Eenzaat
In een van mijn colleges had ik eens toevallig gesproken over het woord ‘eenzaat’, dat voor mij een gewoon zuidnederlands (misschien alleen Vlaams?) woord is - geen dialektwoord, maar een woord uit de Zuidnederlandse beschaafde taal - dat ik totnogtoe in geen enkel Nederlands woordenboek aantrof. Ik vreesde dat het woord bij de jeugd onbekend zou zijn, maar dat was niet het geval. Ik heb het meer dan eens bij Vlaamse auteurs aangetroffen, meestal als éénzaat, maar ook een paar maal als ‘eenzaad’, wat ik eerst dacht een zetfout te zijn, want het mv. is wel degelijk: eenzaten.
Het Mnl. kende ‘eensater’ (kluizenaar) en Kiliaan (1777) vermeldt ‘een-saeter / een-sidler, Eremita’. Ik heb er enkele 18de en 19de-eeuwse woordenboeken op nageslagen en de bekendste Zuidnederlandse idiotica, maar zonder veel succes. In het Volledig Nederduitsch-Fransch Woordenboek (1861) van Van de Velde en Sleeckx vond ik ‘eenzaat’ niet, maar wel Eenzater, z.n.m. (oud). Hermite, m.
Een paar dagen nadien bracht een student mij een knipsel uit Elsevier van 28 mei 1966 (Tentoonstellingen ‘Aandacht voor object’, dr. W. Barten), met volgende tekst: ‘Na Ensor gaat dit Vlaamse realisme verschillende wegen. Literair-symbolisch bij de groep van Latem, met Abeele, de Saedeleer (twee prachtige landschappen) en van de Woestijne. Ruiger en religieus staat Jacob Smits als eenzaad hiernaast, die op onnavolgbare wijze de Christusverhalen terugbrengt tot Kempische gebeurtenissen.
Het woord schijnt dus niet alleen bekend, maar ook gebruikt te worden.
W.P.