aandacht wordt gevraagd voor het post-creools continuüm. Zij onderscheiden een basilect, een creooltaal, bv. eertijds ontstaan op basis van het Brits Engels, die via een ononderbroken reeks van tussentaalvormen weer aansluiting vindt bij het acrolect, in ons voorbeeld het plaatselijke Amerikaans Engels. Zie bijvoorbeeld Bickerton (1975).
In het voetspoor van deze creolisten is in Hoppenbrouwers (1982: 192vv) voorgesteld het continuüm van dialect naar algemene taal te bestempelen als regiolect. Binnen een taalgemeenschap reikt dit continuüm van de NORM's, de Niet- (of weinig) mobiele, Oudere Rurale Mannen, tot de jongste vrouwen met de hoogste schoolopleiding. Naast de hoofdbeweging in de richting van de algemene taal worden er zijbewegingen gesignaleerd op het regionale vlak.
Om een goed overzicht te krijgen van de actuele verschuivingen van dialect naar algemene taal, heeft de redactie gestreefd naar een gelijkmatige verdeling van de artikelen over de verschillende regio's. Daarbij werden de Randstad en het direct aansluitend gebied om begrijpelijke redenen overgeslagen. In Noord-Nederland beginnend, is er aandacht voor de taalsituatie in Groningen, Twente, Zuid-Limburg en Oost-Brabant, met in het laatste geval een blik over de rijksgrens. Voor de Zuidelijke Nederlanden biedt dit themanummer artikelen over heel Nederlandssprekend België en Zeeuws-Vlaanderen, over het Vlaams en nog meer toegespitst over een dialect uit het overgangsgebied tussen Oost- en Westvlaams.
De reeks wordt geopend met een bijdrage van Siemon Reker. Op grond van een aantal recente verschuivingen in de Groningse dialecten vecht de auteur een uitspraak aan van Hockett (1958) over het tempo van taalverandering. Hij licht zijn opvatting toe aan de hand van verschuivingen in het klinkersysteem. Verder is er onder meer aandacht voor veranderingen in veelgebruikte hoofdtelwoorden, de persoonlijke voornaamwoorden van de tweede persoon, alsmede in een groep van figuurlijk gebruikte en ‘gemarkeerde’ woorden. De huidige veranderingen in dialecten gaan betrekkelijk snel, aldus Reker. Geleidelijke verschuivingen waar vroeger een millennium voor nodig was, krijgen nu hun beslag in een eeuw. Vormen die deel uitmaken van een bepaalde grammaticale klasse veranderen minder snel en dat geldt ook voor idiomatische uitdrukkingen.
André Hottenhuis bespreekt de taalsituatie in Twente, die hij vanaf de jaren vijftig met aandacht volgt. Met de gegevens uit zijn eigen onderzoek onder jongeren en oudsten, die worden ondersteund door de enquête van de Twentse neerlandicus Beerlage, toont hij aan dat het Twents, ook in een typische plattelandsplaats, in toenemende mate wordt ingeruild voor de al-