Om de direkte bruikbaarheid van het Woordenboek van de Vlaamse Dialekten van algemeen Nederlands standpunt uit te vergroten, hebben we niet alleen gekozen voor een parallelle wijze van bewerking van het zuidwestelijke naast het zuidoostelijke gebied, er is ook besloten om zoals in Nijmegen eerst de landbouwwoordenschat te verzamelen. Niet alleen kunnen we daarbij nut trekken uit de Nijmeegse ervaring, er is op dat terrein ook het meest voorstudie voorhanden in de vorm van licentieverhandelingen van Gent en Leuven die de dialektische landbouwwoordenschat van kleinere gebieden (10 à 20 gemeenten) beschrijven.
Vooraleer met de materiaalverzameling aan te vangen, werd het te bewerken gebied in tijd en ruimte afgebakend: bronnen vanaf 1880 worden bewerkt voor de gemeenten in Frans-Vlaanderen waar nog Nederlands dialekt wordt gesproken, en de gemeenten en dorpen van West- en Oost-Vlaanderen met toevoeging van Burcht en Zwijndrecht uit de provincie Antwerpen omdat er een Oostvlaams dialekt wordt gesproken.
Uit de bestaande bronnen: idiotika, woordverzamelingen in handschrift, dialektvragenlijsten van diverse dialektologische instituten, tijdschriften en dialektliteratuur, licentieverhandelingen en gedrukte studies en ook bandopnamen van konversaties in het dialekt wordt vooreerst de woordenschat in verband met landen tuinbouw, veeteelt, bosbouw en aanverwanten geëxcerpeerd en geficheerd. Van de idiotika zijn zodanig bewerkt: L. De Bo, Westvlaamsch Idiotikon, A. Joos, Waasch Idiotikon, Loquela (Taalkundig maandblad van G. Gezelle tot woordenboek omgewerkt door J. Craeynest), Is. Teirlinck, Zuid-Oostvlaandersch Idioticon, L. Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek, R. Desnerck, Oostends Woordenboek en J. en P. Lindemans en A. De Jaegher, Vakwoordenlijst der Hopteelt. Van de idiotika van Joos en Craeynest is dat materiaal reeds volledig, van die van De Bo en Teirlinck gedeeltelijk volgens de systematische paragrafering geordend. Van 12 Gentse en 6 Leuvense verhandelingen plus de studie van L. Dendooven over De Nieuw-Hazegras Polder (Knokke) zijn de woordenschat en realia eveneens geficheerd.
Voor het te onderzoeken gebied werd de landbouwwoordenschat geëxcerpeerd uit de dialektvragenlijsten die zich in het Seminarie voor Nederlandse Taalkunde en Vlaamse Dialektologie van de R.U.G. bevinden: Université de Liège - Séminaire de Philologie Néerlandaise et de Dialectologie Flamande, de vragenlijsten 1, 2, 3, 4, 5 + bijlage en 6; Rijksuniversiteit te Gent - Seminarie voor Vlaamse Dialektologie, vragenlijst 1. Met het ficheren van de antwoorden op de vragenlijsten van de Zuidnederlandse Dialectcentrale (materiaal dat te Leuven door wijlen Prof. L. Grootaers werd ingezameld met het oog op het schrijven van een algemeen Zuidnederlands Idiotikon, later Limburgs Idiotikon, projekten die hij niet heeft kunnen uitvoeren) is dank zij de welwillende medewerking van Prof. J. Goossens een aanvang gemaakt. De Frans-, West- en Oostvlaamse antwoorden op de vragenlijsten A1, A2, B1, B2, 1, 1 vervolg, 3, 5, 6, en 14 zijn geficheerd. Ook uit de RND zijn een aantal begrippen en woorden op fiche gebracht. Van de bandopnamen in Frans-Vlaanderen, Oost- en West-Vlaanderen werden 54 banden getranskribeerd. Het betreft konversaties opgenomen bij landbouwers of landarbeiders die heel wat landbouwwoordenschat bevatten. Van 24 daarvan is die landbouwterminologie geficheerd.
Verder werden in de Frans-Vlaamse plaatsen Bollezele, Wulverdinge, Worm-