| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 117 (1972), nr. 6
Marcel Janssens vraagt zich aan het slot van zijn artikel af of de thanatosdrift van de zwervers over land en over zee in de Verhalen van F.C. Terborgh verband houdt met een regressief verlangen naar de eerste geborgenheid. - Lieve Macher bespreekt Frederik van Eedens spiegel van ‘eigen fabrikaat’ (zijn dagboek, ed. Van Tricht). - Bij de Boekbesprekingen o.m. aandacht voor het verslag van het Gentse Veldeke-symposion en voor Jo Daans uitgave van de kluchten van Bredero. - ‘In het teken van het teken’ signaleert H. van Gorp bijdragen op het gebied van de Semiotische literatuurstudie.
| |
Maatstaf 19 (1972/73), nr. 1
R. Blijstra publiceert, cursief, 'n Herinnering aan E. du Perron.
nr. 2
Hendrik de Vries reageert op een Parool-kritiek van Gerrit Komrij Over de Goyescos.
| |
Raam (1972), nr. 85
Willy Spillebeen schrijft over De sluitsteen van Nijhoffs evolutie, zijn lekespelen. - Zeer uitgebreid (ruim 13 pagina's) gaat Coen Bersma in op het Hermans-nummer van Raster. De titel van zijn recensie laat aan duidelijkheid niets te wensen over: Hommage horrible à Hermans. - Hanneke Paardekooper-van Buuren beziet vanuit de mutatie van de vrouwelijke sekse en vanuit de evolutie daarbinnen Andreas Burniers De huilende libertijn (in: Tussen Steiner en Firestone).
| |
Raster 6 (1972), nr. 2
Breyten Breytenbach: sestiger malgré lui luidt de samenvattende titel van een artikel van André P. Brink over de gelauwerde Zuidafrikaanse dichter. - Johan P. Snapper aanvaardde op 20 oktober 1971 de ‘Princess Beatrix Chair of Dutch Language, Literature and Culture’ aan de universiteit van Californië met de nu in Raster afgedrukte rede G.K. van het Reve en de re(cidi)vistische heterokliet.
| |
Soma 3 (1972), nr. 24/25
H.R. Heite had met H.C. ten Berge een gesprek en geeft in deze aflevering daarvan het eerste deel weer. - Van R.C. Cornets de Groot volgt dan het laatste deel van zijn aan Lucebert gewijde triptiek Domesday Book. - L. Ross heeft het een en ander over Stijn Streuvels gelezen en gaat nu vooral in op de politieke ideeën van de Vlaamse auteur: ‘de politiek is (...) het ongeluk voor deze wereldvreemde Vlaming geweest’. - Martin Hartkamp klapt in Ik, Vestdijk en het lichte meisje uit de school. Met Vera de Vries, alias Xaviera Hollander, de zichzelf nu ook op papier goed verkopende exleidster van een aan specifieke noden tegemoetkomend uitzendbureau, bracht hij eens, in zijn schooljaren, een bezoek aan Vestdijk. Vandaar zijn goed gefundeerde gossip nu.
| |
| |
| |
Spiegel der letteren 14 (1972), nr. 1
Gorter heeft, bij het dichten van de Mei, tonen en klanken gehoord uit de klassieke oudheid, maar maakte er een eigen symfonie van, met een nieuw slot. Aldus M.H. Eliassen-de Kat in Gorters Mei en de mythe van Amor en Psyche. - ‘Hij is de verdediger van de ziel, van het Leven in zijn veelzijdigheid, en vooral eenheid’, concludeert Jules Goffard in zijn artikel over Het elysisch verlangen bij A. Roland Holst. - W.E. Hegman schrijft in de Kroniek het tweede en laatste deel van De studie van de Middelnederlandse letteren sedert 1959. - O. Dambre corrigeert het een en ander aangaande Justus de Harduwijn (Rechtzetting en memoriaal). - Martien J.G. de Jong: evolutie zonder abdicatie is de onnodig-geleerde titel van Jef Barthels bespreking van Flierefluiters apostel. - Vele boekbesprekingen besluiten deze aflevering. De meeste aandacht krijgen de boeken die Ada Deprez wijdde aan Snellaert (De jonge Snellaert en haar uitgave van de briefwisseling tussen Snellaert en J.A. Alberdingk Thijm).
nr. 2
J.D.P. Warners vult zijn artikel Gewoon, hoog en diep lezen (in SpL 11, nr. 3, p. 191 e.v.) aan met een artikel over Cats, Rabelais en Erasmus, met als uitgangspunt de Sinneen minnebeelden. Voor de titel koos Warners Bredero's devies Al sietmen de Luy men kentse daarom niet. - L. Dieltjens levert een Interpretatie van het slotgedicht in ‘De modderen man’ op basis van een stilistisch platform (waarvan in dit geval de pijlers blijken te worden gevormd door het onderscheid tussen de semiotische en semantische betekenis van de taal). - In margine gaat A.G.H. Kerckhoffs in op een interpretatieprobleem in de Elckerlyc (Waer is sij sculdich te gaen?) en reageert C. Tindemans op een opmerking van W.A.P. Smit n.a.v.L. Rens' dissertatie over het priester-koningconflict in Vondels drama (Cornelia en Nero: priester en/of koning). - Bij de boekbeoordelingen signaleren we o.m. een bespreking van het proefschrift van P.E.L. Verkuyl (Battista Guarini's Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur), een beschouwing over het tweede deel van ‘de vijfde (druk) van Knuvelder’ en een recensie van het proefschrift van P. Hijmans over J.W.F. Werumeus Buning.
| |
Ons erfdeel 15 (1972), nr. 2
Naar aanleiding van een tentoonstelling van de Nederlandse literatuur 1880-1960 in het Institut Néerlandais in Parijs bekijkt Frank Onnen de Stand van Nederlandse literaire zaken in Frankrijk: zijn de uitingen van de (Noord- èn Zuid-)Nederlandse literatuur doorgedrongen in Frankrijk en zo ja, tot op welke afstand? De conclusie is, dat op het vlak van de literatuur de vorderingen zich veel minder evident hebben afgetekend dan bijvoorbeeld die betreffende de schilderkunst en de muziek. - E. van Raan e.a. publiceren deel 24 van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. - Jan van der Vegt kwalificeert Maria de Groot als: een belangrijk dichteres. Hij noemt haar ‘een van de voornaamste talenten die de poëzie van de jaren zestig heeft opgeleverd.’ - In de roman Huurders en onderhuurders stelt Hella Haasse volgens Aldert Walrecht het schrijverschap ter discussie. Niet alleen het hoe, maar ook het wat ervan. - Henk Buurman bespreekt: Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923. Deel 1 en 2. Culemborg, 1971; en J.A. dèr Mouw, Brieven aan Frederik van Eeden. Uitg. door Harry G.M. Prick. Den Haag, 1971. Achter het boek. - 101 jaar Streuvels levert negen publikaties over de grote Vlaamse schrijver op. Marcel Janssens bespreekt ze. -
| |
| |
C. Moeyaert verzorgt de Frans-Vlaamse taaltuin 25. - De door P. Brachin verzorgde Anthologie de la prose néerlandaise - Pays-Bas I wordt besproken door Jan Deloof.
nr. 3
In een eerste aflevering doet Alex Vanneste verslag van Een recent onderzoek naar de Taaltoestand in Frans-Vlaanderen. Twee kaarten geven een beeld van zijn bevindingen. - De roman als kommunikatiemiddel is objekt van onderzoek van de kommunikatiewetenschap. J.M. Peters schrijft over de roman, die gezien wordt als de toepassing van een retorische techniek, als een vorm van beïnvloeding van de lezer. - Vervolgens deel 25 van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. - In zijn bespreking van Voltooid verleden merkt Georges Wildemeersch op, dat het oeuvre van Hubert Janssen ‘een opmerkelijke verrijking van de Nederlandse prozaliteratuur’ is. Ook in onderhavige novelle nadert Janssen ‘de eenzame hoogte van een Willem Elsschot’. - Vijf voorjaarsuitgaven van Querido-1972 (J. Bernlef, Piet Grijs, Abel J. Herzberg, Bea Vianen en Hans Vlek) tonen volgens Aldert Walrecht, dat het met het uitgavenbeleid van Querido wel goed zit. - In Elisabeth Eybers: Hertzogprys vir poësie 1971 wordt haar bundel Onderdak behandeld. - In Er was eens over 1000 jaar een robotje gaat het over De man die een hoofd groter was van Sybren Polet. - Op de slotzitting van de sektie Nederlandse letterkunde in het kader van het 32e Nederlandse Filologenkongres was Ben Stroman inleider. Hij poneerde twaalf stellingen over de Nederlandse toneelschrijfkunst. - Naar aanleiding van Trijntje Cornelis houdt Piet van Damme een pleidooi voor waardering van de Nederlandse dramatische literatuur. - F.A. Snellaert is 100 jaar geleden gestorven. - De Frans-Vlaamse taaltuin 26 levert weer enkele ruikertjes taalwetenswaardigheden. - Tot slot bespreekt Jan Deloof de briefwisseling, 1843-1872, tussen F.A. Snellaert en J.A. Alberdingk Thijm (Gent, 1971). De inleiding en aantekeningen zijn van Ada Deprez.
| |
Standpunte 25 (1972), nr. 5 (101)
De inhoud van deze aflevering is een register op de eerste vijfentwintig jaargangen van dit blad.
| |
Streven 25 (1972), nr. 8
Semantisch en semiologisch beziet Paul Claes Erik van Godfried Bomans. - Carlos Tindemans maakt de balans op van Een jaar Nederlandse toneelstukken en concludeert dat Claus een verkeerd begrepen auteur blijft. ‘En een groot auteur.’
nr. 9
Paul Claes leest ‘Schaamte’ van Hugo Claus op drie niveaus: als parodiërende vertelling, psychologische beschrijving en mythische duiding en merkt dan op dat de constructie niet overal even hecht is.
nr. 11/12
Onder de titel Komiek bespreekt Carlos Tindemans voornamelijk met waardering de dissertatie van H.v.d. Bergh, Konstanten in de komedie.
| |
Tirade 16 (1972), nr. 178
Op 17 juli j.l. organiseerde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een ‘Vest- | |
| |
dijk-symposium’. Kees Fens hield toen een inleiding over de essayistiek van de Doorn se meester. ‘De scheiding tussen de romancier Vestdijk en de essayist, althans die van Essays in duodecimo, lijkt mij een kunstmatige’, concludeert Fens aan het eind van Romans in duodecimo. - ‘Exterritoriaal als hij zijn hele leven geweest was, zweefde hij gedurende de oorlogsjaren ergens tussen bezetter en bezetten in’, aldus Wam de Moor in zijn derde en laatste (?) artikel over J. van Oudshoorn als broodschrijver, betiteld Een pennenaam als poetsdoek.
| |
Leuvense bijdragen 61 (1972), nr. 1
L. Elaut geeft Etymologie en betekenis van enige leen- en bastaardwoorden in de vaktaal van Johan Ypermans Medicina, van welke laat-middeleeuwse verhandeling over de interne geneeskunde Elaut een uitgave heeft bezorgd. Deze verscheen begin 1972. - Naar aanleiding van W.H.M. Mattens, De indifferentialis; een onderzoek naar het numerieke gebruik van het substantief in het Algemeen Bruikbaar Nederlands, tegen welke dissertatie onder meer enkele methodologische bezwaren gemaakt kunnen worden, bespreekt W. van Langendonck Numerusproblemen. - Van de boekbeoordelingen kunnen vermeld worden: A.A. Weijnen, Schets van de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis (door L. Koelmans), H. Kleijn, Planten en hun naam. Botanisch lexicon van de Lage Landen (door J.L. Pauwels), J. van Bakel, Automatische syntactische analyse van Nederlandse teksten (door S. de Vriendt), E. Nieuwborg, Mélanges offerts au professeur J.L. Pauwels à l'occasion de son éméritat (door L. Beheydt), J. Deschamps, Het Weense handschrift van de ‘Tweede Partie’ van de ‘Spiegel Historiael’ (door H. Paardekooper-van Buuren) en M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Het dichterschap van Hubert Korneliszoon Poot (door L. Rens.)
| |
Levende talen nr. 290
Zal het voorstel van J. Frantzen c.s., nl. vervanging van ‘het aan subjectieve beoordeling onderworpen opstel’ door hun taalvaardigheidstest, leiden tot een Objectiever schriftelijk examen Nederlands? - Volgens D. de Scally zijn de dilemma's voor de neerlandicus (zie B. Jansen in LT 281, p. 600-603) Verplichte dilemma's. De kwestie is alleen, ‘dat het de leraar aan tijd ontbreekt’. De neerlandicus mag echter ‘niet gedwongen worden een keus te maken tussen aspecten die allemaal verschrikkelijk belangrijk zijn.’ - Een projectgroep van de sectie Nederlands van de universiteit van Nijmegen werkt aan een analyse en vergelijking van de Nederlandse literatuurgeschiedenissen en -bloemlezingen voor het v.w.o.-h.a.v.o. Verspreidingssijfers geeft de resultaten van het onderzoek naar de verspreiding van de schoolboeken. - F.L. Zwaan behandelt Het voorzetselvoorwerp, een zinsdeel, waarmee iedere Nederlandse grammaticus moeite heeft. - G.M. Mesland constateert een nieuw soort tangconstructie: Een ‘tang’ in de tang. ‘De rug zit geen haar meer op’ is er een voorbeeld van.
| |
Neophilologus 56 (1972), nr. 3
Dennis V. Moran uit Arizona geeft in The life of Everyman een interpreterend overzicht van deze moraliteit. - E. Kunne-Ibsch vindt de Moderne literatuurteorie van T.A.
| |
| |
van Dijk een boek dat de beoefenaars van de nu al traditioneel geworden literatuurwetenschap aan het denken moet zetten.
| |
Nova et vetera 49 (1971/72), nr. 6
Het is meer dan waarschijnlijk dat over enkele jaren de regels voor de vorming van onze trappen van vergelijking er veel Engelser zullen uitzien, schrijft A. Watterus in Onze trappen van vergelijking ‘angliseren’.
| |
Spektator 2 (1972-1973), nr. 1
Het eerste nummer van de nieuwe jaargang is aan taalkunde gewijd. H.J. Verkuyl promoveerde in 1971 te Utrecht op het proefschrift On the compositional nature of the aspects. Th. van den Hoek behandelt in De aspekten: aspekten van een analyse drie ‘topics’ van Verkuyls dissertatie - de afwijzing van het Aspects-model ten gunste van Grubers theorie, de analyse van het onderscheid der aspekten in het Nederlands, en de door Verkuyl geformuleerde descriptieve konsekwenties van die analyse. - E.C. Schermer-Vermeer is Op zoek naar de identiteit van ‘een moordenaar’. Het gaat daarbij om het onderscheid tussen specifieke en niet-specifieke onbepaalde NC's. - Uitgaande van de niet-synonieme zinnen 1. Tijs brak het glas, en 2. Tijs veroorzaakte het breken van het glas, wil M.K. van Dort-Slijper achterhalen Wat Tijs teweegbracht. Daarbij plaatst zij Enkele opmerkingen over [de abstrakte kategorie] CAUSE. - Vrije nieuwsgaring besluit dit nummer.
| |
Volkskunde 73 (1972), nr. 2
Deze aflevering bevat twee delen van de artikelenreeks Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. In deel 33 vervolgt L. Cumps het verslag van het onderzoek in het gebied Ten Zuiden van Brugge. Th. Daniels beschrijft in deel 34 Belgisch-Nederlands Limburg. - Theo Penneman noteert Beschouwingen rond een systematisch onderzoek naar drie sagenmotieven in Oost-Vlaanderen volgens de directe methode.
| |
Onze taal 41 (1972), nr. 6/7
In deze aflevering kan men onder meer lezen over: Komma of geen komma, daar komt het hier op neer; Klemtoon; Hun & hen; Om(dat) en door(dat); U en jij; Over de benamingen van geld.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguïstik 39 (1972), nr. 1
De nieuwe jaargang wordt geopend met een artikel van Joshua A. Fishman over Probleme und Perspektiven der Sprachsoziologie.
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|