Prof. dr. Theodor Frings 70 jaar
Op 23 juli 1956 werd Prof. Dr. Th. Frings 70 jaar. Te dezer gelegenheid werd hem een feestalbum aangeboden, dat verscheen als nr. 8 van de Veröffentlichungen des Instituts für Deutsche Sprache und literatur van de Deutsche Akademie der Wissenschaften zu Berlin, en sprak ik vóór de Belgische Nationale Radio Omroep volgend huldeadres uit voor deze grote Duitse taalgeleerde, die ook het Nederlands zo vaak in zijn wetenschappelijk onderzoek heeft betrokken:
Vandaag te 11 uur wordt in de senaatszaal van de Universiteit te Leipzig de 70ste verjaardag van de grote Duitse germanist Prof. Dr. Theodor Frings gevierd, en om deze hulde een blijvende luister te verlenen, wordt van 25 tot 28 juli te Berlijn een internationale werkvergadering belegd van het Instituut voor Duitse Taal en Literatuur van de Duitse Akademie van Wetenschappen.
Waarom wij hier de 70ste verjaardag van Professor Frings vermelden? Wel, omdat hij niet alleen één van de meest vooraanstaande figuren is uit de Duitse filologie, maar omdat ook de Nederlandse taalkunde en literatuur hem veel verschuldigd zijn.
Theodor Frings is een Rijnlander. Hij werd geboren te Dülken, een veertig kilometer van Venlo. Hij studeerde te Marburg en te Leipzig en werd achtereenvolgens professor te Bonn en te Leipzig, thans de enige universiteit in Oost-Duitsland waar Nederlands gedoceerd wordt.
Als taalkundige ging de aandacht van Frings natuurlijk in de eerste plaats naar de dialekten van het Rijnland, zijn geboortestreek. Maar zeer vlug had hij ingezien, dat men zich bij het dialektonderzoek niet mag laten beperken door de staatsgrenzen en dat bij de studie van de Rijnlandse dialekten ook die van het hiermee aansluitend Limburg moet worden betrokken. Hiervoor getuigt o.m. de studie die hij, samen met Van Ginneken, uitgaf over de geschiedenis van het Nederfrankisch in Limburg, waarin de nadruk wordt gelegd op de grote taalkundige expansie die in de middeleeuwen van het kultuurcentrum Keulen is uitgegaan en waardoor ook onze zuid-oostelijke dialekten sterk werden beinvloed.
Dat onze streken een grote rol hebben gespeeld in de evolutie van het Germaans en dat de studie van het Nederlands en van zijn dialekten onontbeerlijk is voor wie klaar wil zien in deze evolutie, heeft Frings nog aangetoond in zijn werk over Die Stellung der Niederlande im Aufbau des Germanischen.
De tijd ontbreekt ons om de andere, zeer belangrijke en talrijke werken van Frings even aan te halen. Toch wil ik wijzen op het lijvige materiaal dat hij verzamelde over onze dichter Hendrik Van Veldeke en op de kritische uitgave van de Epische Werke van deze dichter, waaraan hij de laatste hand legt.
Niet alleen aan de geleerde, maar ook aan de mens wil ik hulde brengen want Frings is, evenals zijn echtgenote, de verpersoonlijking van de Rijnlandse gulhartigheid, vriendelijkheid, voornaamheid en hoffelijkheid.
Ik had het genoegen deze winter de jarige te Leipzig te ontmoeten en een paar dagen in zijn gezelschap door te brengen. De jaren hebben geen vat op deze rijzige geleerde, die nog steeds met entoeziasme zijn wetenschappelijke bedrijvigheid