overtuingingen, hun gedachten, hun verbeeldingen, hun inzichten en hun meningen te kunnen doorgeven, met als ‘enige maatstaf die van de kwaliteit’. In deze rubriek beperken wij ons, als gebruikelijk, tot de vermelding van de bijdragen van litterair-historische of taalkundige aard.
April. A. Roland Holst schrijft een In memoriam Nijhoff. - Mies Bouhuys herdenkt Martinus Nijhoff: vriend en meester. - Paul Rodenko bespreekt Vincent van Gogh als schrijver.
Mei. Martinus Nijhoff werpt in een feestrede bij het honderdjarig bestaan een terugblik op de geschiedenis van Het huis Nijhoff.
Juni. Eduard Reeser publiceert Een onbekend dissertatiefragment van Herman Gorter.
Juli. Deze aflevering bevat Herinneringen van A. Roland Holst aan Lodewijk van Deyssel en P.C. Boutens. Verder een door G. Kamphuis gepubliceerde voordracht van Martinus Nijhoff Over eigen werk.
Augustus. De redaktie stelde Gerrit Borger, redakteur van het eveneens letterkundige, maar erkend intolerante jongerentijdschrift ‘Podium’ in de gelegenheid om zijn inzichten uiteen te zetten in een artikel Het museum en het atelier. - Harry G.M. Prick publiceert Twee brieven van Jac. van Looy aan Lodewijk van Deyssel. - Paul Rodenko belicht ‘enkele facetten van de zogenaamde “experimentele” poëzie’ naar aanleiding van een gedicht van Lucebert (Tussen de regels).
September. In dit uitgebreide, aan Den Haag gewijde nummer schrijft W. Moll over Een centrale letterkundige verzameling en J. Hulsker over De litteratuur in het museum. - Paul Rodenko geeft een beschouwing Over de dichter Nes Tergast.
Streven. Aug.-Sept. Paul van Meer beoordeelt uitvoerig Walschaps koloniale roman: Oproer in Congo, waarin problemen van de Belgische kolonisatie en missionering aan de orde gesteld worden.
Dietsche Warande en Belfort. Aug.-Sept. In de rubriek Vlaamse Poëzie in 1953 geeft Albert Westerlinck Een overzicht der jongeren, waarin niet minder dan achttien in dit jaar verschenen bundels beoordeelt worden. Voorop wordt de bijbeltekst aangehaald: ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’. Het meeste werk van debutanten wordt als onbeduidend ter zijde gelegd, sommigen krijgen wegens poëtische aanleg een aanmoediging, of wekken goede verwachtingen; veelbelovende talenten weet de recensent niet aan te wijzen. De prozaschrijver Hugo Claus is met zijn experimentele verzen z.i. op een dwaalweg.
De Vlaamse Gids. Aug. Onder het opschrift Top Naeff, of distinctie en distantie herdenkt W.L.M.E. van Leeuwen de verdiensten van deze schrijfster, die zich in onze litteratuur en ons geestelijk leven ‘een blijvende plaats heeft verworven’. - Voor zijn artikel over De geschiedenis der ideeën en de studie van de literatuur vond W. Schrickx de aanleiding in een merkwaardig boek van de Amerikaanse professor Arthur O Lovejoy: The great chain of being. A study of the history of an idea. Hij wijst er op, dat de principes van Lovejoy veel bijval vonden in Amerika, o.a. in de bundel English studies today van Priestly en Woodhouse. - De aflevering besluit opnieuw met een reeks Meanders van Jan Greshoff, waarbij o.a. het leven en het werk van Arthur van Schendel ter sprake komen.
Sept. Paul de Keyser huldigt de zestigjarige Dichter Daan Boens, wiens.