De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Aardrijkskundige namen in spreekwoorden en zegswijzen.Spreekwoorden vormen een bij uitstek internationaal cultuurgoed. Wie probeert, een verzameling van uitsluitend regionale spreekwoorden aan te leggen, ziet zijn materiaal als sneeuw voor de zon wegsmelten, wanneer hij kennis neemt van buitenlandse collecties. Sommige spreekwoorden lopen van Azië tot Amerika; wanneer zij aardrijkskundige namen bevatten, zullen deze vaak regionaal gesubstitueerd worden. Een toponiem kan immers slechts functioneel optreden, wanneer het een voorstelling of begrip oproept bij de leden van de taalgemeenschap, waarin het betreffend spreekwoord wordt gebruikt. Zo zeggen wij: Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd, de Vlaming zegt hetzelfde van Gent en Brugge, de Fransman van Parijs of Rome, enz.. Dit is vooral het geval, wanneer de namen een meer algemeen begrip oproepen: grote, verre, oude, kleine stad, grote rivier, enz., minder wanneer het gaat om individuele trekken van de betreffende plaats: hier kan slechts substitutie optreden, wanneer dezelfde trek ook voor dichtbij gelegen plaatsen geldt: rijp voor Meerenberg, voor Venraay, voor Den Dolder. Niet substitueerbaar is de naam meestal, wanneer hij bepaald is door historische gebeurtenissen: de Rubico overtrekken. Wij zullen nu nagaan, welke aspecten van de namen aanleiding zijn geweest tot hun doordringen in het spreekwoord. Onder spreekwoorden en zegswijzen vallen niet de soortnamen van handelsartikelen, die bepaald zijn door de plaats van herkomst, zoals Bengaals vuur, Berliner bollen, Bossche, Deventer en Groninger koek, Wiener Schnitzel, Holsteiner, Hamburger (in Duitsland onbekend!), Kentboord, Monacohemd, van stoffen als Manchester, velours d'Utrecht, Brusselse kant, van gebruiksvoorwerpen als roemer (Romeins glas), Berliner, Landauer en talloze andere. Hier zijn uit plaatsnamen soortnamen ontstaanGa naar voetnoot1). Wel hebben wij met een zegswijze te maken bij: hij is Oostindisch doof. En daarmee zijn we bij onze eerste categorie aangekomen: aan het gebruik van de aardrijkskundige naam ligt een vergelijking met een bekende eigenaardigheid van land of volk ten grondslag. Hij is Oostindisch doof betekent: hij is doof op de wijze van Oosterse vorstenGa naar voetnoot2): hij hoort alleen maar, wat hij horen wil. Het is hier een Poolse landdag: de landdagen in Polen muntten uit door luidruchtige onenigheid, als gevolg van het vetorecht, dat elk der leden bezat. Rome fungeert als centrum der Christenheid en zetel van de Paus; Nederd. Wat soldick te Romen doen, als ick den Paeuwes niet en sagheGa naar voetnoot3); hoe dichter bij Rome, hoe slechter Christenen; hoe nader bij Rome, hoe verder van de kerk; hoe verder van Rome, hoe nader bij God; wij kunnen allen geen Paus van Rome zijn; beter vrede met het dorp, dan strijd met RomeGa naar voetnoot4). Het inadequate, dat de humoristische werking van menig spreekwoord bepaalt, ligt in: E Pöss ohne Fort ös Rom ohne PapstGa naar voetnoot5), netjes vertaald: een plasje zonder windje is Rome zonder Paus. Sommige plaatsen zijn bekend door één of ander beeld of voorstelling: er uit zien als de Dood van Yperen, naar een aldaar opgesteld schrikwekkend | |
[pagina 66]
| |
standbeeld van de DoodGa naar voetnoot1). Het Zuidduitse aussehen wie der Tod von BaselGa naar voetnoot2) en het Noordduitse utsehn as de Dod von LübeckGa naar voetnoot3) apelleert aan de algemene bekendheid van de beroemde dodendansen van beide steden. De leeuw van Leeuwarden werd voor een luie hond versleten: Sit oppe eers as de houn to LieouwertGa naar voetnoot4). Aan het oeroude Christusbeeld in Bentheim herinnert de Westfaalse en Gelderse uitroep: Here God (Grut) van Bentheim; zo ook het crucifix van Soest in: Dat es en Karl as de gräute Guad von SaustGa naar voetnoot5). In delen van Gelderland en Noord-Limburg zegt men: iemand het kruis van Kranenburg achternagevenGa naar voetnoot6): Kranenburg is een bedevaartplaats van het H. Kruis, tussen Nijmegen en Kleef, aan de rand van het Rijkswoud gelegen. Als men slechte kaarten heeft bij het kaartspel, zegt men in dezelfde streek ‘ik moet naar Kevelaer’Ga naar voetnoot7), n.l. om in die bedevaartplaats ‘prentjes’ te halen. In Brabant zegt men in dit geval: ‘'t Is de Stiphoutse kerk’ of ‘ik ben te Hapert in de kerk’: beide kerken hadden geen heiligenbeeldenGa naar voetnoot8). Den Haag geldt in het spreekwoord als stad van enkele rangen boven hun inkomen levende ambtenaren: Kaal en royaal, Haagse mode; Haagse bluf; Haagse leverworst. Amsterdam is bekend door zijn rijkdom: Die het langst leeft, die krijgt AmsterdamGa naar voetnoot9); Amsterdam, haste Geld, ik hewwe Ware, sagte de Besenbinner; door zijn paalfundering: Amsterdam du grote Stadt, büst gebaut up Palen, wenn du nun ins umme fallst, well sall dat bitalenGa naar voetnoot10), en zijn Joodse kolonie: ze komen uit de Jodenstraat van AmsterdamGa naar voetnoot11). Dortmund was na 1229 vrije rijksstad en sinds 1299 hoofdkwartier van de Westfaalse afdeling van de Hanze: All af de Düöpen (Dortmund) da finnt me biäter rechtGa naar voetnoot12). Hamburg is een oude rijksstad: Dat geit me nix an, ik bin 'n Hamborger, sagte der FuhrmannGa naar voetnoot13). Voor water naar zee dragen vindt men plaatsnamen met algemene Substitutiemogelijkheid: reeds klassiek Uilen naar Athene zenden; Dehlen (= planken) na Norwegen schikkenGa naar voetnoot14); to carry coals to Newcastle; water in den Rijn draghen; Wasser in die Elbe, Werra, Reuss, Limmat, Donau, in den Rhein tragen; to cast water into the ThamesGa naar voetnoot15). Een Brabander draagt kersen naar Mierlo, een Italiaan aflaten naar Rome, een Duitser zand naar Hagenau, een Rus sneeuw naar Lapland, een Arabier dadels naar Hajar, een Pers peper naar HindoestanGa naar voetnoot16). De zandplaat Pampus, voor de mond van het IJ gelegen, bemoeilijkte de scheepvaart naar Amsterdam: daarvandaan voor Pampus liggen, ‘niet verder kunnen’ wegens gebrek aan geld, of ook wel wegens overvloed van alcohol. Het bezit van een inrichting voor geesteszieken brengt een plaats vrijwel | |
[pagina 67]
| |
zeker in de reeks van être bon à mettre à Bicêtre, of aux Petites Maisons, rijp zijn voor Meerenberg, Vught, Venray, Den Dolder, Voorburg, Franeker, Gheel, Beernem e.a. Een Franse galgebrok is een ‘gibier de Cayenne’, naar het beruchte Duivelseiland voor de kust van Frans Guyana. Grotere moeilijkheden baart de uitdrukking leven als God in Frankrijk. Is dit Frankrijk als ‘oudste dochter’ der Kerk? Of was het oorspronkelijk als God in Vranken, d.i. in Europa, in tegenstelling tot de Saraceense landen? Siberië is o.a. berucht om zijn koude winters, waardoor de uitdrukking 'n Siberische koude kan opkomen. Van hieruit was de weg niet ver naar: dat laat me koud - dat laat me ijskoud - dat laat me Siberisch koud. Het naar Zweedse opvatting goede klimaat van Karlstad, aan het Vänermeer, gaf aanleiding tot de uitdrukking: Hon skiner som solen i KarlstadGa naar voetnoot1), ‘hij straalt als de zon in Karlstad’. Volgens een andere verklaring echter zou dit spreekwoord de herinnering bewaren aan een vrolijke serveerster in het ‘Stadshotel’...te Karlstad. Een stad kan ook genoemd worden als gevolg van haar faam als centrum van cultuur en wetenschap. Een ezel blijft een ezel, al komt hij naar Rome. Zeer verbreid is Parijs, de zetel van de Sorbonne, in dit spreekwoord: Taurus revertetur taurus, etiamsi Parisius ducaturGa naar voetnoot2). Zelfs in Rusland treedt Parijs in deze functie op naast Rome en KiewGa naar voetnoot3). Montpellier had een beroemde medische school: Men drijft enen ver tot Mompelier, compt hi weder, hi blijft een stierGa naar voetnoot4). Regeringscentra duiden vaak de aldaar zetelende regering aan: zo het Oudrussische spreekwoord: Moskou gelooft de tranen nietGa naar voetnoot5); Roma locuta, causa finita; en het reeds aangehaalde: Beter vrede met het dorp, dan strijd met Rome. Het regeringscentrum wordt vaak gezien als parasiet; zo b.v. in: Dan leert men, hoe de advocaten en procureurs in Den Haag aan de kost komenGa naar voetnoot6); voor Willemstad, de hoofdstad van de West geldt: Carga di tur cunucu ta jena Punda, de vracht (opbrengst) van de hele knoek (platteland) vult Punda (= Willemstad)Ga naar voetnoot7). Wij komen nu tot onze tweede groep. Hier appelleert het spreekwoord aan de bekendheid met een historische gebeurtenis, die in of aangaande de genoemde plaats is voorgevallen. De uitdrukking de tale Kanaäns ontstond naar aanleiding van Jesaja 19, 18; de Egyptische duisternisGa naar voetnoot8) en de vleespotten van Egypte naar het boek Exodus. Ook in het Frans: regretter les oignons d'Egypte, naar Numeri 11, 3; in Amerika trad substitutie op: to be sick for the beanpots of Boston. Uit het Nieuwe Testament kwam de zegswijze: Een vreemdeling in Jeruzalem zijn. De klassieke wereld leert ons het paard van Troje binnen- | |
[pagina 68]
| |
halen, de Gordiaanse knoop doorhakken en de Rubico overtrekken. Middeleeuwse gebeurtenissen leven voort in naar Canossa gaan; hij ziet, of hij Vianen verraden had, naar Gijsbert Baas, die, nadat hij in 1481 uit Vianen verbannen was, de stad aan de Utrechters verriedGa naar voetnoot1). Heusden mijn, Mechelen dijn, gaat terug op de geniale uitspraak van de graaf van Holland in een geschil tussen Brabant en Vlaanderen over het bezit van Mechelen. Hij bezat tot dusver zelf met Jan van Brabant samen de stad Heusden en besliste nu, dat Heusden aan Holland en Mechelen aan Brabant kwam.Ga naar voetnoot2) Hij gaat naar Palermo houdt misschien verband met de Siciliaanse VesperGa naar voetnoot3). Zich met een Jantje van Leiden ergens van afmaken herinnert aan de Wederdopersonlusten. Wanneer Holland is in last op een historische gebeurtenis teruggaat, valt deze in ieder geval voor 1571Ga naar voetnoot4). In Noord-Limburg wordt een onwettig kind wel een ‘Spaans kind’ genoemdGa naar voetnoot5), een herinnering aan de Spaanse bezetting van de Maassteden en -burchten in de 80-jarige oorlog. Iemand naar de Mookerhei wensen herinnert aan het débacle van de Nassaus in 1574; de Mookerhei is sedertdien een plaats des onheils en heeft ook ouder sagengoed aangetrokken. Zelfs spreekwoorden: Onder mijn schapen zijn kooldieven, zei de pastoor van MookGa naar voetnoot6). Het zal toch wel de beruchtheid van de Mookerheide zijn, die de oorzaak is, dat dit schapencommentaar juist de pastoor van Mook in de mond gelegd werd. Het spreekwoord: faire à quelqu'un la conduite de Grenoble, iemand begeleiden met stokslagen en steenworpen, ontstond waarschijnlijk naar aanleiding van de onvriendelijke ontvangst van Richelait door de inwoners van Grenoble (zie Larousse 1929). In plaats van een historische gebeurtenis kan ook de locale sage aanleiding worden tot opname in het spreekwoord. In Neder-Duitsland wordt men, in voorkomend geval, niet naar de Mookerhei, maar naar de Blocksberg gewenstGa naar voetnoot7). Op deze plaats is het nog minder pluis dan op de Mookerhei, want hier wordt in de Walburgisnacht het jaarlijkse congres der heksen gehouden. De zegswijze Muiden zal wel Muiden blijven wordt verklaard met het verhaal, dat een meermin zou geroepen hebben: Muden zal bliven, Muden zal noit bekliven. Het wapen van de stad vertoont een zeemeerminGa naar voetnoot8). De uitdrukking reptilia ParnassiGa naar voetnoot9) voor kleine poëten berust op de sage, die de Parnassus beschouwt als berg van Apollo, de god der dichtkunst; een zware last is βαϱύτεϱον Αίτνης, Aetnā gravior (Ijzerberg? Vulcanus als smid?). Een volgende groep fungeert in het spreekwoord als concrete illustratie van de begrippen oudheid en grootheid; Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Het is duidelijk, dat door opkomst en ondergang der steden gemakkelijk substitutie kan optreden; ook bij de geografische verspreiding van deze groep kan heel licht een grote plaats, die dichterbij ligt, het oorspronkelijke toponiem verdringen. Zo geldt van het genoemde spreekwoord in Brabant en LimburgGa naar voetnoot10) | |
[pagina 69]
| |
de variant: Gent en Brugge zijn op één dag niet gebouwd, in het land van Waes Brugge of Brussel, in Frankrijk Parijs of Rome, de laatste stad ook in het Hoogduits en Engels; in het Middelnederlands luidt het spreekwoord ook: Deventher en wart niet ghemaect op eenen dagGa naar voetnoot1), welke substitutie een helder licht werpt op het aanzien, dat Deventer in die tijd genoot. Andere varianten geven Babylon of CorintheGa naar voetnoot2); in Rusland geldt naast Rome ook MoskouGa naar voetnoot3). Het spreekwoord ‘zo oud als de weg naar Rome’ schijnt in de 18e eeuw nog slechts te luiden zo oud als de weg; varianten zijn zo oud als de weg naar Athene, naar Keulen, naar Kralingen. In dit eerbiedwaardige gezelschap detoneert het laatste nogal; misschien mag men denken aan Kralingen als hypercorrecte vorm van Karlingen = Frankrijk. De plaatsnaam Kralingen zelf lijkt mij in elk geval zo het best te verklaren; in de omgeving liggen Poortugaal = Portugal en Polanen = Polen. Een bezwaar voor deze verklaring is, althans voor het spreekwoord, dat er, voor zo ver bekend, geen middeleeuwse bewijsplaatsen zijn. In de Rijnlandse variant So schéif as de Wêäg na OakenGa naar voetnoot4) zal de scheefheid wel gezien worden als gevolg van hoge ouderdom. Rome's belangrijkheid als centrum blijkt ook uit het spreekwoord: Er zijn vele wegen, die naar Rome leiden, of: Alle wegen leiden naar RomeGa naar voetnoot5). Andere oude en vroeger naar verhouding belangrijker steden dan thans treden op in: Zo kom je er niet, al was je Haarlems burgemeester; Hij is zo wreed (= brutaal), als de beul van Haarlem; Het zit zo vast als HaarlemGa naar voetnoot6); Man en vrouw zijn één, zei Jochem, maar in de Delftse schuit betalen ze voor twee; Me konnt nît alle to Jerusalem wunnen, me mott auk to Bethlehem wunnenGa naar voetnoot7). In het Pommerse Dat sast du hebben, wenn du ûk de Paster von Basenthin büstGa naar voetnoot8), stond misschien oorspronkelijk de patriarch (pâpe) van Byzantium. Tegen verkeerde zuinigheid richt zich het Nederduitse: Lieber dat ganz Hannover afbrennt, als dat eine Pîpe Taback verloren geitGa naar voetnoot9). Corinthe geldt als stad van luxueuze vermaken: ού παντός άνδϱός είς Κόϱινϑον έσϑ ό πλούς: het is niet iedereen gegeven, naar Corinthe te reizenGa naar voetnoot10). Een mooi voorbeeld van substitutie vormt het schilderachtige spreekwoord, waarmee men in Brabant iemand tekent, die niet groet: Hij gaat voorbij, als de Maas langs Heusden. Zo zegt men in Tilburg; gaat men echter vanuit St. Oedenrode naar de Maas, dan komt men niet in Heusden, maar in Bokhoven uit (aan de mond van de Dieze). Hier luidt het spreekwoord dan ook: Hij gaat voorbij als de Maas langs BokhovenGa naar voetnoot11). Het hier opgeroepen beeld van de ‘brede stroom der Maas’, voert ons naar een aantal spreekwoorden, waar een nabijzijnde rivier fungeert als illustratie van ‘groot, omvangrijk’. Substitutie is dus direct reeds gegeven. Komische werking van het inadequate treedt op in de volgende reeks: All bot helpt, säd Michel, un pisst in de Eider (Sleeswijk-Holstein); Allbot helpt, seggt dat Müsken, | |
[pagina 70]
| |
un pisst in 'n RîinGa naar voetnoot1); het Nederlands bereikt hier de limiet: Dat helpt zoveel, alsof een mug in de Rijn pistGa naar voetnoot2). Wat men in de grote rivier gooit, is onbereikbaar geworden. Reeds de Middelhoogduitse paedagoog Winsbecke zegt: verlorn, als in den Rîn geworfen kornGa naar voetnoot3). In Gelderland heet het van een ‘kostverloren’ onderneming: Je kunt het geld net zo goed in de Rijn gooien; in Noord-Limburg wordt de Rijn in deze zegswijze door de Maas vervangenGa naar voetnoot4). Grote rivieren fungeren ook vaak in weerspreuken: Sünte Kathrîn is de Winter up 'n Rhîn (Westfalen) en Sünte Koatrin smitt den ersten Sten innen Rhin, Sünte Gerderût tüht 'ne wi'er herûtGa naar voetnoot5), beide op rijm gezet, zoals de meeste weerspreuken. In al deze voorbeelden was de voorstelling van het oude en grote, het eerbiedwaardige of machtige, die met de aardrijkskundige naam verbonden was, aanleiding tot zijn opname in het spreekwoord. Het tegenovergestelde kan evenzeer uitgangspunt zijn, zij het ook minder vaak. Soms treden hier fantasienamen op, die wij nog afzonderlijk zullen behandelen. Vaak is een zekere afgunst in het spel: He kummt van Emden, Gott beter 'tGa naar voetnoot6). Het Rijk van Nijmegen gold in de Betuwe als ‘onderontwikkeld gebied’: Zo doen ze 't achter de stad in HatertGa naar voetnoot7), d.i. op 'n geïmproviseerde manier. Gevallen grootheden onder de steden zijn vaak het mikpunt van spot; de burgers van de ‘rotten borough’ zijn niet met hun tijd meegegaan en hun doen en laten wordt vastgelegd in Kamper uien; in de Oudheid was Abdera in Zuid-Italië exemplarisch; ook Mechelen moet het op deze wijze ontgelden. Talloze plaatselijke spotrijmpjes, die dicht bij het spreekwoord staan, oefenen kritiek uit op dorpen in de omgeving. Kampen revancheert zich in: Hij weet nergens van - hij coemt van AmersfoortGa naar voetnoot8). De zeer kleine Zweedse stad Åmål is voor de duivel: toch wel de moeite waard: Ändå något, sa Fan, fick se Åmål ‘tenminste niet; niks’, zei Satan, toen hij Amal zag. Wij komen nu tot een aantal gevallen, waarin de ligging van de plaats bepalend is. Ver weg gelegen steden en landstreken suggereren grote afstanden of moeilijkheden van reis of verblijf; een Keulse reisGa naar voetnoot9); dit mes is zo bot, dat je er wel op naar Keulen kunt rijden; of, nog botter, dat je er wel met je achterwerk op naar Keulen kunt rijden; het in Keulen (of Rome) horen donderen; de oorspronkelijke betekenis van dit spreekwoord schijnt te zijn: zich ergens niet veel van aantrekken (zo in de 16e eeuwGa naar voetnoot10)). Wie vraagt brengt het ver: Qui langue a, à Rome va; ook in Spanje Quien lengua ha, a Roma vaGa naar voetnoot11) en over: heel West-Europa. In Rusland treedt voor Rome Kiew in de plaats, dat vroeger veel belangrijker was dan Moskou; in China verschijnt Peking in hetzelfde spreekwoordGa naar voetnoot12). Spanje is een ver land: in Frankrijk bouwt men geen luchtkastelen, maar Chateaux en Espagne; een Oudfrans rijmend gezegde luidt: | |
[pagina 71]
| |
Ici e ens epaigne, mal vit qui ne gaigne; einem kommt etwas spanisch vorGa naar voetnoot1). Iets verder nog gaan wij in: Hij weet er zoveel van, als van de keizer van MarokkoGa naar voetnoot2). In Oostfriesland zegt men geringschattend: Ik sett di up de Dûm un fleit di na AegyptenGa naar voetnoot3). Ietwat hyperbolisch klinkt ook het Groningse: Ik laat me rekken van hier tot Rome; en Als hij mij tegenkwam, ik maakte een omweg over Constantinopel.Ga naar voetnoot4). Zeer ver weg ligt het onherbergzame Noordland; in het klassieke tibi serviat Ultima ThuleGa naar voetnoot5) is Thule equivalent met onze Mookerhei. Het bij de Romeinen zo beruchte Noordeuropese klimaat zal hierbij ook wel een rol spelen. In de middeleeuwen geldt VoorIndië als het einde der wereld: waz touc mir golt in Indiân?, wat heb ik aan goud in Indie?'Ga naar voetnoot6). De - natuurlijk algemeen bekende - ligging ten opzichte van elkaar of ten opzichte van een derde punt doet vaak twee plaatsnamen in één spreekwoord paraisseren: Het is schelvis, die van Utrecht naar Amsterdam is gebrachtGa naar voetnoot7) - terwijl Amsterdam aan zee en Utrecht in het binnenland ligt -; in Keulen heet het: Et blenk wie Botschet (= Burtscheid) bovver Ôche (= Aken)Ga naar voetnoot8) - Burtscheid ligt hoger dan Aken -; van iemand, die scheel ziet, zegt men in westelijk Noord-Brabant: Hij kijkt naar de Klundert, of de Willemstad brandtGa naar voetnoot9); een Rijnlandse variant hierbij is: No Holland kîken, wenn 't en Broband branntGa naar voetnoot10). Een Curaçaos spreekwoord prijst matineuze lieden: Solo a Sali, Djan ta na Montanja; de zon is op en Jan is op Montagne; Montagne is een dorp even buiten Willemstad. Uit het westen komt de regen; daar gelegen plaatsen komen gemakkelijk in weerspreuken terecht. In Oostfriesland zegt men: 't regent ût Südwesten, dat is de wahre Mieghörn, 't will regnen, de Emders kommenGa naar voetnoot11). In Westfalen is het Dortmund: Wänn de Dioüppenschen dat rôe lâken ûthangt, dan giet 't RiängGa naar voetnoot12), een variant van Morgenrood, water in de sloot. Elbe en Rijn liggen ver uit elkaar, het zijn in de middeleeuwen de uiterste grenzen van het Duitse Rijk, von der Elbe unz an den Rîn, zingt Walther von der VogelweideGa naar voetnoot13). Beide rivieren treden op in de bekende priamel-figuur: eerder zal zwart wit zijn, enz.: ergo prius fiunt duo sabbata, Renus et Albis, eerder zullen er twee Zondagen in de week zijn, en zal de Rijn de Elbe zijn'Ga naar voetnoot14). Gelijkwaardige namen als aanschouwelijk beeld voor gelijkwaardige situaties vinden wij in de reeds laat-klassieke uitdrukking: van de Scylla in de Charybdis komen. Een zeer merkwaardige groep van aardrijkskundige namen in spreekwoorden is die, waarvan het optreden veroorzaakt wordt door etymologisering. Het gaat hier steeds om volksetymologie van de allereenvoudigste soort, die slechts | |
[pagina 72]
| |
afgaat op de klank. Wel moet de plaats in het taalmilieu enigszins bekend zijn, al is deze eis niet zo stringent als bij de voorafgaande groepen, omdat het bewustzijn, dat er sprake is van een toponiem, voldoende is voor het effect van het spreekwoord. Voor degene, die de betreffende stad niet kent, is uit het spreekwoord zonder meer duidelijk, dat het onbekende woord een plaatsnaam is. Duren is een schone stad en blijven duren een nog schonere, of Duren is een schone stad, maar Kortrijk ligt er zo dicht bijGa naar voetnoot1). Uit het laatste voorbeeld blijkt duidelijk, dat de feitelijke ligging er niet toe doet; Kortrijk ligt in het uiterste zuidwesten, Duren bij de zuid-oosthoek van het Nederlands taalgebebied. Iemand, die gierig is en, kleeft' aan zijn geld, komt uit KleefGa naar voetnoot2), uit Houthem of uit Vrek-hem. Een slimmerik komt van Vosmeer; een domoor van Domburg, zijn Duitse collega komt uit Domnau of Dummsdorf (in Saksen), in Frankrijk heeft Asnières het twijfelachtige patronaat over alle dommerikenGa naar voetnoot3). Een Zeeuw, die dood en begraven is, is naar AardenburgGa naar voetnoot4); in Oostfrieland zegt men, iets minder terughoudend: hei geit na RötterdammGa naar voetnoot5). De stad Ulm wordt opgevat als Ulme = olm, iep: Sitt up em, he is vun UlmGa naar voetnoot6). Tot lieden, die teveel restricties maken bij hun verklaringen, zegt men: Meenen ligt in Vlaanderen; ook NederduitsGa naar voetnoot7), dus in een gebied, waar Meenen overigens nauwelijks als plaats bekend zal zijn geweest. Wie teveel met als, as beginnende bijzinnen gebruikt, krijgt te horen Assen ligt in Drente. In het Zweedse Dra åt Hälsingland, loop naar de duivel, is ook kennelijk Hälsingland volksetymologisch met hel in verband gebracht; sinds plm. 1690 treedt Hälsingland op als euphemistisch vloekwoord. Niet slechts de homonymie van sommige namen met bepaalde woorden, ook een ander zuiver formele trek, n.l. het eindrijm, kan de associatieve brug vormen, die de naam tot het spreekwoord leidt. Dit geldt niet voor rijmspreuken als: Zendt men een ezel naar Parijs, men krijgt hem weder even wijs. Wij hebben reeds gezien, dat juist in dit spreekwoord Parijs tot in Rusland toe fungeert als cultuurcentrum. Wél bepalend is het eindrijm in: Praten en breien, zeggen de meisjes van Leiden. Het is niet in te zien, afgezien van het rijm, waarom juist de meisjes van Leiden deze wijsheid plachten te debiteren. Niet altijd is het gemakkelijk uit te maken, wat primair is in een rijmspreuk, de plaatsnaam of het rijm; twijfelachtig is b.v. Met Sinte Mathijs was er nog geen ijs, maar half Maart reed men met kar en paard over de Dordtse WaardGa naar voetnoot8). Opgestaan is plaats vergaan' luidt in Spanje: Quién fué a Sevilla, perdió su silla. Mogelijk speelt soms ook de alliteratie een rol, b.v. in Leiden is in last, i.p.v. Holland in last. Waarschijnlijker nog is dit het geval bij het Zweedse: Inte för allt smör i Småland, Nog niet voor alle boter van Småland'. Een bijzondere groep van namen vormen de fantasienamen. Het land van Cocanje en de Lilliputters stammen uit de literatuur; het is daar een luilekkerland uit het sprookje. Volksuitdrukkingen voor, sterven' zijn Nederduits: | |
[pagina 73]
| |
He makt en Reise en et Piereland en He reist na MockerauGa naar voetnoot1). Iemand, die ver achteraf woont, heeft zijn domicilie in Nergenshuizen, in Oost-Noord-Brabant is dit Kraai-elzenGa naar voetnoot2), in Duitsland KrähwinkelGa naar voetnoot3). Als laatste groep onderscheiden wij de spreekwoorden, die door popularisering van citaten ontstaan zijn. Hier is de plaatsnaam vrijwel steeds verbonden met een historische gebeurtenis. Het delenda Carthago, of in verduidelijkende paraphraseGa naar voetnoot4) Ceterum censeo, Carthaginem esse delendam, herinnert aan de frappez-toujours-methode van Cato de Oude; Keizer Augustus placht te zeggen ad kalendas Graecas: met St. Juttemis; de Grieken kenden geen kalendenGa naar voetnoot5). Paris vaut bien une messe is het gevleugelde woord van Hendrik IV van Frankrijk; een literair citaat uit Schillers Wilhelm Tell werd tot spreekwoord in Es führt kein anderer Weg nach Küssnacht evenals Shakespeares There is something rotten in the state of Danmark. Wij zien dus, dat de geografische naam in het spreekwoord in veruit de meeste gevallen een illustratieve functie heeft, n.l. overal daar, waar enig aspect van de door het toponiem aangeduide plaats een rol speelt. De betreffende plaats moet dan in het spreekmilieu bekend zijn. Niet noodzakelijk is dit laatste, wanneer het effect afhangt van formele aspecten van de naam zelf, zoals rijm, stafrijm, homonymie. Wel zal bij deze groep enige bekendheid met het toponiem de verspreiding van het betreffende spreekwoord in de hand werken. Ditzelfde geldt van de tot spreekwoord geworden citaten; bij literaire citaten is ook de faam van de auteur niet zonder belang: veelvuldig contact met de bron zal de levenskracht van het gevleugelde woord steeds weer vernieuwen. Maar als het spreekwoord, raak' is, zal het ook blijven leven, als het werk van zijn schepper reeds lang de vergetelheid is ingegaan. En niet slechts deze groep. Onze hele schat van spreekwoorden en zegswijzen bestaat immers uit vondsten van originele taalgebruikers, geselecteerd door het strenge en meedogenloze oog van de tijd, die het hele taalorganisme voortdurend reviseert en het glansloos geworden juweel uitwerpt of toevoegt aan het slavenleger der directe aanduidingen. J.A. Huisman. |
|