Taal en Tongval. Jaargang 52
(2000)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harrie Scholtmeijer
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn hun bijdrage aan het huldenummer voor een andere negentigjarige maken Taeldeman en Verleyen (1999) de prikkelende opmerking dat het materiaal van de Fonologische Atlas ten opzichte van oudere dialectopnamen nauwelijks wijzigingen heeft ondergaan. Daarmee pareren zij, zonder dat met zoveel woorden te zeggen, een opmerking van Ryckeboer en mij in de daarvoor verschenen jaargang van Taal en Tongval. Bij alle tekortkomingen van de rnd, zo stelden wij, heeft deze atlas toch als groot voordeel boven latere atlassen dat zij tot stand is gekomen in een tijd waarin de erosie van het dialect nog niet zo ver voortgeschreden was (1998: 66). Zelfs dit historische surplus blijkt de rnd volgens de makers van de fand dus niet of nauwelijks te hebben. Zij onderhouwen hun stelling met een drietal voorbeelden, alledrie betrekking hebbend op vocalen. Bij het bestu- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren van consonantische ontwikkelingen in de twintigste eeuw (Scholtmeijer 1997 a en b) kan men echter de mening van Taeldeman en Verleyen niet zondermeer onderschrijven. Vergelijk bijvoorbeeld eens de beide kaartjes van h-loosheid in de bundel-Van Bree: de een gebaseerd op de rnd, de ander, net als de fand, gebaseerd op het gtp-materiaal. De achteruitgang van het verschijnsel in Nederland boven de grote rivieren is dramatisch te noemen. De discussie over stabiliteit en erosie van het dialect bij degenen die als zegspersoon voor onze atlassen dienen, is dus nog geheel open. Kunnen we werkelijk nog dezelfde dialectopname maken als pakweg vijftig jaar geleden? In deze bijdrage wil ik hier op ingaan, niet aan hand van één verschijnsel in verschillende plaatsen, maar aan hand van verschillende verschijnselen in één plaats: Vlieland (A 003). Het uitgangspunt is de rnd-opname die Jo Daan daar begin jaren vijftigGa naar voetnoot2 maakte (Daan 1969). Die opname heb ik herhaald, uiteraard niet met dezelfde spreeksters, maar wel met spreeksters die in sociologisch opzicht op hun voorgangers leken: ouder, autochtoon en door de lokale bevolking aanbevolen. Kortom: het type spreker dat men voor een dialectatlas raadpleegt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. MethodeIn april 1999 heb ik de van het Nederlands afwijkende woorden en zinnen in de rnd voorgelegd aan twee sprekers van het Vlielands, die in sociologisch opzicht identiek zijn aan de informanten van Daan: beiden vrouw, en beiden behorend tot de oudere generatie (geboren in 1915 resp. 1929, beiden op Vlieland en daar hun hele leven woonachtig). Mijn onderzoek is dus een zo getrouw mogelijk herhaling van Daans rnd-opname, maar beoogt niet een representatief beeld te geven van wat nu op het eiland gesproken wordt. Naast de rnd-opname maak ik ook gebruik van nog ouder vergelijkingsmateriaal. Uit de negentiende eeuw is dat het al genoemde Dialecticon van Winkler en een boekje van Allan uit 1857, waarin helemaal aan het eind een paar opmerkingen over het Vlielandse dialect voorkomen. Allan en Winkler hebben het Vlielands niet zelf opgetekend, maar baseren zich op één en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezelfde informant, J. Kooij, die eerst onderwijzer en later schoolhoofd op het eiland was. Zijn grafsteen is nog altijd op het Vlielandse kerkhof te vinden. Een twintigste-eeuwse studie over het Vlielands is Heeroma 1934, en ook die betrek ik in de vergelijking. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Resultaten3.1. Ned. ij en uiMet de in de rnd voorkomende representaties [i] en [y] stemt Vlieland overeen met alle andere Waddeneilanden, de Zuiderzeekust van Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht en voor zover het Noord-Holland betreft, Enkhuizen en ook het eiland Wieringen (Daan en Francken 1977, kaart 12 en 14). De klanken laten zich probleemloos met Nederlandse schrifttekens weergeven: ie (diek) resp. uu (huus) of u (huzen). Die schrifttekens vindt men ook wel in oudere bronnen, maar dan in woorden waar men ze niet verwacht. Allan (1857: 33) noteert als de Vlielandse uitspraak van ‘ijs’ huis, met hypercorrecte h, en als Vlielandse uitspraak van ‘huis’ ies, met wegval van h. Er is als het ware een taalkundig chiasme ontstaan: ‘ijs’ is huis, ‘huis’ is ies. De naam van het nog altijd bestaande Posthuis geeft Allan weer als post-ies, en ‘schuit’ is bij hem schiet, en ook wel schijt. Winkler (1874-II:20-25) noteert voor ‘ij’ steeds een u (en dus geen ui): tud ‘tijd’, kruggen ‘krijgen’, useluk ‘ijselijk’, blud, blude ‘blij’, haltud ‘altijd’ (weer met hypercorrecte h). Ook swunnen ‘varkens’ heeft een u die beantwoordt aan wgm. î, vgl. Oostned. zwien, Ned. zwijn. In de weergave van wgm. û heeft Winkler, net als de rnd, uu: buuk ‘buik’, fuul ‘nijdig’ (vgl. Ned. vuil), op één uitzondering na: iis ‘huis’.Ga naar voetnoot3 Ook bij Heeroma (1934: 26) vormt ‘huis’ nog de enige ‘afwijking’ (is), naast een jongere vorm ys (uus; Heeroma gebruikt een fonetische spelling) die meer in overeenstemming is met de door hem genoteerde bygə ‘buigen’ en skylə ‘schuilen’ (idem:26). Ook bitə ‘bijten’ heeft bij Heeroma (1934: 26) al de vocaal die in de rnd algemeen is, en buiten Vlieland op grote schaal voorkomt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samengevat: de voortzettingen van wgm. î en û hebben zich tussen 1857 en 1951 ontwikkeld van een heel eigenaardigGa naar voetnoot4 naar een niet zo bijzonder maar nog altijd wel dialectisch vocalisme: [i] en [y]. Die uitspraak houdt het ook nadien vol, zeker tot 1999, en niet alleen bij de oudste generatie. De kleindochter van een van de informanten, dan twee jaar oud, sprak over een knin ‘konijn’. Ook door anderen werd bevestigd dat woorden als hys ‘huis’, dik ‘dijk’ en tyn ‘tuin’ onder Vlielandse jongeren nog volop voorkomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Ned. [sx] is Vlielands [sk]De rnd geeft in alle mogelijke gevallen een ongeassimileerde voortzetting van wgm. sk (skIp ‘schip’ etc.). Vlieland ligt binnen het grote aaneengesloten noord(west)elijke gebied waar nog altijd sk- heerst (Daan en Heikens 1976: 39). Ook in 1999 heeft de sk- zich op Vlieland gehandhaafd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. De [h]In de rnd is Vlieland h-loos, en datzelfde geldt voor de oudere bronnen, m.u.v. he:rt ‘haard’ en hemt ‘hemd’ bij Heeroma (1934: 28 resp. 30).Ga naar voetnoot5 In 1999 is die h-loosheid echter verdwenen; wel herinneren de informanten zich dat vroeger el ‘heel’ werd gezegd. De uitzonderlijke positie die Vlieland had in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw (in de nabijheid komt geen h-loosheid voor, zie Scholtmeijer 1997a: 222-223), heeft Vlieland aan het einde van de twintigste eeuw niet meer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. Het ge-prefixHet ge-prefix van voltooide deelwoorden wordt achterwege gelaten. Dat is in de rnd zo, in oudere bronnen, maar ook nog in 1999. Vlieland stemt daarin overeen met Friesland, Groningen en de Kop van Noord-Holland (zie tnzn aflevering 2, no. 9), kortom het hele gebied rond de Waddenzee. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5 Palatale realisaties van Ned. [a]Aan de Nederlandse (lange) [a] beantwoorden in de rnd, naast de [a] niet minder dan vier palatale realisaties:
Deze variatie reflecteert de verschillen in historische oorsprong. Bij ke.s heeft umlaut van de lange vocaal plaatsgevonden, net als in het Duits en het hele oosten van het Nederlandse taalgebied (Taalatlas Afl. 3, no. 10); bij pI:rt en kI:rs treffen we een wgm. e aan. Na 1951 heeft er een reductie van die variatie plaatsgevonden. In 1999 geldt zelfs bij de (‘ideale’) informanten ze.t ‘zaad’ als verouderd, en dat is ook het geval bij eivən(t) ‘avond’, dat slechts nog vaag herinnerd wordt (‘geneeuwen is goedenavond’). Het participium van ‘doen’ is dan (!). Wat nog wel bestaat is kes ‘kaas’ en de [I.] voor r (+ alveolaire consonant): hI.r ‘haar’ (alleen bij de oudste informante), kI.rs ‘kaars’, pI.rt ‘paard’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6. Ned. [e] is Vlielands [i]De rnd noteert in sommige gevallen [i] waar het Nederlands [e] heeft, bijvoorbeeld twi ‘twee’, stinde ‘stenen’, overigens naast bre.jə ‘brede’, elə ‘hele’. Van twi, dat trouwens ook al bij Winkler voorkomt, wordt gemeld: ‘twe.i heeft twi vrijwel verdrongen’. In 1999 blijkt twi echter nog wel herinnerd te worden. In oudere bronnen komt in plaats van Nederlands [e] ook [ei] voor (Winkler (1874-II:22): deil ‘deel’, freimd ‘vreemd’; Heeroma (1934: 27): fleis ‘vlees’), maar dat is in de rnd al verdwenen. Vijftig jaar later is dus ook de [i] voor Nederlands [e] tot het verleden gaan behoren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. ConclusiesOndanks de betrekkelijk geringe hoeveelheid vergelijkingsmateriaal kunnen we wel iets zeggen over de veranderingen die het Vlielands (althans op de meest ideale manier afgevraagd) tussen 1951 en 1999 heeft doorgemaakt. De volgende tendensen kunnen daarbij worden onderscheiden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verschil tussen 1 en 2, dus tussen verdwijning en handhaving, lijkt bepaald te worden door wat er in de (geografische) omgeving gebeurt. Met het weglaten van de h, nu verdwenen, vormde Vlieland een buitenbeentje ten opzichte van zijn buren. Het realiseren van sch als [sk] of het weglaten van het ge-prefix bij voltooide deelwoorden vinden we echter rond Vlieland volop: op alle andere Waddeneilanden, in de Kop van Noord-Holland en in Friesland. Ook het opgeven van de eigenaardige realisaties van wgm. î en û ten gunste van de meer algemene [i] en [y] kan weer gezien worden als een aanpassing bij het grotere geheel; alle andere Waddeneilanden, Wieringen en Friesland hebben deze pendanten van Ned. ij en ui. De vereenvoudiging van de correspondentie tussen het Vlielands en het Nederlands is niet rechtstreeks toe te schrijven aan de omringende dialecten, maar aan het Nederlands. Dit patroon van vereenvoudiging is ook in andere dialecten wel geconstateerd (Hoppenbrouwers 1990: 96).
In de afgelopen vijftig jaar is het Vlielands dus (nog meer) zijn zelfstandige karakter kwijtgeraakt en opgegaan in een algemeen-noordwestelijke spreektaal die overigens op fonematisch ([i] i.p.v. [ɛi], [y] i.p.v. [œi], [sk] i.p.v. [sx]) en morfologisch niveau (nul-prefix i.p.v. ge-prefix) afwijkt van het algemene of standaard-Nederlands. Vlieland, dat van alle eilanden in het Nederlandse taalgebied het verst uit de kust ligt, is op de dialectkaarten zijn eilandkarakter kwijtgeraakt. Opmerkelijk is dat door het verlies van het zelfstandige karakter de kloof tussen de passieve kennis van de oudste informanten en de dagelijkse spreektaal weer wat lijkt te zijn gedicht: volgens de informanten, en ook volgens anderen die ik daarover op Vlieland sprak, komen de genoemde afwijkingen van het Nederlands ook onder jongeren volop voor. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Ter afsluitingIn het begin stelden we de vraag naar de houdbaarheid van data in de dialectatlassen: kunnen we niet net zo goed een recente atlas gebruiken (zo niet beter, om allerlei redenen) dan de oude en misschien in methodologisch opzicht verouderde rnd? Zijn in grote lijnen de isoglossen die men destijds kon trekken ook nadien nog intact gebleven? De betrekkelijk geringe hoeveelheid materiaal in deze studieGa naar voetnoot6 dwingt niet tot ver-strekkende conclusies. Toch kunnen we constateren dat uit het al niet zeer dialectische materiaal dat Jo Daan in 1951 verzamelde sedertdien weer het een en ander is verdwenen, zelfs bij de meest ‘ideale’ informanten. In die gevallen zijn de isoglossen anders gaan lopen. Isoglossen die slechts een of enkele plaatsen (‘dialecteilanden’) omvatten zijn zelfs helemaal verdwenen. De rnd biedt, in samenhang met andere opnamen, de mogelijkheid tot contrastieve analyse, en het nauwkeurig volgen van de ontwikkelingen, waardoor het ingewikkelde verband tussen taal en samenleving weer wat helderder wordt. De aanpassing aan de omgeving van Nederlands meest afgelegen eiland blijft niet beperkt tot de stroomsoort op het openbare elektriciteitsnet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|