Taal en Tongval. Jaargang 25
(1973)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
De riem afleggen - de riemen afgooienVoor Ir. J.T. Duyvis, Ere-Voorzitter van ‘Onze Taal’. In het laatste nummer van jaargang XVIII (november 1970) van Nu NogGa naar voetnoot1 schreef ik in mijn artikel gewijd aan Karel van Wijnendaele en de taal van het wielrennen om te besluiten, blz. 129: Hier moet ik echter ‘de riem afleggen’ om het met een Gentse uitdrukking te zeggen, een uitdrukking waaraan ik de voorkeur geef boven de algemeen (?) Nederlandse ‘de riemen afgooien’. Het Gentse beeld, ontleend aan het fabrieksleven, is voor mij veel echter. ‘De riemen afgooien’ ken ik alleen uit Van Dale en het W.N.T. en ik weet zelfs niet waaraan dat beeld werd ontleend. ‘De riem afleggen’ daarentegen is, voor mij althans, springlevend en ik heb het honderden keren uit de mond van Gentse arbeiders gehoord en weet dat men in de fabrieken als het werk stilgelegd wordt, de riem ‘aflegt’ en niet ‘afgooit’. Naar aanleiding hiervan ontving ik kort daarop twee brieven: een lange en een korte, allebei uit Nederland, en alle twee van oud-voorzitters van ons zustergenootschap ‘Onze Taal’, de eerste van Ir. J.T. Duyvis, de tweede van Prof. Ir. W.F.J.M. Krul. De heer Duyvis schreef: ‘Ik lees altijd met belangstelling “Nu Nog” en zo zag ik dat u moeite heeft met “de riemen afgooien”. Dat zal wel daaraan liggen dat u niet uit een waterland komt. Ik werd dadelijk herinnerd aan mijn jeugdjaren, waarin ik bij mijn grootmoeder logerende, in wat wij noemden een “pieremagoggel”, een zware roeiboot, op de Zaan roeide. Er waren toen nog geen draaidollen, maar de riemen werden op hun plaats gehouden door ze tussen twee pennen op het boord te leggen, aldus ; de riem was ter plaatse rechthoekig gemaakt, iets smaller dan de afstand tussen de dollen en kon dan tegen en om de dol draaien. Wilde men de riemen binnen boord halen dan gooide men de riem op, over de dol heen en kon ze daarbij binnenboords op de zitbanken tegen het boord laten vallen of afleggen. Uiteraard geschiedde dat meestal met beide riemen gelijktijdig. Men scheidde met roeien uit en “gooide” | |
[pagina 123]
| |
daartoe de “riemen” van het boord “af” en in de boot om te voorkomen dat ze buiten boord zouden glijden. De eerste verbetering was de dollen als ijzeren pennen uit te voeren en de riem ter plaatse van een ijzeren oog te voorzien, waarbij het afgooien echter bleef bestaan daar de riemen buiten boord bij het aanleggen hinderlijk waren. Daarna, als verdere verbetering, werd op de pen een draaibare beugel geplaatst waarin de riem paste, maar naar het blad van de riem toe werd deze dunner en kon, na gedeelteljik te zijn binnengehaald, door de opening in de beugel eruit worden getild en het “gooien” was er niet meer bij; maar de uitdrukking is in figuurlijke zin blijven bestaan blijkbaar. Ik kende haar niet...’ Ik heb uit de brief van Ir. Duyvis alles aangehaald wat betrekking heeft op de zegswijze ‘de riemen afgooien’, omdat zijn verklaring voor mij helemaal nieuw is en - zoals verder blijken zal - ook wel waard om in overweging te worden genomen. Alvorens het vraagstuk verder uit te diepen, moet ik eerst bekennen dat ik - toen ik schreef dat ik zelfs niet wist waaraan het beeld ‘de riemen afgooien’ was ontleend - nogal overijld te werk was gegaan, want nu ontdek ik op mijn aantekening over riem (W.N.T., dl. XIII, kol. 112): ‘Riem: een lange en smalle strook of reep van het een of ander. - Een riem zonder eind: waarvan de einden aan elkaar zijn verbonden. Men maakt van deze riemen, ook drijfriemen geheten, gebruik, om de beweging van een draaiende as een eindweegs voort te leiden en op een andere as over te brengen... Hierbij de uitdr. De riemen afgooien, ophouden met werken. “Wanneer de riemen van de raderen worden geworpen, staat de schijf stil”. (Levit.-Polak, Diam., 41Ga naar voetnoot1). Dezelfde verklaring en hetzelfde voorbeeld geeft het W.N.T. i.v. afgooien. Wat mij hier enigzins vreemd aandoet, is dat het W.N.T. “de riemen afgooien” als een vakterm beschouwt en dat in het enige voorbeeld dat het aanhaalt niet afgooien, maar werpen van staat. Ik heb in één enkel Zuidnederlands dialektwoordenboek de mij vertrouwde zegswijze “de riem afleggen” gevonden, nl. in het Gents Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopman, met de verklaring: “in staking gaan, het werk stilleggen.” Ik geloof niet dat dit helemaal juist | |
[pagina 124]
| |
is.Ga naar voetnoot1 De eerste betekenis van “de riem afleggen” is m.i.: ophouden met werken, het werk stilleggen. Het is in die betekenis dat ik die zegswijze steeds heb horen gebruiken te Gent. Of ze ook betekent “in staking gaan” is goed mogelijk, maar ik heb ze nooit in die betekenis horen bezigen en de Gentenaren die ik sinds zowat een jaar hierover raadpleeg, kennen ze ook niet in die betekenis. Het GentseGa naar voetnoot2 “de riem afleggen” en het Nederlandse “de riem afgooien” betekenen dus beide: “ophouden met werken” en in de twee uitdrukkingen wordt met “riem” de drijfriem bedoeld. Ik kom nu terug op de brief van de heer Duyvis, die dacht dat ik in nood zat met de zegswijze “de riemen afgooien”, omdat ik niet uit een waterland stam, en mij zo vriendschappelijk te hulp kwam. Dank zij hem weet ik nu dat er in Nederland - althans in de Zaanstreek en bij de eeuwwisseling - de uitdrukking “de riemen afgooien” bestondGa naar voetnoot3, waarin “riemen” “roeiriemen” waren en geen “drijfriemen”. Wat mijn herkomst betreft, vergist Ir. Duyvis zich echter, want als geboren Bruggeling heb ik reeds zeer jong kennis gemaakt met het water, zowel met dat van de reien als met dat van de “darsen”Ga naar voetnoot4 van Brugge-Zeehaven. Het is bij Coucke, rechtover Gruuthuse, dat ik geregeld, eerst met mijn oudere broer, dan alleen, een skiff ging huren om ook mijn vaderstad van uit een andere gezichtshoek te kunnen bekijken. Om van daar de Dyver te bereiken, moet men aan het brugje van Gruuthuse door een smalle doorgang, omdat daar aan weerszijden een kleine stenen dam is gebouwd. De stroom is daar natuurlijk veel sterker en als men tegen stroom roeit in een skiff moet men al een zekere ervaring bezitten om door die versmalling te geraken. Men moet eerst hard op de riemen trekken om een grote vaart te verkrijgen en bijtijds de riemen kunnen “inleggen”. Ook om | |
[pagina 125]
| |
aan te leggen is het voorzichtig de riemen binnenboords te leggen, wil men ze niet breken. Ik heb dan in het W.N.T. gezocht naar uitdrukkingen met riem in de bet. van roeiriem. In dl. XIII, kol. 122, vond ik i.v. Riem: - De riemen inleggen (Zie Dl. VI, 1770), inhalen, binnenhalen (Zie Dl. II, 2727), binnen boord leggen (Zie Dl. III, 468), alle uitdrukkingen voor het uit het water halen en weer in de boot leggen van de riemen bij het bereiken van zijn doel (tegenw. commando: Riemen geroeid! zie Reglem. Comm. Roeien en Pagaaien 1903, 11) of wanneer men verder roeien opgeeft. Vandaar fig. ook voor: ergens mee uitscheiden, of: de zaak laten varen.’Ga naar voetnoot1 In deel III, kol. 468, i.v. Boord kan men lezen: ‘c. - De riemen binnen boord leggen, ze binnenhalen bij het einde van den roeitocht, bij het doorgaan eener engte enz. Figuurlijk: eene zaak opgeven.’Ga naar voetnoot2 Er is iets dat mij niet zeer duidelijk is in die woordenboekverklaringen van de uitdrukkingen ‘de riemen afgooien’ en ‘de riemen inleggen enz.’ wat de fig. bet. betreft. Voor de eerste staat in het enige voorbeeld een ander werkwoord en voor de tweede is er een enkel voorbeeld. De twee Nederlanders, die beiden sinds vele jaren een grote belangstelling hebben getoond voor het Nederlands - het voorzitterschap van ‘Onze Taal’ bewijst dit trouwens - denken dat in ‘de riemen afgooien’ sprake is van roeiriemen, hoewel zij ingenieur zijn en uiteraard vertrouwd met drijfriemen. Voor de heer Duyvis is ‘de riemen afgooien’ zoveel als synoniem met ‘de riemen inleggen, inhalen, binnenhalen, binnen boord leggen’, maar enkel in de eigenlijke betekenis, niet in de figuurlijke. Het W.N.T. geeft voor die zegswijze twee vbb. voor de eigenlijke, maar geen enkel voor de figuurlijke betekenis (ergens mee uitscheiden, of: de zaak laten varen). Alleen i.v. Boord vond ik voor ‘de riemen binnen boord leggen’ één vb. voor de fig. bet. ‘een zaak opgeven’: ‘'t Is een laffe kerel, die de riemen binnen boord legt, als hij geen kans ziet, om den stroom dood te roeijen.’ Deel III van het W.N.T. dagtekent van 1902 en het voorbeeld is ontleend aan A. Loosjes' Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 dln., Haarlem, 1806-1807, dl. IV, | |
[pagina 126]
| |
blz. 311). Was er dan onder al die excerpten uit de gehele negentiende eeuw geen enkel voorbeeld op te diepen? Het heeft er alle schijn van en dan moet ik wel besluiten dat die uitdrukking in de figuurlijke betekenis een witte raaf was! Toen ik dat voorbeeld las, vroeg ik mij af wat ‘om den stroom dood te roeijen’ wel juist kon betekenen? Ik nam weer het W.N.T. terhand en zocht daar op ‘dood’, op ‘stroom’ en op ‘roeien’ (‘doodroeien’ komt er niet in voor), maar vruchteloos. ‘Doodstroom’ ken ik wel, maar ‘den stroom doodroeien’? Ik begreep het pas toen ik heel de kontekst voor ogen had. Onmiddelijk op ‘den stroom dood te roeijen.’ volgt: ‘- Roeijen tot dat het tij begint te kenteren; dan is men ten minste nog niet geheel aan lager wal gedreven.’ Het enige voorbeeld in het W.N.T. voor de figuurlijke betekenis van de uitdrukking ‘de riemen (drijfriemen) afgooien’ is m.i. even weinig overtuigend. Bezit het W.T.N. niet meer schriftelijke bewijzen voor de figuurlijke betekenis van die uitdrukking, dan ben ik van oordeel dat de zegswijze ‘de riem afleggen’ veruit de meest geschikte is om de figuurlijke betekenis ‘het werk stilleggen’ te vertolken. Bovendien gooit of legt men in een fabriek geen riemen (mv.) af als men het werk stil wil leggen. Men legt één enkele riem af, de hoofdriem, nl. die welke alle andere in beweging brengt. Indien deze uitdrukking niet in Zuidnederlandse teksten uit deze eeuw voorkomt, dan is dat enkel toe te schrijven aan de schroom die de Vlamingen bevangt bij het gebruik van een levende zegswijze uit hun gewone taal. Zij raadplegen eerst een woordenboek en komt die uitdrukking er niet in voor, dan wordt zij als een melaatse geschuwd! Vele taalzuiveraars, die het misschien wel goed bedoelen, gaan in hun ijver echter soms zo ver dat zij de groei van een algemeen Nederlands wel eens meer belemmeren dan bevorderen! Willem Pée. |
|