In memoriam C.B. van Haeringen
Op 21 juni 1983, kort na zijn eenennegentigste verjaardag, is Professor Dr. C.B. van Haeringen na een langdurige ziekte overleden. Zijn eerste publikatie in De nieuwe taalgids, een studie ‘Over verschrijvingen’, is te vinden in de 15de jaargang; zijn laatste, een bladvulling ‘Duits = Nederlands in de 19de eeuw’, verscheen in jaargang 75. Onder de zestig jaargangen tussen 1922 en 1982 is er nauwelijks één waarin zijn naam als auteur van artikelen, boekbesprekingen, aankondigingen of mededelingen ontbreekt. Van 1946 tot en met 1969 maakte hij samen met achtereenvolgens C.G.N. de Vooys, W.A.P. Smit, B. van den Berg en A.L. Sötemann deel uit van de redactie, in de jaren 1955-1969 heeft hij als redactiesecretaris vrijwel alle correspondentie gevoerd en zijn scherpe blik laten gaan over alles wat in het tijdschrift werd opgenomen: elke zetfout was hem een gruwel. Bevrijd van de redactionele zorgen bleef hij verknocht aan zijn lijfblad: met grote regelmaat verschenen bijdragen van zijn hand in het tijdschrift en tot kort voor zijn dood is hij met voor De nieuwe taalgids bestemde stukken bezig geweest. Publiceren was voor hem een levensbehoefte. In zijn Utrechtse afscheidscollege van 1962 heeft hij zichzelf getypeerd als ‘geen vlugge werker en geen vlot stilist, zodat het redigeren van publikaties mij niet gemakkelijk van de hand gaat’. De zorg die hij ook aan het kleinste van zijn geschriften besteedde, resulteerde in voorbeeldig Nederlands van grote precisie, voornaam en soepel tegelijk, en altijd onmiddellijk herkenbaar aan de zeer persoonlijke toets van zijn afstandelijke, maar trefzekere humor.
Het is hier niet de plaats om de verdiensten van Van Haeringen als taalkundige te bespreken. Zijn activiteit als geleerde verbond ver-uiteenliggende generaties. In zijn studententijd had hij college gelopen bij Verdam; aan zijn leermeester N. van Wijk en aan de Deense linguïsten die hij tijdens zijn Kopenhaagse lectoraat ontmoette, dankte hij de kennismaking met nieuwere benaderingen; in zijn ouderdom nam hij met gereserveerde belangstelling kennis van de generatieve taalkunde. Zijn eigen werk, waarmee hij zich bewust nooit in de taalkundige voorhoede heeft willen plaatsen, heeft voor een deel een welhaast klassieke status verworven. Dat ook de jongste generatie taalkundigen zich met waardering op zijn waarnemingen bleef beroepen, heeft hem grote voldoening geschonken.
De redactie van De nieuwe taalgids heeft vele jaren mogen profiteren van het grote gezag dat Van Haeringen in de vakkringen en daarbuiten genoot, een gezag dat niet alleen op zijn imposante kennis en zijn bezonken oordeel berustte, maar evenzeer op zijn relativerende bereidheid, ieder het zijne te gunnen. De redactie denkt met eerbied terug aan een legendarische collega en een buitengewoon verdienstelijk medewerker.
De Redactie