| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids 134 (1971), nr. 2
Rudolf Geel houdt van beeldliteratuur. Ditmaal Bruintje Beer en de nederigheid: ‘Het enige dat dit beertje werkelijk mist [...] is humor’ (vgl. Winnie the Pooh). - Bedrieglijke lexicografie of het artikel ‘jood’ bij Van Dale noemt F. Balk-Smit Duyzentkunst haar Kleine bijdrage tot bezinning op de ‘verantwoordelijkheid van de intellectuelen’. Kruyskamp heeft volgens haar ontoelaatbare taalhistorische en andere taalkundige fouten gemaakt. - Flierefluiters apostel van Martien J.G. de Jong wordt door R.A. Cornets de Groot met waardering besproken in Onder ons (gezegd en gezwegen). - A. de Froe vindt Simon Vestdijks gebruik van schuilnamen in de Anton Wachterromans onthullende verhullingen.
| |
Raam (1971), nr. 73
Aldert Walrecht vindt het tijd worden Nooit meer slapen eens vanuit Shakespeare (met name vanuit Hamlet) te gaan bekijken. - René Marres schenkt aandacht aan Mystiek en satire bij Van Oudshoorn (in Louteringen en Tobias en de dood). - In de rubriek Nieuwe boeken bespreekt J.J. Wesselo Het geluid van Vlaanderens meest geëngageerde boekhandelaar, Herman J. Claeys. - Gerard Knuvelder kondigt Drie literair-wetenschappelijke studies aan, t.w. Urteile und Vorurteile über Literatur van Karl Tober (Stuttgart, 1970), Methoden der Literaturwissenschaft van Manon Maren-Grisebach (Bern, 1970) en Vergleichende Literaturkritik. Drei Essays zur Methodologie der Literaturwissenschaft van Joseph Strelka (Bern, 1970). - Vasalis mag wel een beetje jaloers zijn op de gedichten van de 12-jarige Sjoukje Dekker, zegt C.W. Schraa in Poëzie 3 (in aansluiting op Poëzie 2 van Jacques Kruithof).
| |
Raster 5 (1971), nr. 1
Het woord van Nietzsche, ‘Wir werden Gott nicht los, so lange wir noch an die Grammatik glauben’ is motto voor Woekering van bekentenissen. Notities over materiaal van het schrijfwerk en partijdigheid van Jacq Firmin Vogelaar. Zijn uitgangspunt is - het wordt nogmaals expliciet gesteld - materialistisch: het literaire werk is een produkt.
| |
Maatstaf 18 (1971), nr. 11
A.F. Ruitenberg-de Wit zoekt ‘naar een mogelijke dieptelaag in de religieuze verzen van Achterberg’ in Achterbergs Aquarium. - In Cursief spreekt Martin Ros over allerlei Rariora, zoals vertalingen, uitgevers en ingezonden brieven.
nr. 12
Een kort in memoriam van Martin Hartkamp: Vestdijk schreef in Maatstaf opent deze aflevering. - K. Heeroma springt na lange tijd in op Hellinga's essay uit 1958, Het laatste woord is aan Firapeel, door te verklaren: Firapeel heeft niet het laatste woord. Volgens hem is dit voorbehouden aan de dichter-regisseur Willem. - Rob Nieuwenhuys publiceert zijn inleiding bij Oostindische Spiegel (verschijnt dit najaar bij Querido) Nederlandse letterkunde uit Indonesië.
| |
| |
| |
Tirade 15 (1971), nr. 164
De schrijver provinciaal? vraagt J.H.W. Veenstra in een micro-polemiek met Gerrit Krol over de ‘materiële bestaansbasis’ van het schrijverschap.
nr. 165
Josine W.L. Meyer schrijft in Annie Romein over het eerste deel van Omzien in verwondering. Ze vindt het ‘een mooi boek, zo lang het niet over politiek gaat’.
nr. 166
De pennestrijd rond De dood van mijn broer van Hendrik de Vries (zie Tirade, nr. 163) laait weer op, maar wint niet aan duidelijkheid. De dichter zelf opent met Losse aantekeningen bij Wilminks karakteristiek. Daarna - of all people - Henri Knap, die in Nog eens de dood van mijn broer ook een regel mag uitleggen. Hendrik de Vries strijkt hem in Meervoudig antwoord braaf over de bol: zijn interpretatie is onjuist, maar hij heeft het mooi gezegd. Daarvóór heeft Hans van Straten in Mijn broer een mythe willen zien. De dichter is het er niet mee eens. - De luchtige dagboeknotities van Cees Buddingh' vallen niet bij iedereen in de smaak. ‘Zouteloze mededelingen’ noemt Lodewijk Henri Wiener ze in Dagboeken: Max de Jongs en nog een (zie ook Soma 2, nr. 14). - Henk Romijn Meijer komt met Adhesie voor J.H.W. Veenstra in diens meningsverschil met Gerrit Krol (zie ook Tirade, nr. 164).
| |
Barbarber (1971), nr. 84
Henk Hofland had ook al een gesprek met De Nieuwe Stijl (Armando, Peeters, Sleutelaar, Vaandrager en Verhagen). Zie Soma 2 (1970), nr. 10/11 voor het interview van Betty van Garrel en Trino Flothuis met deze groep.
| |
Soma 2 (1971), nr. 14
I. Sitniakowsky is niet bepaald weg van Wat je zegt ben je zelf!. In De dagen van Cees Buddingh' zegt hij dat de Dordtse schrijver ‘huisvlijt, jeneverkruiken beschilderen (en) volksdansen’ bedrijft. - De Utrechtse kunstenaar William D. Kuik, die twee jaar geleden de aandacht trok door zijn Utrechtse notities (Prozaprijs Amsterdam 1969), wordt geïnterviewd door I. Sitniakowsky en D.A. Kooiman (William D. Kuik, een vraaggesprek). - ‘De vloek van deze tijd is de tyrannie van de methode’ verzucht R.A. Cornets de Groot in Intieme optiek 3 + 4.
| |
Nova et Vetera 48 (1970-1971), nr. 5
L. Roose heeft Vondel en Westerbaen vergeleken, die beiden over de dood van Van Oldenbarneveld hebben gedicht. Hij concludeert: ‘Zelfs wanneer men ook Vondel in zijn vers een lichte neiging tot maniërisme kan aanwrijven, straalt zijn gedicht, naast Westerbaens rijm, als een brok poëzie’.
| |
Quaerendo 1 (1971), nr. 2
Severin Corsten schrijft het eerste deel van Köln und die Ausbreitung der Buchdruckerkunst in den Niederlanden. Hij probeert argumenten te vinden voor de bewering van
| |
| |
Friedrich Kapp, dat het een uitgemaakte zaak is dat de boekdrukkunst vanuit Keulen in de Nederlanden is ‘binnengedrongen’. - Gottfried Langer brengt gegevens aan Von den Niederländischen Wiegendrucken der Marienbibliothek zu Halle/Sa. Er zijn wellicht nog meer, nog niet als zodanig geïdentificeerde, Nederlandse incunabelen in Sachsen, zegt Langer. - Wat bedoelt Huygens met de vermelding van ‘Constanter’ op de titelpagina van zijn boeken? C.W. de Kruyter maakt in Constanter on the titlepage duidelijk, dat de betekenis van Huygens' ‘device’ niet éénduidig is.
| |
It Beaken 33 (1971), nr. 1
Van Oorlog en Vrede in de psalmen van Gysbert is de titel van het openingsartikel van Rita van Eck over Gysbert Japicx.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 1
Eugène van Itterbeek over Schrijven en zwijgen bij Dirk de Witte wordt gevolgd door Dirk de Witte zelf, die over Achterberg schrijft in Een wedloop tussen taal en tijd. Volgens hem is in de bundel Zestien wellicht de sleutel voor het werk van deze dichter te vinden. - Onder de dubbelzinnige titel De vrucht van een verbeelding onthult Dirk de Witte vervolgens een opzienbarend ‘foutje’ van Teirlinck in Het Ivoren Aapje: de zwangerschap van Vere Lazare blijkt bijna een jaar te hebben geduurd!
nr. 2
Er zijn moeilijkheden binnen de redactie over de weinig frisse ‘brieven rondom liefde en dood’ van Jef Geeraerts. N.a.v. de zevende brief is Achilles Mussche uit de redactie getreden. In dit nummer de Achtste brief rondom liefde en dood, die inmiddels ook al weer enige beroering heeft gewekt. - Paul van Aken buigt zich over Problemen en personages in het werk van Daniël Robberechts.
| |
Dietsche Warande & Belfort 116 (1971), nr. 3
In de Kroniek behandelt Marcel Janssens Vier variaties van Herman Vos (de vier verhalen uit de bundel Variaties in het zand. 4 maal liefde onder het Zuiderkruis).
nr. 4
Bij Desclée de Brouwer verschijnt binnenkort Stijn Streuvels. Een terugblik op leven en werk van André Demedts. In dit nummer alvast een fragment: Streuvels' laatste jaren (1966-1969). - Lieve Scheer staat sceptisch tegenover Literair structuralisme - goochelspel of onmacht? vraagt hij zich af. Een kunstwerk is volgens hem een organisme, een levend iets, dat je aanspreekt of raakt; de structurele literatuur is dan ook haar eigen graf aan 't delven. - Albert Westerlinck neemt Afscheid van Raymond Herreman. - M. Janssens bespreekt in de Kroniek het laatste boek van Willy Spillebeen, Steen des aanstoots. Naar een zevende dag, onder de titel Topografie van het groothertogdom ik.
| |
Ons Geestelijk Erf 45 (1971), nr. 1
P.J. Begheyn S.J. vermeldt De handschriften van het St. Agnietenklooster te Arnhem. - J.B. Valvekens O. Praem. schrijft over Een passiesermoen van pastoor Jan van Zueten- | |
| |
dael, een ordegenoot uit 1581. - Dr. O. Dambre heeft Nog een Nederlandse vertaling van het Dies Irae uit de 17e eeuw ontdekt. - Vijftig pagina's worden in beslag genomen door het Literatuuroverzicht 1970 van Dr. L. Moereels S.J.
| |
Standpunte 24 (1970/71), nr. 2 (92)
S.J. Pretorius schrijft in Die Waarheidswortel over de Passieblomme van Totius. - T.T. Cloete vindt Hennie Aucamp een van de beste jongere Zuid-Afrikaanse ‘short story’-schrijvers (Oor boeke: 'n Bruidsbed vir tant Nonnie). - Pierre H. Dubois noemt te hooi en te gras wat nieuwe Nederlandse literatuur in de 12e aflevering van zijn Kroniek der Nederlandse letteren.
nr. 3 (93)
Wyn of stof? vraagt Rialette Wiehahn in een beschouwing over de literair-historische reeksen Monografieë (onder redaktie van A.P. Grové) en de Blokboeke (geredigeerd door D.J. Opperman). - Else Nolte beschouwt ‘Vergelegen’ se Adam Tas en Opperman se siening van die kunstenaarskap. - De 13e Kroniek der Nederlandse letteren van Pierre H. Dubois gaat over de uitgave van Costers Verzamelde Werken.
| |
Tydskrif vir Letterkunde, Nuwe Reeks 8 (1970), nr. 4
Koos Mey is In gesprek met Henriëtte Grové, van wie ook een foto op de kaft.
| |
The Modern Language Review 66 (1971), nr. 1
Over de editie van Den Tempel onser Sielen door A. Ampe laat E. Colledge zich zeer lovend uit.
nr. 2
P.R. Sellin over The first collection of Dutch love emblems: the identity of Theocritus à Ganda. Hij treedt hiermee in het geweer tegen J. Landwehr, die meent dat Theocritus à Ganda niet dezelfde is als Heinsius. Sellin: ‘Heinsius was the Shepherd from Gent’.
| |
Etudes Germaniques 26 (1971), nr. 1
R.F. Lissens vervolgt zijn studie Aux sources du renouveau flamand: Les Oordeelkundige verhandelingen de Willem Verhoeven (1780).
| |
Levende talen 276 (maart 1971)
Dit nummer opent met enkele verslagen: J.A. de Vries en J. Franke geven een verslag van de Algemene Vergadering, gehouden in januari; J. de Vries doet verslag van de Nederlandse sectie. - H. van Galen vindt dat we ‘waarschijnlijk wel’ meer lesuren moeten uittrekken als we willen werken Naar beter spreek- en luisteronderwijs. - Er blijven nogal eens boeken liggen Op de tafel van de redacteur..., die nu worden gerefereerd: S.C. Dik en J.C. Kooij, Beginselen van de algemene taalwetenschap; F.C. Maatje, Literatuurwetenschap (zie ook hieronder, bij L.T. 278); R. Dirven, Kennismaking met de transformationele en generatieve grammatica; de verzamelde werken
| |
| |
van Bredero, met de uitgave waarvan een begin is gemaakt, en van Dirk Coster, thans compleet. - Tenslotte een bericht over bijscholingscursussen Nederlands voor docenten bij m.a.v.o. en Lager Beroepsonderwijs.
277 (april 1971)
Bouke B. Jagt maakt opmerkingen over Functie en punctuatie van de direkte rede en signaleert daarbij ‘systeemloze vrijheid’; de interpunctie wordt in de beschouwing niet betrokken. - S.G. van Campen vindt Titels, opdracht en motto in ‘De Vijand’ van Jos Vandeloo ‘zo functioneel-symboliserend, zo op zich zelf een compositie binnen de totale bouw, dat het de moeite waard is deze aan een nadere beschouwing te onderwerpen’. - De rubriek Boekbesprekingen bevat recensies van: S.F. Witstein, Funeraire poëzie in de Nederlandse renaissance (besproken door B. de Ligt) en N. de Paepe, Ik zag nooit zo roden mond (bekritiseerd door J. Griffioen volgens de ‘Richtlijnen voor de beoordeling van schoolboeken van de dcn’). - In de rubriek Berichten en mededelingen nieuws over Nederlands in Frankrijk en Nederlands in Duitsland en aandacht voor de dissertatie van M.C.H.J. van de Ven, Taal in Hulst; proeve van een socio-linguïstisch onderzoek.
278 (mei 1971)
E.S.F. Riemens-Feteris formuleert vragen rond De problematiek van de tekstbehandeling als examenonderdeel. - De beschouwing van J.C. Brandt Corstius in L.T. 264 is voor M. Boot aanleiding de Letterkundelessen in een zinvoller perspectief te zien; ‘literatuur als zodanig’ zou meer de aandacht dienen te krijgen dan de literatuurgeschiedenis. - ‘Verdere uitbreiding onvermijdelijk’, concludeert E. Hofman, die Het gebruik van schuttingtaal in de moderne literatuur onder de loupe neemt, en dit mede naar aanleiding van het werk van Gerard Kornelis van het Reve. - G.J. Westhoff doet in verband met het vage begrip ‘Inzicht in en kennis van literatuur’. Een poging tot konkretisering. - Het boek van F.C. Maatje over Literatuurwetenschap biedt niet alleen theorie, aldus P.F. Schmitz in zijn recensie, maar geeft ook een ‘helder overzicht van een aantal concrete mogelijkheden’.
| |
Onze Taal 40 (1971), nr. 3
J. Veering zet een aantal veelzeggende uitspraken over onze taal bij elkaar; de waarderingen bewegen zich tussen Lokaal en rustiek. - A.J. Vervoorn bespreekt enkele problemen die het Nederlands als voertaal voor anderstaligen kan hebben; van de cursussen op dit gebied zou die van Teleac ‘de meest spectaculaire aanpak’ zijn. - C.A.Z. ziet in het gebruik van Sexuele uitgangetjes soms een vorm van aanstelleritis. - Onder hetzelfde pseudoniem een kolom over Te nee. - A.W. ter Horst neemt Dat zijn (geen) prijzen als uitgangspunt bij een onderzoekje, naast welke uitdrukkingen ‘het tegengesteld koppel’ wel of niet haalbaar is. - Voorts blijven onder andere Lange woorden aandacht vragen.
nr. 4
Elk middel dat de taalbarrière kan helpen afbreken, is welkom, concludeert J. Veering, die zijn beschouwing dan ook Taalmuur heet. Uit een advieslijst van het Algemeen Nederlands Verbond neemt hij ‘woorden die zonder moeite en met meer duidelijkheid door de bijgevoegde Nederlandse teksten zouden kunnen zijn vervangen’ over. - Verder enkele kleine bijdragen, onder meer over straatnamen en buitenlandse plaatsnamen, welke laatste al of niet vernederlandst kunnen zijn.
| |
| |
| |
Taal en tongval 23 (1971), nr. 1
G.R.W. Dibbets doet enkele veronderstellingen Rond Le Mayres The Dutch Schoolmaster (London 1606). - C. Hoppenbrouwers brengt De realisering van NNL ui in zuidoost Noord-Brabant en geeft daarbij Een algemene theorie over de diftongering. - D. Stellmacher wijst op Nederlandse taaloverblijfselen in de woordenschat der streektalen tussen Elbe en Schwarze Elster. - De Enkele opmerkingen over het gebruik van geen, die L. Koelmans maakt, laten zien dat geen thans in een aantal gevallen ‘al uitgesloten of op z'n minst uitzonderlijk’ is; nadat het ‘in het beschaafde taalgebruik sinds de zestiende en zeventiende eeuw teruggedrongen is’; niet heeft een aantal functies overgenomen. - Jo Daan bespreekt onder meer: Pieter Corneliszoon Hooft, ‘Deez vermaarde man’ (ed. W. Hellinga en P. Tuynman) en de dissertatie van W. Martin, Analyse van een vocabularium met behulp van een computer.
| |
Review of the I.T.L. vol. 10 (1970)
P.C. Uit den Boogaart laat zien wat er zoal aan voorbereiding komt kijken bij Sampling van tekstfragmenten uit Nederlandse dagbladen, waarbij gezocht wordt naar een gemiddelde van ‘krantentaal’. Hierbij schijnen termen als tokens, samples, compatibel en standaarddeviatie onvermijdelijk. - L.K. Engels maakt kanttekeningen bij Automatische syntactische analyse van Nederlandse teksten door J. van Bakel.
| |
Volkskunde 71 (1970), nr. 4
Het grootste deel van dit nummer is gewijd aan de onlangs overleden Maurits de Meyer. K.C. Peeters begint met een In memoriam Maurits de Meyer en P.J. Meertens herdenkt Maurits de Meyer als vriend van Nederland. Dan volgt de tekst van de begrafenistoespraken en daarna een door Hilda van Assche verzorgde Bibliografie van Maurits de Meyer. Van de overledene zelf is er dan nog een nagelaten artikel over ‘De blauwe huyck’ van Jan van Doetinchem, 1577.
| |
Moer (1971), nr. 1
Vanaf nu het blad van de VON (Vereniging voor Onderwijs in het Nederlands) ook in deze rubriek. Het eerste nummer van dit jaar heeft als titel Spreken en dit betekent bijdragen van Herman G. de Boois. Eerst behandelt hij Enkele theoretische aspecten van Het onderwijs in de mondelinge taalvaardigheid, daarna geeft hij Praktische suggesties bij Het onderwijs in de spreekvaardigheid.
nr. 2
De tweede aflevering heet - nogal archaïsch - Stellen. Peter Dekkers, Gerard Geers en Wim Guldie beginnen met Uitstel van opstel. Beschouwingen over het opstel, in het bijzonder over het beschouwend opstel. Zij leveren een pleidooi voor een speciale didaktiek van de taalbeheersing. W. Drop reageert hierop in ‘Gedachtenruil’ met P, G en W, waarin hij een eigen artikel in Levende Talen aankondigt over ‘informeren’. - De jongens hebben de pest aan Nederlands zegt A.C.F. van Dijk, direkteur van de R.K.M.T.S. in Rotterdam. Heleen Wientjes had een gesprek met hem. - Stellen en ‘schoolonderzoek’ is een artikel van H.J. Hollaar en dit nummer wordt besloten door André van Kampen met Het ‘werkstuk’-VWO.
|
|