in het Zuiden blijkbaar talrijker en regelmatiger. Ook organisatorisch is de noordelijke afdeling minder vast dan de zuidelijke. Er is wel overwogen, het Nederlands centrum de vorm van een stichting te geven, met regelmatige wisseling in het bestuur, teneinde zo een ruimer mogelijkheid te scheppen tot gezamenlijke ondernemingen. Dit plan heeft echter geen algemene instemming kunnen verwerven: sommige leden zagen in de strakke reglementering en de verdere formaliteiten die de stichting zou meebrengen, meer bezwaren dan voordelen.
Het Nederlandse Centrum heeft zijn activiteiten over het algemeen meer in de bijeenkomsten met de zuidelijke vakgenoten dan op eigen terrein ontplooid. Voor de plenaire vergaderingen hebben zijn leden talrijke inleidingen gehouden. In een van de eerste vergaderingen besprak Michels het fragment Van den Serpent om de moeilijkheden verbonden aan het excerperen en ficheren aan te tonen. Kort daarop gaf Van Es zijn versie op het excerperen van teksten en in een andere vergadering behandelde hij op uitdrukkelijke uitnodiging van zijn medeleden de grondslagen en toepassing van de stilistische grammatica volgens de Groninger methode, welke inleiding als een voorstudie voor zijn uiteenzetting over deze materie in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde beschouwd zou kunnen worden. Het Taalgids-artikel van Van Haeringen over de uitspraak van het Middelnederlands is geschreven nadat de stof door hem in het Centrum aan de orde was gesteld.
Andere kortere of langere mededelingen door leden van het Nederlandse Centrum handelden over het materiaal uit de wetenschappelijke nalatenschap van De Vooys, over de werkzaamheden van het internationaal comité voor paleografie, over de P.-C.-Hooft-editie, de uitgave van Grotius' poëzie, de Trivium-reeks, over de nieuwe grondkaarten ten behoeve van het taalgeografisch onderzoek en omtrent verscheidene door de leden zelf inmiddels begonnen of reeds voltooide uitgaven. Soms dijden de mededelingen tot ware lezingen uit. Dat kan b.v. gezegd worden van Michels Middelnederlandse dialectologie en rechtsgeschiedenis, van de mededeling van Van Es over Het Woordenboek der Saksische dialecten, van Heeroma's referaat over de geschiedenis van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de mededeling van Kloeke die tot titel droeg: Over een paar nieuwe kaarten, bij welke gelegenheid hij de taalkaarten: tafella, hij slaapt, meel, mij en zout behandelde.
Een zuiver wetenschappelijke problematiek werd geboden in de inleiding van Kloeke, ‘Hoe kan men langs taalgeografische weg komen