Taal en Tongval. Jaargang 14
(1962)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
De benamingen voor de ham in Belgisch-LimburgIn Onze Taaltuin 7 (1938-39), blz. 112-113 publiceerde J. van Ginneken negen ‘Sp-kaarten’. Een daarvan biedt, ofschoon het de auteur om de sp/ps-wisseling te doen was, ook woordgeografie. Dat is het kaartje ‘ham’. Volgens dit kaartje is hesp/heps het Zuidnederlandse woord: het bestrijkt gans Vlaams-België en stukjes van Zeeland en Noord-Brabant. Ham is er het westelijk Noordnederlandse woord en schink het Oostnederlandse (het bezet de zgn. ‘Saksische’ hoek en Nederlands-Limburg). Grootaers, die zoals men weet, over de kaartjes van Onze Taaltuin slechts matig te spreken was, merkt hierbij aan ‘dat de kaartjes hesp en berispen voor Belg. Zuidlimburg fout zijn; beide woorden zijn er onbekend: schouder en bekijven treden in de plaats er van’Ga naar voetnoot(1). Uit kaart 1Ga naar voetnoot(2) blijkt niet alleen dat Van Ginneken de Belgisch-Limburgse feiten geweld heeft aangedaan, maar ook dat Grootaers ongelijk had de toestand in zijn geboortestad Tongeren ‘Belgisch-Zuidlimburgs’ te noemen: feitelijk bezet hesp een groter deel van Belgisch Zuid-Limburg dan schouder! Drie gemeenten uit het uiterste N van de provincie gebruiken het woord uit de cultuurtaal, ham. Over de verdere verspreiding van ham in de buurt van de Nederlands-Belgische grens wordt beneden gehandeld. Voor de etymologie en oude vormen, zie Franck-van Wijk, 228, WNT V, 1726 en J.W. Muller, Ham en Boterham, Ts. 15 (1896), 1-33. Als grondbetekenis wordt ‘kromming, buiging’ aangenomenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 168]
| |
Het Z.-O. van de provincie noemt de ham schink. Het schink-gebiedje is een westelijke uitloper van een groot Duits Schinken-gebied, hiermee verbonden door het eveneens schink zeggende Z. van Nederlands-LimburgGa naar voetnoot(4) en het N.-O. van de provincie LuikGa naar voetnoot(5). Zie voor de ver- | |
[pagina 169]
| |
spreiding van Schinken in het Rijnland kaart VII 28 in het Rheinisches Wörterbuch; voor de etymologie o.a. Kluge18, 650-651 en Franck-van Wijk, 581 i.v. schenkel. De ablautvariant schonk wordt gebruikt in het N.-O. van de provincie. De schink/schonk-grens zal waarschijnlijk wel de Maas oversteken; de Nederlands-Duitse rijksgrens overschrijdt zij blijkens de gegevens van het Rheinisches Wörterbuch 7, 1141 v.v. wel niet meer, of althans niet zeer ver. Het Rheinisches Wörterbuch kent schonk wel, maar dan voor het Moezelfrankische gebied; voor het N.-W. van het Rijnland wordt het niet vermeldGa naar voetnoot(6). In Nederlands-Limburg is schonk bekend in de dorpen tussen Roermond en WeertGa naar voetnoot(7). Een gebiedje in het Z., rondom de stad Tongeren Q 162, gebruikt de term schouder. Dit is in de rest van Limburg de naam voor de voorbout van een varken. Ter onderscheiding kan men in het Tongerlandse schouder-gebied de voorbouten voorste schouders en de achterbouten achterste schouders noemen. Schouder ‘achterbout’ is een geval van meertoepasselijkheid van de naam van een lichaamsdeel, dat men geneigd is te vergelijken met gevallen als Vlaams-Brabants kaak voor ‘wang’ en ‘kaak’, Zuidndl. bil voor ‘dij’ en ‘bil’, Noordhollands been voor ‘voet’ en ‘been’ en het in enkele taalgrensdorpen bij Tongeren voorkomende baard voor ‘kin’ en ‘baard’. Het onderscheidt zich echter van deze gevallen, doordat de twee lichaamsdelen die erdoor aangeduid werden, niet rechtstreeks aan elkaar vastzitten. Schouder ‘achterbout’ zou men met wat goede wil een metafoor kunnen noemen; de meertoepasselijkheid van de naam berust op een identificatie van twee voorstellingen die men elders door afzonderlijke benamingen heeft leren uiteenhouden. Bij kaak, bil, been en baard is er geen identificatie van twee voorstellingen; er is slechts één voorstelling, maar dan een die afwijkt van die van de A.B.N.-spreker. Die afwijkende voorstelling hangt samen met een andere anatomische visieGa naar voetnoot(8). De westelijke helft van Belgisch-Limburg noemt de ham hesp. Het | |
[pagina 170]
| |
kaartje van Van Ginneken suggereert dat deze benaming in gans Vlaams-België gebruikt wordt. Hesp wordt ook vermeld door alle Zuidndl. idiotica, behalve Tuerlinckx en RuttenGa naar voetnoot(9). Uit het materiaal van de Zuidnederlandse Dialectcentrale te Leuven (lijst 1, woord 89 en lijst 24, woord 40) blijkt dat hesp algemeen verspreid is in de provincies (Vlaams) Brabant, Oost-Vlaanderen en ook in Antwerpen, afgezien van het uiterste N, en in een groot deel van West-VlaanderenGa naar voetnoot(10). Het woord wordt voor etymologisch identiek gehouden met een gelijkluidend woord voor ‘(deur)hengsel’ (Vgl. WNT VI, 679; Deutsches Wörterbuch IV2, 543-544; Vercoullie3, 131); het zou dan een stamvariant met umlautsfactor kunnen zijn naast mnl. haspe ‘haspel, streng garen’, waarvan haspel een afleiding is (Vgl. Van Haeringen, Suppl., 66 en Franck-Van Wijk, 234). De grondbetekenis zou dan dezelfde zijn als bij ham: ‘buiging, bocht’. Men neemt aan dat de medeklinkerverbinding -sp- uit -ps- ontstaan is. De heps-vormen in het westelijk Lonerlands op mijn kaartje zetten echter niet de oorspronkelijke toestand voort: zij vertonen rekking (en diftongering) van de stamklinker. In een groot deel van Belgisch Zuid-Limburg worden korte klinkers in gesloten syllabe gerekt voor een fricatief. Ons heps-gebiedje valt in dat rekkingsgebiedGa naar voetnoot(11). Men moet dus aannemen dat hier de fricatief s eertijds aan de p voorafging. De (nieuwe) Lonerlandse metathesis in heps is dus jonger dan de rekking van korte klinkers voor fricatief in Belgisch Zuid-Limburg. Hesp ‘ham’ is, ofschoon het door de woordenlijsten voor taalzuivering bestreden wordt, een typisch voorbeeld van wat we met Van Haeringen een ‘Belgisch beschaafd Nederlands’ woord zouden kunnen noemen. Het behoort tot de actieve woordenschat van bijna iedere Vlaming die A.B.N. tracht te spreken, ook tot die van de intellectuelen uit de oostelijke helft van Belgisch-Limburg. Op prijslijsten in slagerswinkels, ook uit de schonk-, schink- en schouder-gebieden treft men onveranderlijk voor ‘ham’ de term hesp aan. Ham daarentegen is in de betekenis ‘achterbout van een varken’ ofwel onbekend, ofwel wordt het als een typisch ‘Hollands’ woord beschouwd. Het gebeurt wel meer dat Limburgse ‘beschaafdsprekers’ in plaats van het inheems dialectwoord het Brabants, tevens ‘Belgisch beschaafd’ synoniem gebruiken, in de over- | |
[pagina 171]
| |
tuiging dat zij op die manier beter A.B.N. spreken. Zoals bij ham is dan het woord uit de (Noordnederlandse) cultuurtaal dan onbekend, ofwel wordt het als typisch ‘Hollands’ beschouwd. Zo staat ‘Belgisch beschaafd’ voorschoot ‘schort’ boven de Limburgse dialectwoorden vurk, scholk en schottel; ‘Belgisch beschaafd’ schuif ‘lade’ boven het Limburgse laai; ‘Belgisch beschaafd’ tas ‘kop’ boven Limburgs zjat, enz.Ga naar voetnoot(12). Ook in dialectisch opzicht wordt hesp meer en meer het Vlaams-Belgische woord, tegenover het Noordnederlandse ham. Te St.-Huibrechts-Lille L313 is /håm/ het oude dialectwoord; de jongeren zeggen er meestal /hɛ˔sp/. In de provincie Antwerpen komt ham alleen in het aan Nederland grenzende N voor. Corn.-Vervl., 556: ‘Hesp, ook Heps, znw., v. - Wordt overal gebruikt voor het Holl. HamGa naar voetnoot(13), Fr. jambon. Nochtans, in 't N. der Kemp. hoort men ook wel ham’. Corn., 270: ‘Ham in de beteekenis van deel van 't varken hoort men enkel in 't N. der Kempen; overal elders zegt men hesp, bij methatesis (sic) heps’. In het materiaal van de Zuidnederlandse Dialectcentrale zijn er ham-gegevens voor Meerle en Baarle-Hertog; Poppel en Essen hebben er ham naast hesp. In deze noordelijke strook van de provincie Antwerpen blijkt ham door hesp verdrongen te worden. Goossenaerts, 270 stelt dit althans voor Kalmthout vast: ‘Nog in 1907 klonk eps te K. voornamer dan ham en was, althans bij de ingezetenen, dan ook zeldzamer. Ao 1952 is eps meer in gebruik dan ham. Invloed van de winkels’Ga naar voetnoot(14). In Noord-Brabant is het omgekeerde gebeurd; het verdringingsproces van hesp door ham is er zo goed als voltooid. De Bont, 240 tekent bij het ver- | |
[pagina 172]
| |
ouderde Oerlese hespelschenk ‘hammebeen’ aan: ‘Het Oerlese hespelschenk en het Astense hespeschenk doen zien, dat het woord hesp(e), dat nu alleen in Belgisch Zuid-Nederland gehoord wordt, voorheen een groter verbreidingsgebied heeft gehad’. Ook in Zeeland wordt hesp door ham verdrongen. Het Woordenboek det Zeeuwse dialecten, 331 geeft hesp op voor een aantal plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen en voegt erbij: ‘Vooral in de grensstreek’. Vooral is het vermelden waard dat Kloetinge op Zuid-Beveland ‘nog bek. b. ouderen: ʹupse’ heeft. Waarschijnlijk zal dus binnen afzienbare tijd de woordgrens ham/hesp ‘varkensbout’ volkomen met de rijksgrens samenvallen. In het uiterste Z.-W. van ons taalgebied ligt er, geïsoleerd van het grote noordelijk ham-gebied, nog een tweede ham-gebiedje. Uit het materiaal van de Zuidnederlandse Dialectcentrale blijkt dat hamme in heel Frans-Vlaanderen wordt gebruikt. De twaalf inzendingen voor deze streek gaven allemaal hamme. In het daarbij aansluitend W. van West-Vlaanderen gaven De Panne, Nieuwpoort, Veurne, Wulveringem, Lo, Gistel, Schore, Hoogstade, Poperinge, Ieper, Zuidschote, Koekelare eveneens hamme op, vaak naast hesp. Dit laatste moet er wel als een jongere indringer beschouwd worden. Blijkbaar heeft dus een hesp-expansie in westelijke richting het ham-gebied in jongere tijd in tweeën gesplitst. In het zuidwestelijk relictgebiedje staat het echter heel wat minder schitterend met de levenskansen van ham dan ten N van de Nederlands-Belgische rijksgrens. Hierboven heb ik er de nadruk op gelegd dat ham in het ‘Belgisch beschaafd Nederlands’ en in de meeste Vlaamse dialecten niet gebruikt wordt ‘in de betekenis varkensbout’. In Belgisch-Limburg schijnt het echter, meestal in de diminutiefvorm, toch een kans te krijgen, maar dan in de betekenis ‘hieltje van een ham’. Zoals het kaartbeeld (kaart 2) uitwijstGa naar voetnoot(15), is hier Maastrichtse invloed aan het werk. Endepols, 131 zegt van ham: ‘Steeds in de verkl. hemke gwl. met de bet. van varkensboute b.v. in de erretesop huurt 'ne poet en 'n hemke’. Uit het voorbeeld blijkt dat dit ‘varkensboutje’ het deel tussen de ham en de voet van het varken is. Zie ook de afb. op blz. 448 in Endepols. Of het diminutief van ham te Maastricht een oud woord is in deze betekenis, ofwel of het te Maastricht in jongere tijd aan het A.B.N. ontleend werd, maar dan in een afwijkende betekenis, kan ik niet uitmaken. Wel mag | |
[pagina 173]
| |
men aannemen dat het in het Z.-O. van Belgisch-Limburg een synoniem van de jongste laag is, dat de oude termen schenkel en hees verdringt. Wat moet men over de verder naar het W en het N liggende ham-eilandjes denken? Zij zijn ongetwijfeld heel jong: ham wordt hier sedert hoogstens enkele decennia gebruikt, zoals uit mijn enquête bleek. Rechtstreekse Maastrichtse invloed is hier minder waarschijnlijk. Blijkens een vriendelijke mededeling van Prof. Pauwels wordt hammeke ‘hieltje’ algemeen gebruikt te Leuven en te Aarschot en in de hele omgeving. | |
[pagina 174]
| |
Het woord schijnt er vrij oud te zijnGa naar voetnoot(16). Over de precieze omvang van het Zuidbrabants hammeke ‘hieltje’-gebied ben ik jammer genoeg niet ingelicht. Alleszins moet er met minstens twee uitstralingshaarden van ham ‘hieltje’ in Zuid-Nederland rekening gehouden wordenGa naar voetnoot(17): een Maastrichtse en een Vlaams-Brabantse (Leuven-Aarschot). Het verspreid voorkomen van hemmeke in westelijk Belgisch-Limburg is dan wel eerder aan Brabantse dan aan Maastrichtse invloed toe te schrijven. In Belgisch-Limburgse slagerswinkels wordt het diminutief van ham reeds vrij veel gebruikt in de betekenis ‘hieltje’; het woord breidt zich zo steeds verder uitGa naar voetnoot(18). De mogelijkheid bestaat dus, dat in de toekomst de tegenstelling tussen Noordnederlands ham en Zuidnederlands hesp nog sterker geaccentueerd wordt, doordat ham in gans het O van Vlaams-België ‘hieltje van de ham’ gaat betekenen; in deze laatste betekenis schijnt echter in Noord-Nederland de term hesp voor te komen! Van Dale8 geeft het zonder de aanduiding ‘gew.’ of ‘Zuidn.’ in deze betekenis op.
J. Goossens |
|