die ze voorstaan. Dit inzicht blijkt ook uit de omschrijving van hun standpunt naast en tegenover Van Strien en Schreuder. Doch scherp gesteld is hun eigen beginsel. Ook zij zien in, dat het scherpst omlijnde beeld in 't meest juiste woord zijn bewustwording zoekt, en dus de nauwkeurigst begrensde opgave de krachtigste stimulans voor de uitbeelding is. Ze zullen dan ook niet als onderwerp opgeven: ‘Een regenachtige Zondagmiddag’, maar: ‘Vertel eens, wat je Zondagmiddag, toen het zoo regende, gedaan en gezien hebt’. Natuurlik moeten de onderwerpen variëren. En daarbij moet allereerst rekening worden gehouden met het dageliks milieu van het kind. Hoe meer men met het kind vertrouwd is, hoe beter men het zal kunnen ‘pakken’. Ongedwongenheid tegenover de onderwijzer veroorlooft de geest zich vrijer te ontplooien. Hier vertelt er een, dat hij met zijn moeder en broertje naar Grootmoe is geweest en thuiskomende, ‘waren de lucifers zoek en wij vonden ze’; een ander schrijft, hoe ze bij 't kamer doen een poppetje liet vallen, ‘'t was wel niet een erg mooi, maar toch zonde, dat het stuk was’; een derde deelt ons mede, hoe ze Zondagavond gezellig heeft zitten ganzeborden om kriekjes ‘en daar gaat het krik, krak, mijn moeder keek naar het glas en het kousje was stuk’. Gerrit uit het bierhuis vertelt in zijn verslag over: ‘Als Moeder de lamp aangestoken heeft’, hoe vader en oom een partijtje biljarten: ‘ik houd dan aanteekeningen op het bord, dat aan het keuenrek zit’. Enz.
Vrij stellen en vrij vragen. ‘Meester, hoe heet dat ding, waarmee ze iemand uit het water halen?’ Even schrijven we op ‘dreg’. Oom had.... ‘Meester hoe heeten die dingen ook weer’, en hij wijst op de ‘manchetten’. Een ander vraagt naar de schrijfwijze van ‘instructie-bassin’; hij is aan 't zwemmen. Achter in 't werkje gaven de samenstellers een hele rij van de bij dergelijke gelegenheden gevraagde ‘woorden’.
Volgen nog enige opmerkingen over de ‘correctie’.
Eerst van de taalkundige ‘fouten’. Die zeer opvoedkundig doordacht en alleszins lezenswaard zijn.
Dan over de eigenlike correctie. Waarbij, streng principiëel, als absoluut verkeerd geoordeeld wordt, in het stelproduct van de leerling woorden en uitdrukkingen te vervangen door andere, die de onderwijzer dààr beter op zijn plaats acht. Ook de indeling en 't overzicht zijn die van 't kind, ook al voelt de onderwijzer meer zìjn volgorde. ‘Verander niet: maar geef liever het kind gelegenheid zijn plan toe