bruning en het nationaal-socialisme
| |
| |
vormt het onderwerp van J.J. Kelders studie. - Ineke Bulte doet verslag van haar onderzoek naar Het hoorspel: radioprogramma en kunstvorm. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXXV, onder redaktie van E.I.E. ter Mate-Schmidt.
| |
Ons geestelijk erf 6 (1986),
nr. 1
In dit maartnummer neemt P. Mommaers Hadewich onder een nieuwe loupe en belicht J.M. Willemier-Schalij Hendrik Herp als predikant, waarna met het Literatuuroverzicht 1985, verzorgd door J. Andriessen, het nummer wordt afgesloten.
| |
Onze taal 55 (1986),
nr, 7/8.
Gert Janssen laat ‘Van Dale’ en ‘Koenen’ hun werkwijze toelichten en komt op grond daarvan tot de konklusie dat het Absoluut gezag van woordenboeken onterecht is. - H. Heestermans vervolgt zijn bijdrage De toren van Babel. Wie zoekt welke woorden, waar, wanneer en waarom (2). - Kees Hoekstra start de rubriek In Zicht, met informatie o.a. over boeken die inzicht verschaffen in de taal in het algemeen en het Nederlands in het bijzonder. - J. Knorren probeert aannemelijk te maken Waarom juristentaal nodig is; Prof. Mr. J. van Schellen dient hem in een Nawoord van repliek. - Marianne de Jong komt terug op De ANS en het onderwerp er. - In De Woordenaar voert J.J. Bakker onder het motto:... een tikkeltje te wild amigo? een aantal neologismen uit de reklamewereld ten tonele. - Piet Kaashoek schrijft in Appa Keboe over de ‘geheime’, autonome taal van tweelingen. - In Waken en zorgen signaleert F. Van-hooff enkele problemen m.b.t. het gebruik van uitdrukkingen zoals ‘waken voor iets’ en ‘ervoor waken dat’. - J. van Leeuwen wijdt zich in Een zachte bries? aan een metereologische taalbespiegeling. - In haar rubriek Van woord tot woord besteedt Marlies Phillippa ditmaal aandacht aan de herkomst van het woord ‘limonade’.
| |
Over Multatuli 1986,
nr. 16
opent met een bijdrage van Karel van het Reve over Het schrijverschap van Multatuli. - Nop Maas schrijft het derde deel in de reeks Voordrachttournees 1878-1881. - In Multatuli in het Bulgaars vraagt Nina Smeets-Sirakova de aandacht voor de in 1984 verschenen Bulgaarse vertaling van Max Havelaar. - Karin Evers belicht in Militair eerbetoon voor Multatuli de bewondering van de auteur Michaël T.H. Perelaar (1831-1901) voor Multatuli's werk. - Voorts het tweede deel van Mijn levenservaringen, een opstel van A.P. Godon, waarna Hidde R.J. van der Veen met de bijdrage Uit het kasboek van D'Ablaing de aflevering besluit.
| |
De revisor 13 (1986),
nr. 3
In de rubriek ‘Vertaallaboratorium’ een opstel van Gerrit Otterloo over Het metrum van haikoe. - De rubriek ‘Gemengde gevoelens’ bevat een reactie van Marja Brouwers op de bijdrage van Piet Meeuse naar aanleiding van Carel Peeters' essaybundel Houdbare illusies.
| |
Spektator 15 (1985/86),
nr. 5:
Deze aflevering opent met Lucebert en zijn Lezers: Over de receptie van Lucebert in interpretaties, van de hand van G. de Vriend en Ch. Engeler. - K. Beekman beziet Het motto in de moderne Nederlandse literatuur. - In haar bijdrage ‘Laten’ als vormer van een nieuwe wijs probeert E.C. Schermer-Vermeer de vorm en betekenis te analyseren van zinnen als: ‘Laten wij doorgaan’; voor die karakterisering zoekt zij aansluiting bij de beschrijving van de imperatief. - Is Sara Burgerhart: een mozaïekspel zonder perspektieven?, vraagt Rob Wolfs zich af. - Arthur Dirksen en Johan Kerstens schrijven Over predicatie I. - Een boekbespreking tenslotte van: R.F.M. Marres, De vertelsituatie en de hoofdmotieven in de Anton Wachtercyclus van S. Vestdijk.
| |
Spiegel der letteren 28 (1986),
nr. 1-2
In Arturs hof en Waleweins avontuur wijst J.H. Winkelman op enige interpretatieve indicaties in de expositie van de
| |
| |
middelnederlandse Walewein. - Tegen de achtergrond van de poëzie-opvattingen in Vlaanderen tussen 1945 en 1953 belicht Hugo Brems Het geval Reninca. - Gisleine Peeters trekt in Faverey en Coorte's stil levende vruchten een parallel tussen het dichtwerk van Hans Faverey en het werk van de 17e eeuwse schilder Adriaen Coorte (1669-1723). - In de rubriek ‘In margine’ onderzoekt J. Reynaert Codiologische principes en catalografie, gevold door een Wederwoord van T. Coun. D. Wortel belicht Feit en fictie rond Atrecht en A. Verstraete wijst op een ontwikkeling Naar een meer gedifferentieerde personagebehandeling in de subliteratuur.
Voorts boekbeoordelingen van F.W.G. Leeman, Alciatus' Emblemata (door K. Porteman), C. Huygens, Dromen met open ogen, ed. Schenkeveld-van der Dussen e.a. en Ooghentroost, ed. Zwaan (door A. Keersmaekers), Nil volentibus Arduum, ed. Dongelmans (door M. de Smedt) en T. Anbeek en J.J. Kloek, Literatuur in verandering (door Ph. Vermoortel).
| |
Standpunte 39 (1986),
nr. 1
bevat een bijdrage van Merwe Scholtz over Die taaltheorieë (skeppingstheorieë) van Nijhoff en Van Ostaijen. - Charles Malan schrijft een opstel over André P. Brink en ideologie en Salomi Louw belicht Don Juan onder die Boere van Bartho Smit.
nr. 2
Johan van Wyk schrijft over Julia Kristeva en die produksie van die poëtiese teken. - Voorts een opstel van Joan Hambidge over Die skeptiese kritikus en een bijdrage van Cherry Clayton over The South African novel in English post-1976, toegespitst op ‘fiction and social change’. - In Teks en interteks: gedig en tradisie onderzoekt P.J. Massyn het gedicht ‘Legende van die drenkelinge’ van D.J. Opperman. - Lucas Malan vraagt de aandacht voor Enkele poësiedebuten van 1984, waarna M.J. Prins Die swerfjare van Poppie Nongena, het jongste werk van Elsa Joubert, nader onder de loep neemt.
nr. 3
Bevryde Afrikaans is de titel van een interview van Vernie February met Chris Louw. - Voorts een bijdrage van Joan Hambidge over Intertekstualiteit versus inter-tekstualiteit en een reactie van Hennie Aucamp op Theunie van der Merwe se ‘Tipering van die Afrikaanse kortverhaal’.
| |
Taal en tongval 38 (1986),
nr. 1/2;
Van de hand van V.F. Vanacker een In Memoriam Em. Prof. Willem Pée. - Over het uitdrukken van de toekomende tijd in standaardtaal en dialekt gaat De toekomst in het Nederlands II, door J. de Rooy. - D.W. Hoogendijk beziet Enkele facetten van de Krimpenwaardse streektaal in relatie tot de standaardtaal. - H.T.J. Miedema noemt enige Kenmerken van het uitgestorven Molkwerums dialect en van het Hindeloopens. - J. Taeldeman presenteert Nog een beetje te: ‘Ik zie hem vandaag nog (te) komen’. - J.B. Berns vraagt aandacht voor Zeeuws regioboeken. - Y. Stoops komt met Een (Antwerpse) aanvulling mismeesterd. - A. Weijnen tekent voor Etymologische invallen 4. - F. de Tollenaere tenslotte verdiept zich in De etymologie van staal ‘grondslag van een dijk’.
Boekbesprekingen: Ger J. de Haan, Mieke Trommelen, Wim Zonneveld (red.), Van periferie naar kern (door G. De Schutter); Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunde (1584). Ingeleid, geïnterpreteerd, van kommentaar voorzien en uitgegeven door G.R.W. Dibbets (door Jo Daan); Miscellanea Frisica, in nije bondel Fryske studzjes, uitgegeven door N.R. Århammar, Ph. H. Breuker, F. Dam e.a. (door Har Brok); W. Depoortere Gezelles lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (door V.F. Vanacker).
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 102 (1986),
nr. 2:
W. Vermeer staat stil bij Karel van Manders ‘Strijdt tegen onverstandt’. - G.R.W. Dibbets laat Anthoni Smyters over de spelling van het Nederlands (Ao
| |
| |
1613) aan het woord. - L. Strengholt beschrijft de relatie tussen Hendrik Smeeks en de ‘Sinnepoppen’ van Roemer Visscher.
Boekbeoordelingen: G.A. Bredero's Moortje, waar in hy Terentii Eunuchum heeft Naeghevolght. Ingeleid en toegelicht door P. Minderaa en C.A. Zaalberg, m.m.v.B.C. Damsteegt (door L. Strengholt); Een scone leeringhe om salich te sterven. Een Middelnederlandse ars moriendi. Uitgegeven, geannoteerd en ingeleid door B. de Geus c.s. (door G.C. Zieleman); Jacob Campo Weyerman, Het vermakelijk wagenpraatje. Opnieuw uitgegeven en van een inleiding en commentaar voorzien door Gerardine Maréchal (door C.A. Zaalberg); Harm Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550-ca. 1650) (door D.M. Bakker †); Maaike J. Hogenhout-Mulder, Proeven van tekstkritiek. Een onderzoek betreffende de tekstgeschiedenis van de RENOUT VAN MONTELBAEN en de PERCEVAL (door G.C. Zieleman); J.H. Meter, The Literary Theories of Daniel Heinsius. A study of the development and background of his views on literary theory and criticism during the period from 1602 to 1612 (door P.E.L. Verkuyl); Frank Willaert, De poëtica van Hadewijch in de Strofische Gedichten (door G. Kazemier); Bart Besamusca, Repertorium van de Middelnederlandse Arturepiek (door P.F.J. Obbema).
| |
Vestdijkkroniek 1986,
nr. 50
De aflevering is geheel gewijd aan de 50 jaar oude roman Else Böhler. R. Marres wijst op De dubbele bodem van een ikroman en Herman Stevens schrijft een bijdrage Over dienstmeisjes en cultuurpessimisme. Else Böhler en de tragedies van de trouw is de titel van een artikel van Gerrit Jan Kleinrensink, die een gesprek had met Nol Gregoor over de biografische achtergronden van deze roman. P. Kralt neemt in Johan Roodenhuis en het nazidom Vestdijks houding tegenover de macht onder de loep, waarna Rudi van der Paardt de Mythe en metamorforse in Else Böhler onderzoekt.
nr. 51
opent met Herinnering aan de bergen, een bijdrage van Tini Booij over Vestdijks epische gedicht Mnemosyne in de bergen. - In De dood van Beekvliet geeft L.G. Abell-van Soest een aanvulling op Hartkamps analyse van Vestdijks gedicht De uiterste seconde. - W.S. Huberts belicht in Wie was de censor? de achtergronden bij de censuur van Vestdijks essaybundel Muiterij tegen het etmaal (1942). - In Wachter onder de sterren reageert L. Intema op Rudi van der Paardts verklaringen van de namen in de roman Terug tot Ina Damman (Vestdijkkroniek nr. 46). - R.A. Cornets de Groot geeft in Persoonlijkheid en talent een reactie op de beschouwingen van Stevens en Van der Paardt over de typering van Vestdijks oeuvre.
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 18 (1986),
nr. 1
opent met een bijdrage van Dirk Geeraerts over de Lexicografische vernieuwing in de vroege achttiende eeuw. - Suzanne van Dijk vraagt de aandacht voor de Hugenootse vluchtelinge Madame Dunoyer (1663-1719), ou comment tirer parti de son travail. - J.J.V.M. de Vet belicht Lucas Rotgans (c1653-1710) aan de vooravond van de Revocatie en Agnes M. Zwaneveld typeert ‘De Opmerker’ (1772-78)/‘De Onderzoeker’ (1768-72) als geestverwant van Rijklof Michael van Goens (1748-1810). - Voorts aanvullingen en correcties op Literaire genootschappen 1748-1800 door C.B.F. Slingeling en een bijdrage van W.W. Mijnhardt over De Nederlandse vrijmetselarij in de achttiende eeuw. - A.J. Hanou besluit de aflevering met het opstel Tussen Voltaire en Verlosser over ‘de zielsbenauwenis van Petrus Ameshoff (1788-1854)’.
| |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 10 (1986),
nr. 1
is geheel gewijd aan Arte et Amicitia en bevat een bijdrage van Wiepke Loos, waarin De ‘Kunst-Krans’ (1881-1904), het vriendenalbum van (dit) Amsterdamse kunstgezelschap (...) centraal staat.
R.W.W.M.v.d. Drift
W. Merlijn
|
|