cultuur’ zei professor Heeroma: ‘Ik ben aangesteld om te bestuderen wat gij schrijft. Het is aan u om te zorgen, dat deze studie de moeite loont.’ (Heeroma 1957/58, p. 71).
Dit was een duidelijke opdracht voor de streektaalauteurs, maar we kunnen uit de veranderende belangstelling van professor Heeroma constateren, dat het voor hem niet of nauwelijks de moeite loonde zich met de streektaalliteratuur bezig te houden. Hij liet dat al spoedig aan anderen over.
In juni 1955 werd in Markelo de ‘Bond van Nedersaksische schrijvers’ opgericht, waarbij vooral Twente en enkele auteurs uit Salland de toon aangaven. De Achterhoek en Liemers sloten zich wat aarzelend aan, eerst individuele leden, omdat pas op 23 februari 1957 de ‘Schrieverskring Achterhook en Liemers’ werd opgericht. De bijeenkomst in Markelo liep parallel met het oostelijke streven naar een eigen omroep en men dacht daarvoor regionale auteurs nodig te hebben om de regionale zender te voeden. De resultaten van deze eerste tien jaren kan men in de volgende feiten samenvatten.
De streektaalauteurs ontmoetten elkaar buiten hun eigen grenzen in Ter Apel en in Markelo en er kwam een begin van samenwerking tot stand, ook over de landsgrens heen. De droom van een Nedersaksische literatuur werd verwerkelijkt in het literaire blad ‘Het Swieniegeltje’, dat in Groningen al bestond, maar nu een ruimer verspreidingsgebied kreeg. Er werd een gezamenlijke spelling ontworpen, die ook gold voor het Duitse grensgebied, nl. de ‘Vosbergen’-spelling, zodat men elkaars geschriften zonder de minste moeite zou kunnen lezen. In navolging van het noorden kreeg ook het oosten in 1957 zijn regionale omroep, hoewel tegen de wens van velen gekoppeld aan het noorden. Er ontstonden diverse schrieverskringen, ook in het oosten, met Achterhoek en Liemers als laatste loot aan de Nedersaksische stam.
Een hoopvol begin, maar in het volgende tiental jaren ging deze hoop ter ziele; wat bleef was een sprankje streektaalleven, dat door enkelingen in leven werd gehouden.
Na enkele jaren ging ook ‘Het Swieniegeltje’ ter ziele, de ‘Vosbergen’-spelling werd niet gebruikt, omdat deze te moeilijk zou zijn en te veel concessies gedaan zou hebben aan het Duitse deel van het taalgebied.
De Schrieverskring in Twente ging aan onderlinge ruzies ten onder en alle kringen, voorzover ze wel bestonden, conserveerden angstvallig hun eigen blad en keken niet over hun taalgrenzen heen.