Voor Edgard Blancquaert
Ge zijt weeral ouder geworden en verjaard, hoe komt dat toch en het schoonste van al, ge slèpt uw vrienden mee die slechte weg op. Maar ik klaag toch niet, want met mannen gelijk gij is het nog een bekken te doen van bergop te gaan, ik wil zeggen bergaf. Gij bekent tenminste uw ouderdom, gij stoeft niet dat ge vijftien jaar jonger zijt, om ons het gedacht te geven dat we tien jaar ouder zijn. Met u is een mens op zijn gemak. En ge hebt mij eens gezegd, ik heb dat altijd onthouden, dat ge er mee leert wat belang heeft en wat niet. En dat ge 't liefste van al nog eens te Opdorp op uw rug in een waa zoudt liggen. Nu heb ik dat te Lonneseel Aa niet dikkels gedaan, omdat daar zoveel kiekeren lopen en als ge u daar niet in 't een of 't ander van die kiekeren neerlegt, zit ge sevliegens vol murezijkers, ge weet dat het daar zandgrond is. Maar elke keer dat ik als meneer de inspecteur van de openbare bibliotheken erkend door de Staat, naar dat bibliotheksken van de zusters van Opdorp in de maskensschool ging zien, leerde ik op mijnen toer ook wat belang heeft en paasdeken hoeveel liever ik daar met u op mijn hukken tegen een boom zou gezeten hebben in 't ges en naar de koeitsers zien als ze aan 't koeitsen zijn. En rezzeneren of de bal kwa was. Ge zijt een goeie koeitser geweest, ik weet het. Ik ook. Ge zult gij ook wel tegen die van Malderen gespeeld hebben. Ik ook, als tweede keerder. Zes spelen gelijk, veertig gelijk en keer ik de leste bal niet grat de haag in. Dat vergeet een mens nooit niet meer. En als 't koeitsen gedaan is en we zijn stijf gezeten, want wij zijn dat leeg zitten op ons hukken niet meer gewoon gelijk de mensen van bij ons, hewel ja, ons dan getwenen neffenseen op onze rug in 't ges leggen, dat zou ik eens geren doen, dat heeft belang. Op de grond liggen van waar we voortkomen, van waar we vertrokken zijn en naar de hemel zien die we altijd in 't oog gehouden hebben om onze weg te zoeken. Niet de mensen, of toch zo lutter mogelijk.
Niemand mag van zijnzelven zeggen dat hij zijn weg gevonden heeft, maar ik mag het zeggen van u. Word gerust ouder, verjaar op tijd en stond.
Gerard Walschap