Taal en Tongval. Jaargang 22
(1970)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||
Oud versleten paardIn een artikelGa naar voetnoot1 over het woord kabal ‘oud versleten paard’ heb ik stelling genomen tegen de mening van BoumanGa naar voetnoot2, die dacht in het woord kavalje een formatie met een voorvoegsel ka- te mogen onderkennen. Ik meen duidelijk aangetoond te hebben dat de meest voor de hand liggende verklaring van het woord kavalje is, dat het uiteindelijk teruggaat op caballus. In kabal zag ik een Spaans leenwoord; deze zienswijze werd gesteund door hetgeen Cornelissen opmerkt naar aanleiding van de spotnaam kaballen voor de inwoners van Ruisbroek (I 222)Ga naar voetnoot3. Bal, dat wordt opgegeven voor I 220, 266, 268, 269, 273 en 275, beschouwde ik als een verkorte vorm van kabal. Nu ik echter de gelegenheid had om heel het voorhandene materiaal ‘oud versleten paard’ te bestuderenGa naar voetnoot4, sta ik wel wat kritischer tegenover deze verklaring. Niet alleen trof ik naast kabal het woord bal aan, maar er komen ook opgaven voor als: kajute, kajuut, kajuk, naast ju, juut en juk(b); kaguil naast guil en karuin naast ruin. Wanneer ik deze woorden rangschik op dezelfde wijze als Von WartburgGa naar voetnoot5 dat doet in zijn Einführung, dan levert dat het volgende schema op:
Onder B en C staan synoniemen van verschillende oorsprong; de | |||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||
woorden onder C zijn de simplicia van die onder A; de woorden onder A zijn ontstaan door ‘kruising’ - de term is van Von Wartburg - van de woorden onder C met het woord in kolom B. ‘Die Kreuzung zweier Wörter in diesen Bedeutungssphären musste in erster Linie den pejorativen Sinn verstärken. Da nun neben jedem Wort das Simplex auch noch existierte (ju, juut, juk(e); guil; ruin en bal) musste gerade dieses Element ca- (ka-) als Träger der Pejorativ-Bedeutung erscheinen’Ga naar voetnoot1. Von Wartburg postuleert dus een aantal enkelvoudige woorden die naast zich een aantal synonieme samengestelde woorden hebben, alle gevormd met hetzelfde voorvoegsel ka-. Dit voorvoegsel kan dan later zelfstandig gaan fungeren ‘als Trager der Pejorativ-Bedeutung’Ga naar voetnoot2. Op deze wijze kunnen er woorden met een voorvoegsel ka- ontstaan, waarvan geen simplex met dezelfde betekenis bekend is. Ik wil eens nagaan of dit opgaat voor de onder C genoemde woorden. | |||||||||||||||||||
1. Juut, ju.Het WNT (VII, 459) geeft ju, dju en jut, djut (VII, 579), het zijn uitroepen om een paard aan te zetten voort te gaan, voermanstermen dus; in de kindertaal betekent ju, juutje ‘paard, paardje’. Deze betekenis, die het WNT niet nader documenteert, trof ik aan bij Cornelissen-VervlietGa naar voetnoot3 en bij TeirlinckGa naar voetnoot4. Het Gents WoordenboekGa naar voetnoot5 geeft ju als voermansterm, maar ook als benaming voor ‘een mager trekdier, bijzonder: paard’. In het materiaal ‘oud versleten paard’ trof ik de volgende opgaven aan: nen oude juu, I 263; ouden dju, K 234; juw, M 28; oude juuj, N 61, 88 en oude ju, N 130. Men mag hier uit afleiden dat ju en varianten ook eenvoudig ‘paard’ kan betekenen, hetgeen bevestigd wordt door het WNT (VII, 459), waar de volgende woorden gegeven worden: juvlees en ju ‘paardevlees’ en jubeenhouwer ‘paardenslachter’. Jan Stroop wees mij op paerdejuuj, een denigrerende benaming voor ‘paardevlees’; het woord wordt in zijn geboortestreek (Heerle K 173 b) nog gebruikt. Wanneer Salverda de Grave de scheepsterm kajuit bespreekt, wijst hij er met nadruk op dat dit een heel ander woord is als kajuit | |||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||
‘knol’, ‘qui est probablement en rapport avec le cri de juit, qu'on emploie en Flandres pour encourager les chevaux’Ga naar voetnoot1. Met opzet plaatste ik juk(e) direct onder ju en varianten en kajuk, dat wordt opgegeven voor K 296, onder kajuut. Het gaat hier naar mijn mening om hetzelfde woord. Naast de bovengenoemde ju-vormen komen een groot aantal opgaven voor met auslautend -k(e): juk, djuk, tjuk, tuke, tuike, tjuke, tsuuk, tsukke, tuuk en tuke. Bij De BoGa naar voetnoot2 betekent tuike, tuuke ‘slecht peerd, knol’; SchuermansGa naar voetnoot3 kent tuuk als voermansterm: ‘gezegd tot peerden als zij moeten rechts of links gaan’; het Gents Woordenboek geeft tik, tuuk, dat - evenals tuuk bij JoosGa naar voetnoot4 - ‘oud paard, knol’ betekent. Een prachtige opsomming van voermanstermen vindt men bij De Cock en TeielinckGa naar voetnoot5; ik noem er enkele: ju, jui, juiteko, jut, jute, jutekow, juteko, dju, djou en djoe. Men kan zich wel afvragen of het wel aangaat om ju, juut, juk en juke als varianten te beschouwen van hetzelfde woord, want om welk woord gaat het hier en desnoods is nog te verdedigen dat de vormen met -k(e) diminitiva zijn van ju. Louise VeldhuisGa naar voetnoot6 geeft een m.i. al te simpele verklaring als zij zegt dat de voermanstermen juu, huuj, hot en huit niet meer dan varianten van het Nederlandse uit zijn. Ook RuttensGa naar voetnoot7 verwijzing naar de Sanskriet wortel ju ‘drijven’ lijkt mij niet erg aannemelijk. Heel onwaarschijnlijk is wat in BiekorfGa naar voetnoot8 beweerd wordt: een werkwoord juiten (juiken) bestaat en betekent ‘rijden, lopen’ (van paarden gezegde juit (juik) is dan de imperatief ‘loop(t)’ en een kajuit is ‘'n brokke van e peerd dat niet meer juiten kan’. Terecht tekenen De Cock en TeirlinckGa naar voetnoot9 protest aan tegen deze verklaring, nergens wordt een werkwoord juiten (juiken) met deze betekenis aangetroffen. | |||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||
Ik ben van mening dat men bij de voermansterm ju en varianten met een zuiver klankschilderend woord te doen heeft. Om een verklaring te geven voor de talrijke varianten wil ik slechts wijzen op de lotgevallen van het woord jongen, wanneer dat in de gevoelssfeer komtGa naar voetnoot1, het krijgt dan de volgende varianten: tjongen, sjongen, jo, joch, joon en joei; hieraan kan ik nog toevoegen tsjonge en jonk. Dat een woord ju, voermansterm, kinderwoord voor ‘paard’ en benaming voor ‘oud versleten paard’ in de affectieve sfeer ligt behoeft verder geen betoog. Er bestaat overigens wel een werkwoord juën, maar Schuermans, bij wie ik het woord aantrof, laat er geen twijfel aan bestaan dat het een afleiding is van de voermansterm ju; hij omschrijft de betekenis van het woord met ‘aan een paard ju zeggen’; synoniemen zijn tjukken en tjukauwen. Is het te gewaagd om de woorden juiten ‘juichen, jubelen’, juit ‘gejuich, gejubel’ en juiter, een woordt dat gebruikt wordt in toepassing op marktventers, te verbinden met ju?Ga naar voetnoot2 Alle aanleiding daartoe geeft het FEW (V, 51, 62 en 77)Ga naar voetnoot3, waar gesproken wordt over de onomatopeeën jū, jŭk en jup, die alle ‘uitroep van vreugde, aansporing tot iets’ betekenen; s.v. jup wordt gewezen op het kniedeuntje youpe sa sa, ‘mit dem man ein Kind hüpfen lässt’, deze opgave stamt uit Châtenois (Belfort). Interessant is wat NiekerkenGa naar voetnoot4 opmerkt naar aanleiding van een aantal kinderwoorden voor ‘paard’; hem is opgevallen dat deze kinderwoorden als ‘kennzeichnendes Wort’ steeds een voermansterm hebben, die gebruikt wordt om het paard aan te sporen voort te gaan. ‘Mir ist keinen Zusammensetzung mit einem Ruf zum Halten begegnet’. Het WNT (VI, 1207) geeft huipaard, ‘benaming voor een paard tegenover kleine kinderen’; hu wordt gebruikt om een paard te doen voortgaan, maar ook om het te doen stilstaan, dit laatste is o.a. het geval in Limburg volgens het WNT; ik ken het gebruik van deze term in de tweede betekenis ook voor mijn eigen geboortestreek (Pannerden L 77)Ga naar voetnoot5. Opmerkelijk in verband met het voorafgaande is de opgave huutop ‘oud versleten paard’ voor Neinsel (L 200 a). Kajuut trof ik aan bij De Bo (kajuit, kajute), Schuermans (kajuut, kajute), Joos (kajut), Teirlinck (kajute), Cornelissen-Vervliet | |||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||
kajuut); het Gents Woordenboek geeft kajute als een specifiek Gents woord; het Zeeuws WoordenboekGa naar voetnoot1 geeft kajute voor I 103, 122a en 134, voor I 136 wordt kajutter gegeven, een vorm die ik in mijn materiaal aantrof voor I 257, voor I 108 geeft het Zeeuws Woordenboek kute, in deze vorm wordt het woord ook opgegeven voor I 238, O 19, 94, 99, 198; kude luidt de opgave voor 0 18Ga naar voetnoot2. Het WNT (VII, 872) geeft kajute, kajuut ‘in Zuid-Nederland een benaming voor oud, mager, versleten, slecht paard; knol’. Een verklaring van het woord wordt niet gegeven. Practisch alle boven genoemde woordenboeken vermelden bij het woord kajuut dat het de klemtoon op -juut heeft, zo kon het woord gemakkelijk afslijten en kute worden; ik stel mij deze ontwikkeling als volgt voor: kajute > * kajute > * kjute > kute. | |||||||||||||||||||
2. Guil.Over dit woord kan ik kort zijn. Zowel in het Nederlands als in het Duits hebben guil en Gaul als vroeg een pejoratieve betekenis gekregen; ook in de merkwaardige afwisseling van geslacht komen het Nederlandse en het Duitse woord overeen; Grimm (4, 1566vv)Ga naar voetnoot3 kent voor Gaul de betekenissen ‘paard, merrie en hengst’; Schuermans geeft guil ‘een merrie die nog niet geveulend heeft’ en ‘oud versleten paard’. In het Noorden blijkt het woord wel beter bekend te zijn dan in het Zuiden: MolemaGa naar voetnoot4 geeft goele, olle goele; Ter LaanGa naar voetnoot5 goele; HofGa naar voetnoot6 kent gûl ‘knol’ alleen uit het spreekwoord gûl om goarre ‘lood om oudijzerGa naar voetnoot7; het Zeeuws Woordenboek tenslotte geeft guile ‘oud versleten paard’ als een niet bevestigde mededeling van een der medewerkers. Het simplex guil komt in mijn materiaal slechts één maal voor, de opgave geldt voor Temse (I 215). | |||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||
3. Ruin.In de woordenboeken heb ik voor ruin geen pejoratieve betekenis aangetroffen, het is echter niet te gewaagd om te veronderstellen dat een gecastreerde hengst als iets minderwaardigs beschouwd kan worden, zoals wel blijkt uit de opgave voor Tegelen (L 270): versleten ruin. Ruin wordt verder opgegeven voor Laken (P 64), karuin voor Ninove (O 152) en voor Sint-Genesius-Rode (P 198). | |||||||||||||||||||
4. Bal.Tot slot wil ik bal en kabal bespreken. In mijn hiervoor genoemde artikel beschouwde ik bal als de verkorte vorm van kabal, omdat ik in geen enkel woordenboek voor bal een betekenis aantrof die op enigerlei wijze een betekenis ‘oud versleten paard’ kon rechtvaardigen, ik was toen trouwens zo geobsedeerd door het Spaanse leenwoord kabal dat ik eenvoudig niet dacht aan een andere verklaring voor het woord. Kiliaan echter geeft bal ‘malus, inutilis’ als een verouderd Hollands woord, bal-daedigh ‘malus, maleficus’, dat hetzelfde woord bal- bevat, is verouderd Hollands, maar ook Vlaams. Dit woord leeft in het hedendaags Nederlands nog voort in de woorden baldadig, ballorig en balsturigGa naar voetnoot1. De etymologische woordenboeken wijzen o.a. op os. balu ‘verderf, kwaad’ oe. bealu ‘slechtheid, rampspoed’. Bal ‘iets van weinig waarde, iets onnuttigs’, kan heel goed als benaming voor ‘oud versleten paard’ gebruikt worden, het prefix ka- wordt aan het woord toegevoegd om de pejoratieve betekenis nog eens extra te versterken. Vasthoudend aan de Spaanse herkomst van het woord kabal, is ook een andere verklaring mogelijk: in een gebied waar het - vooral als het gaat om benamingen voor ‘oud versleten paard’ - wemelt van de ka- woorden, is men kabal op gaan vatten als een formatie met ka-. Voor deze tweede verklaring voel ik persoonlijk het meest, vooral ook omdat er voor bal - in tegenstelling met de woorden ju, juut, guil en ruin-geen betekenis ‘(oud versleten) paard’ bekend is. In het bovenstaande heb ik slechts een gering aantal benamingen voor ‘oud versleten paard’ behandeld; in het materiaal - dat geen opgaven voor Noord-Nederland bevat - komen er wel meer dan 50 voor, woordgroepen als oud paard, oude hengst, afgeleefd of aftands paard nog buiten beschouwing gelaten. Om al deze benamingen op hun juiste waarde te kunnen beoordelen zal een uitgebreider onderzoek nodig zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||
Het leek mij interessant om deze Nederlandse ka-woorden, die zo frappant overeenkomen met een aantal Franse ca-woorden, eens een de orde te stellen, vooral ook omdat Bouman bij zijn bespreking van het voorvoegsel ka- geen gebruikt heeft gemaakt van dialectmateriaal. Bij de kaart. De woorden anlautend met ka- beperken zich tot Oost- en West-Vlaanderen, er komt slechts één ka-opgave oostelijker voor: kajuut, K 296. Het ju-gebied strekt zich verder naar het Oosten uit. De kajuut-opgaven liggen midden in dit gebied, ju en kajuut komen ook wel naast elkaar voor in één plaats. De kaguil opgaven liggen weer binnen het kajuut-gebied; het simplex guil komt daar niet voor. Kabal en bal beperken zich tot de omgeving van Ruisbroek (I 222). In Noord-Brabant, de beide Limburgen en in de oostelijke helft van de provincie Antwerpen blijkt geen van de behandelde woorden bekend te zijn. J.B. Berns. |
|