| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 12 ((1983), nr. 109
Hierin een bijdrage van Ron Elshout, die in Met tegenwerkende kracht de aandacht vraagt voor de poëzie van Hans Faverey. - Peter de Boer belicht de Nieuwe poëzie van J.B. Charles, Remco Campert en W.J. van Wouten. - In Op zoek naar zich zelf? verkent Mineke Schipper Autobiografische vormen van de ik-vertelling.
nr. 110
is een thema-nummer over het leven en werk van de dichter Wilfred Smit. Naast bijdragen die de voornaamste bio- en bibliografische gegevens verschaffen, een artikel van Peter Morel over de Briefwisseling Wilfred Smit - Simon Vestdijk (1953-1962) en een essay van Simon Vestdijk, die in Meesterlijk maniërisme Wilfred Smits poëzie belicht. Voorts enige Randbemerkingen van Frans van Houten en een artikel van Kees Helsloot, die in Wilfred Smit, sneeuwdichter de aandacht vraagt voor drie gedichten waarin ‘sneeuw’ een belangrijk motief blijkt te zijn. Karel Bastoen schrijft een opstel over Wilfred Smit als docent Russische literatuurgeschiedenis en sluit daarmee tevens het thema af. - In De lotgevallen van Roodkapje gaat Eric Hulsens nader in op de verschillende versies en benaderingen van dit oude volkssprookje. - Cock van den Wijngaard tenslotte vraagt de aandacht voor de in korte tijd beroemd geworden en weer in de vergetelheid geraakte schrijfster Madelon Lulofs (1899-1958).
| |
Dietsche warande & Belfort 128 (1983), nr. 8
In de ‘Kroniek’-rubriek een bespreking van Loeki Zvoniks De eerbied en de angst van Uri en Ima Bosch, door Marcel Janssens. In Van debutanten, dichteressen en bloemlezingen wijdt Rudolf van de Perre zijn aandacht aan de poëzie van Ann Missorten, Gerda de Preter, Christina Guirlande en Jo Gisekin en de bloemlezingen Een Vlaams eiland (bezorgd door Harry van Tienen) en Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten (door C. Buddingh' en Eddy van Vliet). Koen Vermeiren bespreekt Maarten 't Harts De kroongetuige en Zofia Klimaszewska belicht de situatie en perspectieven van De Nederlandse literatuur in Polen.
nr. 9
Hierin een artikel van Marcel Janssens over de Vlaamse romantiek en ‘de verlate opkomst van de romantische roman’, getiteld: ‘In het Wonderjaer’;proeve van contextuele lectuur. - In Noordnederlandse romans bespreekt André Demedts Vanaf de overkant van Roeland Kerbosch en Zwijgen of spreken van Adriaan van der Veen. - In de ‘Kroniek’-rubriek belicht Jaak de Maere Nieuw proza van Willem G. van Maanen en F.B. Hotz, en wel Het nichtje van Mozart en Duistere jaren en andere verhalen.
| |
Dutch crossing 1983, nr. 20
Dit nummer opent met de publicatie van Hans Lodeizens Oratio pro domo en bevat naast enige vertalingen van gedichten van Ida Gerhardt en Huub Beurskens een artikel van J.J. Mooij over Symbolic action in ‘Het behouden huis’ by W.F. Hermans. Het besluit met de tekst van een lezing van H.C. ten Berge Speaking at Bedford College.
| |
| |
| |
Gezelliana 12 (1983), nr. 2
opent met een artikel van E. Janssen over De eerste scheiding Gezelle - Van Oye (nov.-jan. 1858-1859). - J. Boets vergelijkt het ‘Volkslied’(je) Uit Gezelle's ‘Groot liedboek’ met de overgeleverde versie ervan in de verzameling Het oude Nederlandse lied, dl. II, van F. van Duysse. - Chr. D'haen besluit de reeks Transcriptie en analyse van enkele handschriften van Guido Gezelle.
| |
De gids 146 (1983), nr. 7
Onder de titel Vier reizigers op zoek naar een verblijfplaats schrijft Aleid Truijens in de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ een bijdrage over de reisverhalen van Nooteboom, Couperus, Emants en Donkers. - Wiel Kusters onderzoekt de betekenis van ‘engelen’ in het werk van Nooteboom, Hanlo en Bertold Brecht.
| |
Glot 6 (1983), nr. 1
Renate Bartsch schrijft Over de semantiek van nominalisaties. - Theo A.J.M. Janssen beziet Het temporele systeem van het Nederlands: drie tijden en twee tijdscomposities. - Jelle Kaldeway tenslotte herdenkt Roman Osipovitsj Jakobson (1896-1982).
nr. 2
Emmon Bach vraagt aandacht voor het verschijnsel Semi-Compostionaliteit - Carlos Gussenhoven presenteert in Van fokus naar zinsaksent: een regel voor de plaats van het zinsaksent in het Nederlands.
| |
Maatstaf 31 (1983), nr. 6-7
Dit dubbelnummer is een ‘poëzie-nummer’, waarin aan 18 dichters en poëziecritici een lijst van vragen over de Nederlandse poëzie en poëziekritiek ter beantwoording wordt voorgelegd, waarna Rob Schouten en Peter de Boer in Over de enquête de gegeven antwoorden trachten te ordenen en er enige conclusies aan te verbinden. - Het tweede deel van dit nummer wordt besteed aan een keuze uit de hedendaagse Nederlandse poëzie. - Voorts een bijdrage van Hans Werkman, die in Een koffer vol De Mérode verslag doet van het terugvinden van een koffer, waarin een belangrijk deel van het vroege werk van Willem de Mérode werd aangetroffen. Hieruit koos hij een achttal niet eerder gepubliceerde gedichten (ter publicatie). - Tenslotte een artikel van Fokke Plat en Ed Leeflang over het leven en werk van de Friese dichter Obe Postma (1868-1963).
| |
Moer 1983, nr. 6
opent met een bijdrage van Hans Freudenthal over moedertaal en wiskundetaal. - Lut van Damme en Marc Spoelders spreken met Gordon Wells over taalwetenschap en moedertaalonderwijs. - Jan Verbeek schrijft over taal en thema's, de theorie en praktijk, zoals die zich ontwikkelt in een aantal middenscholen. - Thera van der Heijden en Tineke van Roozendaal richten zich op ‘projecten, waarin de kracht van de heterogene groep benut wordt’ (zie Moer, nr. 3-4-5). - In de serie Zorgbreedte een artikel van Lenie Versantvoort-van den Dungen en Jos Versantvoort over kinderen met taalproblemen in de basisschool.
| |
| |
| |
Ons erfdeel 26 (1983), nr. 5
Onder de titel: Oedipus in Vlaanderen schrijft Hanneke van Buuren over ‘Het Verdriet van België’ van Hugo Claus. - Taal- en literatuurwetenschap in Tilburg: een novum?, vraagt Nol Verhagen zich af. - Lieven Rensf schetst De betekenis van Gerard Knuvelder. - Hedwig Speliers haalt Hans Faverey, dichter van de nulhypothese voor het voetlicht. - Joost de Geest geeft een overzicht van Fantastische literatuur in Vlaanderen en Nederland na 1945. - Tenslotte de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXIII, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Ons geestelijk erf 57 (1983), nr. 3
Hierin vervolgt A. Steenwegen zijn bijdrage over De gelukz. Ida de Lewis of Ida van Gorsleeuw en onderzoekt U. Schultz-Zellmann Spiegelmetapher im Werk des Jan van Ruusbroec. - Met een artikel over Hendrik Mande en het Hoogliedcommentaar van (pseudo-?) Richard van Sint-Victor sluit Th. Mertens deze aflevering af.
| |
Onze taal 52 (1983), nr. 11
Volgens F. Debrabandere streven we Door Taalunie naar taaleenheid. -B.F. Rasker beziet de positie van Onze taal in Noord-Frankrijk. - H.V. Zimmermann gaat in op de woorden Behoeven en hoeven, Nico Spilt op Computers en taal. - Marlies Philippa stipt in De dienstbare vrouw de gevoelswaarde van enkele woorden voor vrouwspersonen aan. - Onder de titel Hoe zit het met ‘heeft’ en ‘is’ ontweken beschrijft A. Koops het verschil in betekenis tussen zijn + voltooid deel en hebben + voltooid deelwoord.
| |
Over Multatuli 1983, nr. 11
Open met een In memoriam Henri A. Ett, door G.W. Huygens. - I.A. Diepenhorst-buigt zich over Multatuli's morele en godsdienstige problematiek. - J. Kortenhorst brengt in Multatuli met eene gemene slet in Haarlem de waarheid achter dit roddelverhaal aan het licht. - In Wouter voor 't eerst uitgegeven onderzoekt Jeroen Kluiver ‘hoe Mimi het Wouterverhaal uit de Ideeën losmakte’. - Eep Francken geeft in Wouter IV de jongste een kritisch commentaar op de zesde en jongste editie van Woutertje Pieterse, verzorgd door M. Stapert-Eggen. - Voor C. Bij bestaat er geen twijfel dat de novelle Maria Theresia en de vrijmetselaars ‘geheel door Multatuli is vertaald’.
| |
De revisor 10 (1983), nr. 5
In dit nummer een artikel van P.H. Schrijvers Over ‘Het lied der dwaze bijen’ van M. Nijhoff. - Frans A. Janssen vervolgt in Gemengde gevoelens zijn opstel over De chaos in de theorie van de editie (zie De revisor 1983/3).
| |
Septentrion 12 (1983), nr. 3
In dit nummer o.a. een bijdrage van Hans Bots, gewijd aan Hugo Grotius: le miracle de Hollande. Un grand humaniste néerlandais (1583-1645), en een bijdrage van Basil Kingstone, gewijd aan Une amitié littéraire et personnelle: Jef Last et André Gide. -Rudolf van de Perre vraagt aandacht voor Le poète Herwig Hensen.
| |
| |
| |
Spektator 13 (1983/'84), nr. 2
Antoine Bodar staat in Negen eenvoudige vormen stil bij André Jolles' onderscheid tussen legende, sage, mythe, enz. - D. Geeraerts en A. Moerdijk trachten te komen tot een Toetsing van een modeltheoretisch geïnterpreteerde morfologie. - Dick Kayser onderzoekt Het laatmiddeleeuwse spotsermoen.
Boekbesprekingen o.a.: P. van der Vliet, Wolff en Deken's Brieven van Abraham Blankaart. Een bijdrage tot de kennis van de Reformatorische Verlichting (door Hanna Stouten); Allard Pierson, Oudere tijdgenoten (1888). 4e dr. verz. door Peter L. Schram (door B. Luger); Frederik van Eeden, Uit het dagboek; samengest. en toegel, door H.W. van Tricht (door Gideon Lodders); C.A.J. Hoppenbrouwers, Language change. A study of phonemic and analogical change with particular reference to S.E. Dutch dialects (door Frank Jansen); J.J. van der Voort van der Kleij, Middelnederlands handwoordenboek. Supplement (door Maaike Hogenhout-Mulder).
| |
Standpunte 36 (1983), nr. 5
is, evenals vier jaar geleden (vgl. Standpunte 31, nr. 1), geheel gewijd ‘aan die stand van die literêre kritiek’. Aan een tiental medewerkers werd een vragenlijstje hierover ter beantwoording voorgelegd. - Voorts bijdragen van Willem de Klerk over de ‘melaatsheid’ van kritische Afrikaanse schrijvers en van Henning Snyman Oor die prosakritiek van Elize Botha. - Ernst van Heerden besluit het nummer met Jorik en die ou seevaarder, een artikel over het verband tussen Oppermans Joernaal van Joerik (1949) en S.T. Coleridge's The rime of the ancient mariner (1797).
| |
Taalkundig bulletin 13 (1983), nr. 1
Cor Hoppenbrouwers beschrijft Het genus in een Brabants regiolect, te weten het Westerhovens. - Jan Jullens schrijft Over het pronominale ‘er’.
nr. 2
Jurjen Roelfszema buigt zich Over that-trace-verschijnselen. - Jack Hoeksema vergelijkt in ‘Zwaarlijvig’ en ‘breedgeschouderd’ twee op het oog sterk verwante typen van samenstellende afleiding met elkaar.
nr. 3
Toon van der Geest plaatst in Adaptatie in arts-patiënt-communicatie enkele methodologische kanttekeningen. - Met Superlatieven probeert Jack Hoeksema een algemene definitie voor de semantiek van superlatieven te formuleren.
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|